GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gereformeerd Kerkrecht, door Dr H. Bouwman, Hoogleeraar aan de Theologische School te Kampen. Eerste deel. Kampen, J. H. Kok. 1928.

In tien jaar tijds hebben onZe Gereformeerde Kerken wel een sterke verandering doorgemaakt.

Men moet dit wel verstaan.

Onze Kerken zelf zijn niet van standpunt verwisseld, al beweren sommigen dit ook.

Doch de belangstelling heeft zich in meer dan één opzicht verplaatst.

Het meest frappeert dit misschien wel ten aanzien van het Kerkrecht.

Tien jaar geleden was het voor het Kerkrecht een periode van laag-konjunktuur.

Het deelde slechts in de gunst van enkelen.

Op kerkelijke vergaderingen werd niet zelden het argument vernomen „broeder praeses, ik vind, dat wij niet alles zoo moeten ophangen aan den kapstok van het formeele". Zoo'n woord sloeg in. Men sprak vergoelijkend over kerkrechtelijke „zondetjes".

Stellig, onze Kerkinrichting is te stevig van struktuur, dan dat zij onder een tijdelijke kerkrechtelijke indifferentie belangrijke schade zou lijden.

Zij kan tegen een stoot.

Toch zou het voortduren van zulk een geestesgesteldheid de nadeeligste gevolgen hebben gehad.

Dan — de tijd, dat men de beoefening van het Kerkrecht aan enkele liefhebbers overliet, bij wie men dan in uiterste gevallen zijn licht opstak, is voorbi.i.

Het Kerkrecht heeft weer — net als een dominee, die een poosje uit de gratie is geweest — den 'ouden loop.

En nu zijn het voorzeker ook hier niet allen koks, die lange messen dragen.

Men staat er weleens versteld over, waar sommigen het verstand van het 'Kerkrecht zoo plotseling vandaan hebben gehaald.

Met be-en verwondering hebben we den laatsten tijd verschillende kerkrechtelijke vertoogen gelezen en aangehoord.

En als men dan verneemt van het verschijnsel der kerkrechtelijke bezwaardheid, dat tegenwoordig nog al moet voorkomen, dan vraagt men met alle respekt voor hen, die zich daarmee tooien, of daaronder gebukt gaan — beide kategorie'.'n komen voor — wie toch wel hun meester is geweest.

Zonder nu de goeden in hun waarde aan te tasten, kan 1; och de verdenking niet worden geweerd, dat zij zich het Kerkrecht hebben eigen gemaakt zooals zij, die bedrogen willen worden, nog wel talen leeren.

Fransch zonder meester voor enkele dubbeltjes. Duitsch, Engelsch, Italiaansch en ik weet niet wat insgelijks.

En het is misschien wel erg boos van me, maar ik vrees, dat er beste broeders zijn, die aan hun kerkrechtelijke kennis nog goedkooper kwamen.

Vooral dan onder de bezwaarden, met wie ik overigens heusch niet den spot wil drijven.

Een kerkrechtelijk bezwaar blijkt bij preciese ontleding nog al eens door het gevoel te zijn geïnspireerd. De kerkenorde kan men daarbij missen. Het Kerkrecht wordt vaak gezogen uit het lichaamsdeel, dat men reeds als kind zoo gaarne in. den mond stak.

Waarmee ik maar zeggen wil, dat men voor het woord „kerkrechtelijk" geen angst meer heeft.

En nu meene men. niet, dat Assen deze kentering heeft bewerkstelligd.

Die voltrok zich al vroeger.

Wanneer men op een datum is gesteld, zou ik de Synode van Leeuwarden willen noemen.

Omstreeks dien tijd begon de belangstelling voor het Kerkrecht weer te groeien.

Nu laat ik hier de kwestie van post en propter buiten beschouwing.

Het yalt Buiten den cirkel, welke deze rubriek bestrijkt, om oorzaken van feiten als deze op te sporen.

Ik h%b genoeg gezegd ter toelichting van mijn meening, dat het voorname werk van prof. Blouwman het psychologisch moment mee heeft.

Wellicht zou tien jaar geleden een uitgever wel sterk, de wenkbrauwen hebben gefronst, vóór hij zulk een grootsch opgezet werk in zijn fonds opnam.

Op het oogenblik tamelijk gering. echter dunkt mij de risico

Een boek als dit gaat er in.

Moet er ingaan.

Tij en weer dienen.

Als het nu ook maar daar komt, waa, r Wij het graag zien!

Bij onze predikanten, ouderhngen, leergrage gemeenteleden, natuurlijk!

Maar ook bij hen, die als amateurs in het Kerkrecht hun meening poneeren tegenover de deskundigen in het Kerkrecht.

