GeloofsvoIIiarding.
En het geschiedde ten einde van vele dagen., dat de beek uitdroogde, want er was geen regen in het land geweest. 1 Koningen 17:7.
Dat is voor Elia wel een zeer moieilijke tijd geweest, — toen de beek Krith begon uit te drogen.
Allicht zal de pro^feet aanvankelijk niet vermoed hebben, dat het daartoe komen zou. Hij wa.s vol moed en geloof na, a, r deze plaats gegaan, vertrouwende O'P' wat de Heere gezegd had: , , Verberg u aan de beek Krith, die voor aan de Jo^rdaan is; en het zal geschieden, dait gij uit de beek drinken zult; en Ik heb de raven geboden, dat zij u daar onderhouden zullen". En inderdaad, het geloof van •Elia wordt niet bescha, amd; die profeet leeft vele • dagen aan de beek Krith uit d'e hand Gods.
Maar toen is eigenlijk pas de moeilijke tijd gekomen, gelijk de geloofsvolharding ailtijd moeilijker is dan de eerste geloofsdaiad.
Want de beek droogde uit.
Neen, niet inééns. Zoo de bedding met ééa slag ware drooggelegd, het zou voor Eliia; niet zoO' zwaar zijn geweest. Zijn onstuimig heldengeloof was voor zulke incidenteele moeilijkheden wel gescihikt.
Maar het ging, volgens de medadeeling, dat „er geen regen in het land was geweest", den natuurlijken weg, — langzaam. Van dag tot dag stroomde het water met minder klacht van de hoogte; de bedding werd steeds smaller; eindelijk sloop nog slechts een dun straaltje kronkelend tusschen d'e steenen door.
Dat was het tartend vraagstuk, waarvoor Elia eiken dag weer geplaatst werd. Het sloeg hem niet neer als met een zwaard, maar het knaagde aan hem. De Heere had hem toch hier gebracht, en zou hem hier onderhoiuden. En nu dat uitdrogen van die beek, langzaam maar zeker Zou hij dan nog wel in Gods weg zijn? Wia: s dan hier nog wel zijne plaats? Gaf de Heere soms in dat watergebrek geen teeken, dat hij vertrekken moest?
En toen is gewis de verzoeking gekomen. Want er was water in de nabijheid. De beek Krith was „voor aan de Jordaan". Elia zou, tusschen d'e rotsen het stroombed van de Krith volgende, in luttel tijds aan de Jordaan zijn, en deze had nog volop water. Wias het dan niet duidelijk Grods weg, dat hij daarheen moest opbreken?
Dit is voor Elia een zeer moeilijke tijd geweest; da, aj" stil te .zitten, , en, tegen alles in, te blijven op de plaats door God hem gewezen. De Heere heeft hem toen dat stil zijn geleerd, dat hij later noig langer en banger zal moeten betrachten, als hij, ten aanschouwe van Israels ellende bij' ée groote droogte, jarenlang stil moet zitten aan de grens des. lands, te Z, arfath; dan hangt alles ervan af, dat Elia niet uit den weg looipf, en, eigenwillig en ontijdig in Gods, werk ingrijpt. In dat geloovig afwachten wordt hij hier aanvankelijk' geoefend.
Daartoe had Elia slechts een lenkel woord Gods. De Heere had hem naiar de beek Krith gezonden, en gezegd, dat Hij hem daar onderhouden zoai. Aan dat woord heeft Elia zich vastgeklemd, met dat woord de verzoeking weersta, an. Hier moest hij zijn, had zijn God gezegd. En in geloofsvolha.rding is hij gebleven bij de opdrogende beek.
Zulke verzoekingen zijn niet zeldzaam. De christen ontmoet ze zoowel op natuurlijk als geestelijk gebied.
Het kan zijn, dat wij op eene plaats, in eena betrekking, of eene omstandigheid zijn, waarin wij weten in den weg 'des Heeren te gaan. God heeft ons daar geibracht; we zijn daar naar Zijn wil. En we hebben daar Zijn opdracht te volvoeren. Dan hebben we ()ók Zijne belofte, dat Hij ons daar onderhouden zal; gelijk Elia 's Heeren belofte had voor de beek Krith, en niet voor eene andere plaats. Wie op. zijne plaats is, da plaats door. God hem gewezen, dien zal het a, an niets ontbreken. Nog nooit is iemand aan zijne beek Krith omgekomen.
Wél kan de beek smaller van bedding worden, en trager 'gaan vloeien. Onze positie wordt minder gunstig, onze omsta, ndigheden moeilijker. We gaan ons bezorgd maken. Als het zoo doorgaat, zullen wij daar niet kunnen blijVen. En we waren daar toch in Gods weg; en we hadden daiar toch Zijne belofte. • ' .
Dan komt de verzoeking.
De verzoeking om onze beefe' Krith te verlaten, en het Jordaanwater te gaan drinken..
De verzoeking om 'Gods weg te verlaten, en ©en eigenwilligen weg in te slaan.
De verzoeking, om niet te voJharden in ons geloof aian de belofte des Heeren.
Het kan ook zijn, dat deze verzoeking op, ander gebied tot ons komt.
, We leven trouw onder dfe middelen der genade. We doen mee in ^ het 'fcerfcelijk leven. ; • We zoeken den zegen, waar - God dien beloofd heeft. En we doen het biddende, geloovende, dat de. Heexe ons daar onderhouden zal, en ons daar Zijne genade en den Heiligen Geest geven; - waar Hij het gezegd heeft.
En toch, — we ondervinden .geene merkbare zegeningen. We blijven dezelfde. Ja, het is soms alsof de stroom opdroogt, en wij achteruitgaan in onze geestelijke indrukken.
Dan kunnen daarvoor verschillende oorzaken zijn. We. noemen die thans niet. Mia|ar het is óók mogelijk, dat de Heere ons beproeft; ons beproeft, of wij zullen blijven waar Hij ons gebracht heeft, blijven in den weg der gehoorzaamheiid, blijven bij onze beek Krith. Want dan komt soms bij begeerige zielen in zulke tijden de verzoeking om van hun plaats te gaan en uit .den weg 'des Heeren te treden; om het elders te gaan zoeken, bij andere middelen en in andere wegen; — het .lordaanwater, daf zoo lokt.
In al deze omstandigheden sta ons het voorbeeld van Elia voor den geest; — blijven, vertrouwend en biddend blijven op de plaats en in den weg waar God ons gesteld heeft.
De Heere wil ons leeren stil te zijn, en geloovig en afhankelijk te volharden bij Zijn Woord en belofte.
En dat — dat is de zegen ons bij onze uitdrogende beek geschonken.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 19 augustus 1927
De Reformatie | 4 Pagina's