GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN GEZAG.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN GEZAG.

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

Wanneer we vragen, , welk het wezen is van het gC'zag, dat de opvoeding behoeft, dan herin-• neren we er aan, dat we reeds een vorig maal zeiden, dat dit gezag allereerst is dat van het principe, van de idee, waardoor het leven wordt beheerscht. De opvoeding behoort stuur te geven aan het leven, en er is in het leven geen macht en geen - gezag, en er is voor het leven geen richting, wanneer achter die macht en achter dat gezag geen idee is, die dal alles draagt.

Het gezag, idat bij de opvoeding invloed oefent, is deswege alleen dan van blijvende beteekenis voor het leven, indien het ideale goederen brengt tot het kind. Het kind staat krachtens het kind-zijn allereerst onder het ^ezag Gods, en de ouders hebben over hun kind het gezag, omdat God hen oudergezag en ouderrecht gaf.

Als zoodanig moeten de kinderen dan oök O'p den. du u r het gezag d'er ouders leeren zien.

Maar nu draagt onze God Zijn gezag, het gezag van Zijn wil, voor een goed deel over op' de ouders. Zij zijn het, die Hem bij hmi kinderen vertegenwoordigen, en zij zijn het, die de bevelen en beloften Gods, die door 'Gods gezag gedragen worden, aan de kinderen overbrengen. Dat Icind leeft, zeker tot ongeveer het dertiende jaar, voornamelijk bij het concrete, bij het onmiddellijk waarneembare en tastbare. En het bevel Gods, rechtstreeks uit Gods Woord vernomen, spreekt tot hen schier niet, wijl ze behoefte hebben aan het onmiddellijk contact met het bevel en met den drager van het gebod.

Daarom zullen de ouders, 'die hun roeping verstaan, hun wil conformeeren naar den wil Gods, diet! zij kennen, en ze zullen zelve met gezag het gebod Gods brengen 'tot hun kind.

Aan dat gezag heeft het kind dan te gehoarzamen. <

Om dubbele reden.

In de eerste plaats toch heeft het kind vader en moeder te gehoorzamen, juist omdat ze vader en moeder zijn. Het kind is onderworpen aan die ordinantie Gods, waarbij het zich geheel heeft te voegen naar den wil der ouders. Het heeft zelf tiog geen persoonlijkheid in dien zin, dat zrijn wil zou mogen aangeven, wat in zijn leven zal geschieden, indien niet zeer nadmkkelijlc' deze begeerte of wil door de ouders als goed is gestempeld|.

De volkomen gehoorzaamheid mag — neen, moet dus door de ouders van het kind worden gevraagd.

Wanneer een vaider iets beveelt, en het kind vraagt onwillig: „waarom moet dat nu? ", dan heeft de vader het vaderrecht om te zeggen: „dat moet, omdat vadeir het zegt". Het kind heeft te leeren zijn wil aan dien van vader ondergeschikt te weten, zoolang het kind is.

In de tweede plaats heeft het kind' zijn ouders evenwel óók te gehoorzamen, omdat ze den wil Gods aan dat kind duidelijk maken; de kiiideren zijn alzoo gehoorzaamheid aan hun ouders schuldig, om de hoogheid van de oudbrs en om de heili, gheid van hun gebod. Ze hebbeai gezag alsouders, en hun woord heeft alzoo gezag, oimdat het het woord van vader en moeder is; en tevens heeft hun woo-rd gezag, wijl ze (indien juist handelende) Gods ordinantie en bevel voor het kind duidelijk maken.

Nu mag niet worden vergeten, dat het de taak van ouders en opvoeders is, het kind opi te voeden tot zelfstandigheid. Het kind zal eens geheel opzichzelf komen te staan voor eigen verantwoordelijkheid, en straks (och, toch feitelijk' na luttele jaren, — hoe snel vliegt een kwart-eeuw!) zal het kind zelf weer tot opvoeden worden geroepen.

Daarom moet alle opvoeding leiden tot zelfstandig inzicht, zelfstandig handelen, zelfstandig den weg gaan; daarom moet alle tucht uitloopen op zelftucht.

Zal dit geschieden, Id^ is het noodig, dat er, in verband met den eigen aard van het kind geleidelijke ontwikkeling in de opvoeding zij. Bet kind, dat eerst alleen het gezag van vader en moeder ziet, moet al meer leeren verstaan hun gebod, zoodat het al meer worde een gehoorzamen van het gebod om der wille van Hem, die met gezag gebiedt.

Maar dat brengt mede^ dat, voorzoover zulks mogelijk is, het kind, naarmate het inzicht ontving, ook al meer licht ontvange over den z i n van een gebod, en over de beteekenis van hetgeen met gezag tol het kind gebracht wordt.

Niet alsof ook maar eenmaal de gedachte, , , gewekt mocht worden, dat we gehoorzamen, omdat we begrijpeir of „inzooverre" we begrijpen. Neen, van meet af moet het den kinderen duidelijk gemaakt worden, dat we gehoorzamen, omdat God wil, dat we aan Zijn gebod ons onderwerpen. Maar als die innerlijke gesteldheid van genegenheid om te gehoorzamen bij ons is, dan zullen we de ordeningen Gods mogen verstaan in hun zin, voorzoover God ons daarover licht geeft.