Zij hebben het inzonderheid noodig in de sfeer van het Kerkrecht te worden binnengeleid.

Dra zullen zij dan ontwaren, dat het Kerkrecht iemand niet komt aanwaaien.

De zeer eenvoudige stijl van dit boek biedt het voordeel van groote duidelijkheid.

En waar verschillende stukken vroeger reeds in het „Ouderlingenblad" zijn verschenen, ieeft men de waarborg, dat behalve een wetenschappelijk, ook een populair doel den auteur voor oogen stond.

Hierin is prof. Bouwman uitnemend geslaagd.

Ik sprak van den grootschen opzet van dit werk.

Men zal toestemmen, dat daarin geen overdrijving schuilt, wanneer meïi kennis neemt van wat de hoogleeraar wenscht te behandelen. Hij schrijft (blz. 52):

„Wii dealen dus het kerkrecht in twee dealen in: A. Het recht der kerk in zijn historische ontwikkeling.

B. Het recht der kerk, zooals het naar Grods Woord moet zijn en in de praktijk wordt geoiefend; welk thetisoh deel wordt uiteengezet in vijl afdeelingen:

I. De kerk en het ambt. II. De kerk en hare regeering. III. De kerk en de bediening van de sacramenten en ceremoniën.

IV. De kerk en de handhaving van haar belijdenis en de oefening der tucht.

V. De kerk en hare verhouding tot de overheid."

Welnu in dit eerste deel, dat reeds niet minder dan 639 bladzijden telt, wordt nog slechts de historische en het eerste hoofdstuk van de thetische uiteenzetting geboden.

Met recht kan daarom gezegd, dat hier een standaardwerk in wording is.

Men zou de vraag kunnen stellen, of de gegeven indeeling logisch wel goed loopt. Maar misschien dwongen de eischen van de praktijk om aan een logisch schema niet te strak vast te houden. Dat is dikwijls bij handboeken het geval.

Op elke bladzijde schier komt het uit, dat de schrijver een hoogst voorzichtig man is. Een vak als het Kerkrecht vraagt trouwens dit. Hieraan is het ongetwijfeld toe te schrijven, dat het ius constituendum (het recht, zooals het behoort te gelden) een verdwijnend kleine plaats inneemt tegenover het ius constitutum (het recht, zooals het geldt). Het eerste element hadden wij anders wel gaarne wat sterker' ontwikkeld willen zien. Biclangrijke kwesties, waarvoor jiaar een oplossing gezocht wordt, worden hier soms alleen met verwijzing naar historische gevallen afgedaan. Ik noem hier alleen het vraagstuk inhoever een hoogleeraar in de theologie aan zijn. hoogleeraarsambt bevoegdheid kan ontleenen om in de kerken te proponeeren. Met een beroep op de gevallen van Maccovius, Odé en A. Noordtzij stapt de schrijver van dit onderwerp af, zonder dat duidelijk is geworden, dat het ook alzoo behoort (blz. 371).

Voorzichtigheid leidt er den hoogleeraar ook wel eens toe, de argumenten pro en contra zóó krachtig te laten spreken, dat men op grond hiervan moeilijk kan uitmaken, welke weg volgens den auteur eigenlijk moet worden ingeslagen. Soms biedt een enkele zinsnede dan uitkomst zonder echter' een overtuiging te wekken. Een typisch voorbeeld daarvan levert het slot van het boek. Het gaat daar over herbevestiging van ambtsdragers. Men blijft in het onzekere wat nu "m deze geboden is, totdat men leest: „Uit het bovenstaande zal nu duidelijk geworden zijn, dat men bij de vraag omtrent de herbevestiging wel moet onderscheiden, en dat het, om verkeerde beschouwingen omtrent het ambt tegen te gaan, wenschelijk is, dat een ambtsdrager na herkiezing opnieuw met het formulier der bevestiging in het ambt wordt gesteld." (bl. 612).

Dan — dit is niet als aanmerking bedoeld.

Voor de doorzichtigheid en de voorzichtigheid van dit boek kan onze lof niet groot genoeg zijn.

Onze Kerken zullen dezen arbeid weten te waardeeren.

Worde het den auteur gegeven zijn plan af te werken.

Misschien mogen we den wensch daarnaast plaatsen, 'dat ook prof. Dr H. H. Kuyper ons een Kerkrecht schenke.

Beide werken zu.llen elkander niet in den weg staan maar elkander aanvullen.

Zij zouden een schoon bezit vormen voor het komende geslacht, dat ook wel met up-and-downs in het Kerkrecht zal hebben te worstelen en dat wellicht nieuwe groepen van bezwaarden zal zien opgaan, blinken en verzinken.

HEPP.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 augustus 1928

De Reformatie | 4 Pagina's