GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Mijn zoon Absalom!

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Mijn zoon Absalom!

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

Mijn zoon Absalom, mijn zoon, mijn zoon Alisalom! och, ilat ik, ilc voor U gestorven ware, Absalom, mijn zoon, mijn zoon! 2 Sam. 18:33b.

Uier is do Idachte van een vader over verloren zoon. een'

üe geschiedenis is zoo bekend!

Absalom, de door het volk verwende, de door zijn vader beminde, komt tot grootheids-waan. Hij zal koning zijn.

.\bsalom was de veelgeliefde; hij wordt de veelbeweende straks.

Zoo gaat 't zoo vaak; om kinderen weenen - 't geschiedt meest dan, •wanneer die kinderen '1 móést bemind zijn geweest; ja, maar dan met een liefde, die niet steeds de wijsheid vond.

Menigwerf klagen ouders over verloren kinderen -, als 't te laat is. Des te sterker is hier de drang om op te voeden, en voorzorg te nemen, voor zoover 't aan óns staat, vóór het te' laat is.

Maar niet dat is het wat in Davids klacht hel meest spreekt. We 'behiisteren hier een klacht van David over David zelf. Hij verstaat, dat er verband bestaat tusschen de feiten. Gods bestuur .is geen legkaart, waarvan de stukken toevallig in elkaar passen — neen, Gods bestel is een plant, die groeit; het één uit bet ander te voorschijn brengend.

En ongetwijfeld ziet David, da, t er een oordeel Gods is over zijn huis en over Israël. Die geschiedenis met Uria ligt achter. Er is een druk in Davids leven geweest (Ps. 51, Ps. 32); en hei besef, dat de Heere hem verdrukt en verdrijft (zie 2 yam. 16:10) is heel sterk bij hem.

Met Absaloms opstand hebben we weder het voorbeeld van dat typisch in elkaar verweven zijn van de zonde van den een, waardoor God toch terecht den ander kastijdt. Met de kromme stok van Absaloms opstand geeft God de rechte slag van de tuchtiging over Dalvids huis en over Israël.

Zooi is Gods bestel.

Maar wanneer dan straks weer David getuchtigd is en Israël de kastijdingen heeft ontvangen, dan komt Joab — de geweldige, die altijd zonder mededoogen doet, wat hij goed acht voor Davids troon — en hij is ongehoorzaam aan 't bevel van zijn koning; en toch is hij daarbij' degene, die het r ecih I oefent; de rebel-koningszoon wordt gedood.

Maar verstaat ge nu in Davids klacht de diepte? Hier is de klacht van één, die lijdt onder 't rechtdoen Gods.

En die toch dat recht zal moeten billijken.

Die toch het betuigen moet, dat Gods doen rechtvaardig is.

Zooi is 't bij de kinderen Gods zoo vaak.

Zij klagen over 't leed, dat hen treft. In bange klanken. In kreten, geperst uit de ziel. Maar dit is daaxbij 't geen de pij'n zooveel feller maakt: zij weten, dat hun zonde roept om straf.

En toch is dat ook weer genade van God, dat zij zóó zichzelf kennen.

Achter de bangheid vaai hun smart, die door zelfbeschuldiging wordt vergroot en verscherpt, gaat nu immers het genade-licht schijnen.

Want wanneer wij klagen over onze zonden, en wc roepen omhóóg met ons leed, dan komt er antwoord.

Ja, mits dan onze klachte niet geadresseerd blijft aan het vervlogen ideaal, maar mits we met oarze zélf aanklacht komen bij hèm, die den weg naar den Vader der vertroostingen eefis opende voor alle vermoeiden en belasten.

En zie nu, hoe dan Gods kinderen leeren verstaan, dat bij hun klachten juist dit licht geeft, dat ze leeren vertrouwen op Gods recht.

Dit is een mysterie, dat Gods kinderen leeren moeten, dat de zonde er ook is om hén de zondfe id te leeren. Dit moeten ze begrijpen, dat de beproeving er ook is, opdat ze bij de erkenning van eigen onmacht, de sterkte des Heeren zullen zoeken — ook al moeten ze dan dwars door de slagen heen, En dan wil David wel sterven voor. Absalom, In zijn groote smart krijt hij 'tuit.

; \laar wij menschen hebben genoeg aan ons eigen dood, zooals we genoeg hebhen aan ons eigen leven.

Wij, armen, kunnen VOOT onszelf niet sterven; hoe dan voor een ander? Als we 't hebben moe^ ten van óns offer — dan gaat 't mis — heelemaal mis...

Hoe gróót is de genade van onzen God, dat er één, Eén, is, die wel „voor anderen" gestoirven is.

En in Hém die VOOT de Zijnen stierf, is er achter de klacht, die VOOT het geloof toch immer tenslotte een klacht is om eigen zonde', steeds de jabel, steeds het Kcht...

Eén is er, die voor mij stierf.

En dat is het 'eeuwige leven.

.Tezus wil het zeggen tot verbrofcenen • e-n verslagenen van hart: „Mijn zoon... mij^n dochter ... ik — Ik... ik ben voor U gestorven..."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1927

De Reformatie | 4 Pagina's

Mijn zoon Absalom!

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 15 juli 1927

De Reformatie | 4 Pagina's