Zoo komt er dus allengs in het leven een zich terugtrekken van den perso'on, die het gezag draagt, opdathèt Gezag al meer spireke. ^^0i-ji

Zeker, ook voor oudere kinderen blijft de eisch, dat ze hun ouders „need'rig eeren", maar zij krijgen allengs een dergelijke uitbreiding van den levenskring, dat ze tallooze malen zullen worden geroepen, om zelfstandig te beslissen. En heel de opvoeding moet'daarheen gericht zijn, dat de jonge menschen van meet af de riciht-lijnen ontvangen, waarnaar, ze hun gedraging en houding hebben af te meten en te bepalen:

Opmerkelijk is het nu, te zien, hoezeer het kind geheel op een opivoeding met gezag is aangelegd.

Zeker, ik weet wel, dat juist in onzen tijd het gezag van ouders en opvoeders bij de kinderen in 't algemeen niet zoo heel bizonder gewild is.

Ik weet echter ook. dat wellicht nooit in, , de laatste eeuwen zooveel jeugdige wrakken Q^ïfle.l wereld ronddoolden dan thans. • : #;

Er is een angstwekkend aantal van jonge menschen, 'die, toen ze twaalf a veertien jaar waren, al precies wisten, wat ze wilden, en die geen ouderlijk gezag meer erkenden, die toen „eigen meester" waren, naar ze dachten; — die evenwel spoedig merkten zichzelf geen meester te-zijn, die dra ontdekten, dat ze niet wisten, wat ze wilden, en 'die ten slotte verongelukken, omdat ze niet willen, wat §e als goed kennen en die niet kennen, wat ze onbewust willen; — jonge menschen, die zoo haastig opschieten, als een rank zonder steun en stok, en die op een hoogte, waar 't bij een plant, die steun heeft, bloeie'U gaat, geknakt worden^^en, . in 't stof en vuil omkom'Cn. 'WiÉ •;

In hun ontkenning van de stelling, dat het noodig is voor het kind, zich aan 't gezag te onderwerpen, zijn deze .jonge menschen juist voor die stelling het sprekend bewij's.

Bij ontleding evenwel van de ziel van het kind merken we telkens, hoezeer het kind om het., gezag als vraagt. ' Ü^'-'tl

Er is bij het kind het uitstrekken van de handen als van een, die smeekt om steun.

Dat het kind lichame'Ujk alle hulp behoeft': '-'^. 't is niet eens noodig, dit ook maar eenigszins in den breede te betoogen. Dat ook hier het gezag, het g e b o d, het besliste optreden der O'uders zoo heel veel moet redden, moet vorjnen, moet geven — ieder weet het. ^Mê^èffÊ

Maar voor het geestelijk leven is zulks niet minder waar.

In het fantasieJeven van het kind zijn de vader en de moeder, de sterken, de wijzen, de helpers, de grooten, de liefdevollen. Het kind heeft in vader en moeder het beginpunt van de wereld en het eindpunt van zijn schrik en zijn vreezen; de aanvang van zijn herkennen en het eind van zijn vragen; de ocjrsprong van zijn spraak en het doel van 'duizend babbeltjes. Dat kindje 'rust met heel zijn zieleleven in het leven van vader en moeder. Zij zijn de grooten. Hun gezag overstraalt \Teugdevol heel het leven.

Dat de ouders hier een roeping hebben 'dezen aanleg van het kind te verstaan, en deze kostelijke gave niet te schaden — we spreken daarover, als we handelen over de dragers'van het gezag. In deze eerste periode evenwel wendt het kind zich zoo gemakkelijk tot hen, wier gezag het blijde erkent, 'dat er niet zoo heel grO'Ot gevaar is, den^ aanleg van het .'kind te miskennen.

Anders wordt het echter in de tweede periodfe.-Zoo na. 't zesde levensjaar. r> i

Dan gaat het kind werken met de wereld der voorstellingen. Het gaat telkens opnieuw vragen naar de werkelijkheid. De „werkelijkheidsfanaticus" ontwaakt. En er komt in het leven de neiging van zelfstandig zien; zelf weten; aelf onderzoeken. Nu is deze neiging nog wel beperkt tot de tastelijke en zie'ulijke wereld, maar juist nu looip't men gevaar den aard 'van het kind te miskennen. Innerlijk heeft het kind er nog steeds behoefte aan het gezag té moeten erkennen in zijn volle heerschappij over al .zijn levensuiting. Als het gelijk heeft, en juist heeft gezien, mag het. weten, , dat het goed zag; maar wanneer het zich vergiste, moet het zien, 'dat het feil ging.

Maar er is meer.

Het is van niet te overschatten beteekenis, dal het kind — dat O'ok in de eerste, periode gehoorzamen moet — vooral in dtzen tijd de onvoorwaardelijke gehoorzaamheid leert betrachten.

Met het oog op de verdere ontwikkeling is dal zoo noodig.

Het moet nu reeds Ic'eren de gedachten gevangen te geven.

En juist door dat te doen wordt het kind gelukkig-Het moet nog zijn hoofd kunnen neerleggen, met

de gedachte; dat de leiding ©n • het bestuur van vader en moeder zoo uitnemend zijïi.

Niet alsof 't dat onmiddellijk na bel ingrijpen zal toegeven.

Maar jvel zóó, dat het dat telkens weer achteraf ziet.

Dan juist zal het kind zich gelukkig gaan voelen, als het gaat langs rechte ©n vast© baan.

Rechtuit — loopen leer en — aan de hand van vader en moeder.

vader en moeder. Zal 't zóó evenwel worden voor het kind: het vinden van de rust bij het kennen van het Gezag, dat vastheid geeft voor het leven, dan moet van de prilste jeugd af aan, dat.kind tot gehoorzaam liefhebben en liefhebbend gehoorzamen worden opgehracht.

Zoo zal 't kind sterk worden. Wie weet te buigen als kind, zal als volwassene sterk kunnen zijn:

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN GEZAG.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 april 1927

De Reformatie | 8 Pagina's