GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Reformatie in de predilcing.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Reformatie in de predilcing.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

Leeuwen en beren II.

II

Naar ik hoop zullen door mijn noodige en overbodige toelichting van de vorige' week de leeuwen en. beren wel in leeuwtjes en beertjes veranderd zijn en dan nog wel van boirdpapier.

Doch nu we er toch eenmaal over aan het praten zijn, lijkt het mij niet ongewenscht er eens over door te praten.

Onze bezwaarde schrijvende predikanten — ik noem hen liever uit voorzichtigheid niet Kerkbode-redakteurs, omdat ik' zelfs den scliijn niet op mij wil laden, dat ik meedoe aan het goedkoope afgeven op' hen, die in Kerkbodes schrijven, wijl deze onze kerkelij'ke pers-o-p veelsains uitnemende wijze wordt geredigeerd — zullen dus nu wel begrepen hebben, dat de enquête niet tegen hen of tegen hun collega's gaat.

Wanneer iemand iets ten kwade tegen onze piedikanten zou zeggen, zou hij in mij een bestrijider vinden.

Wie aan onze predikanten komt, komt aan mij. De enquête is juist vóór onze predikanten.

Zij is ingesteld om te onderzoeken of ons Gereformeerde volk ook gevoelt, op welke punten in onze prediking reformatie noodig is.

Ik kan mij niet voorstellen, dat één onzer predikanten, candidaten of professoren met zijn prediking ingenomen is.

De meest meedoogenlooze kritici op hun preeken zijn zijfcelf, wanneer zij: zich in hun studeerkamer bevinden.

Zij gevoelen het diep: er ontbreekt wat, er ontbreekt veel aan.

Toch kunnen zij er dikwijls niet adhterk'omen, waaraan het schort.

Kritikasters in hun gemeente hebben het meestal bij het verkeerde eind.

Als er klagers bij den Kerkeraad komen, moetan die gewoonlijk in het ongelijk worden gesteld, — niet omdat de ouderlingen hun predikant tot eiken prijs de hand boven het hoofd houden, gelijk de in hët ongelijk gestelden dan meestal beweren, maar omdat 'de klacht totaal ongegrond blijkt.

Daarentegen kan de beschonwing van een gemeentelid over de prediking in het algemeen, waaraan dus alle persoonlijke kant is ontnomen, weleens gedachten te voorschijn brengen, welke de overweging meer dan waard zijn.

Een pijl, in eenvoudigheid afgeschoten, kan raak zijn.

Daarenboven heeft het zijn nut eens te hooren, hoe er onder ons volk over de prediking in het generaal al zoO' gedacht wordt.

Geen predikant behoeft zich dit persoonlijk aan te freklcen.

Hij kan best uitzondering zijn.

Een redakteur van een onzer kerkelijke weekbladen vond het beter, dat men zijn klachten over 'de prediking den kerkeraad kenbaar maakt, dan dat men aan een enquête deelneemt.

Dit advies kan ik echter niet aanbevelen.

Integendeel, ik moet het ten sterkste ontraden.

Klachten over de prediking in het algemeen behooren niet bij een kerkeraad.

Die mag alleen over konkrete dingen handelen.

En nu valle men toch als 'tu belieft niet den kerkeraad lastig zoo dikwijls men meent op de prediking van zijn predikant iets te hebben aa.n te merken.

Allereerst drage men den predikant meer op in het gebed.

Vervolgens onderzoeke men zichzelf, of men niet eenzijdig is.

Daarna bedenke men-, dat aan één predikant niet alle gaven zijn geschonken.

Op die wijze valt er al veel weg.

Als er dan nog wat op-het hart brandt, zoeke men den predikant zelf op' en spreke er met niemand over.

Klachten tegen den predikant aangaande zijn pïediking mogen eerst bij den kerkeraad ingediend, wanneer er sprake is van onrechtzinnigheid, wanneer de gemeente in verkeerde banen wordt geleid en dan met twee of drie getuigen.

Men zij er alzoo niet haastig mee.

Men wachte tot het uiterste.

Het advies van dien redacteur, zou, indien het werd gevolgd, geesten oproepen, die niet meer te beteugelen waren.

Het zou ondoordachte kritiek doen losbranden. Het zou onze kerkeraden op' het onaangenaamst bezwaren.

Dan is de weg, dien wij volgen, toch beter.

Ja maar, heeft een ander ons tegengeworpen: gij zult meer afbrekende, dan opbouwende kritiek ontvangen.

Doch hebben wij daartegen niet reeds onze maatregelen genomen"?

Hebben wij niet uitdrukkelijk verklaard van louter afbrekende kritiek niet gediend te zijn?

Zulke kritiek negeeren wij ten eenenmale'.

Wij waarschuwden daarvoor te voren.

En wij houden ons daar ook aan.

Doch wat maakt men zich dan bezorgd?

Gij zoudt eeist naar den briefsohrij'ver moeten informé'eren om een juist oordeel te voirmen, heeft men nog als bezwaar ingebracht.

Ik-antwoord: hoeft niet.

Wij hopen wel zooveel onderscheidingsvermogen te bezitten om te kunnen ruiken, uit welken' hoek de wind waait.

Wij hebben zelf een niet zoo korten pastoralen arbeid achter ons.

Daarenboven beschouwen wij een enquête niet als een optelsom: zoovelen hebben dit bezwaar en zoovelen dat, ergo, de publieke opinie in onze kerken is zóó.

Men schijnt ons dit soort van mathematische enquête toe te dichten.

Iemand zag ons „in den geest" in een studeerkamer, „met een groote open k'ast, verdeeld in allerlei vakjes, waarin de brieven over preeken, die ingekomen waren, een plaats vonden. De bovenste helft droeg het opschrift: Onderwerpelijke preeken, de benedenste helft: Yoorwerpelijke preeken. Voorts zag ik opschriften boven de va: kken als deze: Driedeelige preeken, tweedeelige', meerdeelige, zcnder-verdeeling. Ook zag ik andere> , die aldus luidden: zonder toiepassing, met toepassing, met versjes, met gediohten, met aanhalingen in proza. Maar toen werd het me te machtig, zcodat mijn geest de studeerkamer in kwestie ve'rliet ".

Dat laatste was het verstandigste. Op zulk „geesten" bezoek b^ ik niet erg gesteld.

Het is al even onbetrouwbaar als de séances va, n het spiritisme.

Nog werd de idee gelanceerd om in plaats van een enquête te houden de preeken van „Menigerlei 'Genade" tot voorwerp van onderzoek te kiezen. Mogen we de verzekering geven, dat oiok' dit door ons wordt gedaan.

Maar dat onderzoek is uiteraard beperkt.

Immers, het blijft altijd een betrekkelijk Jclein percentage van predikanten, die voor deze kostelijke periodiek schrijven.

Wij zijn te weinig op cijfers verzot, om dadelijk aan het rekenen te slaan.

Wel wijst ons jaarboek uit, dat , we op. een bepaald moment tegen, het eind van het voTige jaar 581 predikanten rijk waren.

En nu begrijpt ieder zonder rekensommetje, dat daarvan in een jaar nog niet eens een tiende een preek voor „Menigerlei Genade" levert, omdat velen twee of meermalen aan de beurt komen.

Al neemt men vijf jaargangen bij elkander, dan komt de meerderheid van onze predikanten er nog niet in voor.

Voor éen meer algemeen onderzoek is üieze methode geheel en al ontoereikend.

Hiermee hebben naar ik meen alle bezwaren en alle denkbeelden de revue gepasseerd.

Een ieder zal wel moeten toestemmen, dat zij meer door vrees werden ingegeven dan dat zij recel gewicht in de schaal legden.

Over de enquête zelf in volgende nummers.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's

Reformatie in de predilcing.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 25 mei 1928

De Reformatie | 8 Pagina's