ALLE DINGEN BEPROEVEN.
II.
De uitspraak van den apostel Paulus: „Beproeft all(' dingen, behoudt het goede", behoort tot die woorden der Heih'ge Schrift, die nog al eens worden misbruikt.,
Misbruikt wordt dit Schriftwoord ook door menseben van Gereformeerde belijdenis.
Dikwijls toch wordt het aangehaald om or het een of ander, dat van de Gereformeerde levenspraktijk afwijkt, mee te verdedigen en het, wordt dan aangehaald in een anderen zin dan het heeft. Aan het woord „beproeven" wordt dan de beteekenis gegeven van proefondervindelijk, door eigen ervaring leeren kermen, en in verband daarmee wordt dit woord dan veelal vervangen door „onderzoeken". En dan wordt Paulus' uitspraak aldus opgevat: gij moet of gij moogt alle dingen door zelf er u in te begeven en er aan mee te doen, door zelf te gaan zien en hooren, leeren kennen en dan moet ge ze, indien ze u verkeerd bleken of inzooverre als ze u verkeerd' bleken., vej'werpen en hetgeen ge goed bevonden hebt behouden.
-Vis dit Schriftwoord echter zoo wordt opgevat en in dezen-geest aangehaald, wordt het misverstaan en misbruikt.
Dat hoop ik uit den tekst zelf en uit het verband, waarin hij voorkomt, aan te toonen; maar terstond kan wel reeds gezegd worden, dat Paulus dit onmogelijk met zijn uitspraak kan hebben bedoeld.
lïji de genoemde opvatting van Paulus' woord woi'dt het „beproeft alle dingen" soms aangehaald alsof het een e i s c h, alsof het een gebod was.
Doch bij deze opvatting kan het onmogelijk als een eisch beschouwd worden.
Taulus kan niet hebben willen zeggen: gij moet alle dingen, tegenover welke gij een houding hebt aan te nemen, eerst proefondervindelijk leeren kennen en 'dan pas uw houding bepalen. De bedoeling van den apostel kan niet zijn: om over een ding te kunnen oordeelen, om te weten of het goed is of kwaad, om uit te maken of gij het behoort te verwerpen of te behouden, moet gij er eerst een kennis van hebben, die door ervaring is verkregen.
Dat zou de grootste dwaasheid zijn.
Dat zou een eisch wezen, waaraan het onmogelijk was te voldoen.
Dat zou ook een eisch zijn, die niet rnocht nagekomen worden.
Er is trouwens ook niemand, die dit werkelijk als een eisch beschouwt en in de praktijk hier-Daar handelt. Niemand zal b.v. beweren: om te kiezen tusschen het Roomsche en hef Gereformeerde, pm te kimnen beoordeelen of de Roomsche leer de ware is of niet, moet ik eerst een tijdlang naar de Roomsche kerk gaan en het Roomsche leven meeleven. Of: om te weten of ik voor mijn kinderen de openbare of de Christelijke school heb te kiezen, moet ik ze eerst eenigen tijd naax beide zenden en als ik dan door ervaring ben te weten gekomen, hoe de opvoeding op beide scholen is, ben ik pas in-staat om te bepalen, 'welke school ik voor mijn. kinderen behouden moet.
Wanheer iemand dit misverstane Schriftwoord als een eisch aanhaalt, past hij dien eisch toch alleen op bepaalde dingen toe. Op die dingen, waaraan hij gaarne meedoet. Maar hij denkt er geen oogenblik aan, dien eisch op alle terreinen door te voeren.
Giewoonlijk ziet men dan ook in dezen tekst niet zoozeer een eisch, door Paulus gesteld, als wel een verlof, door hem gegeven. Men verstaat don tekst in dezen zin: neemt gerust van alle dingen, waarvan gij wilt, door eigen ervaring kennis, mits gij maar niet het kwade kiest, doch het goede behoudt. Paulus, zoo meent men, geeft vrijheid om met alle dingen kennis te maken door a, anschouwing, door meedoen, door ondervinding. Hij zegt wel niet: gij moet, maar toch: gij moogt.
Maar ook wie deze uitspraak zóó opvat, schrijft den apostel een bedoeling t.oo, die hij nimmer kan hebben gehad. , i'? 'iï'i*'
Immers als Paulus' woord dit inhield, dan zou hij iets heel gevaarlijks geschreven hebben.
Wij dragen toch allen een zondig hart in ons, een hart, dat tot het kwade geneigd is, dat geneigd is tot alle kwaad. En als wij dan de aanraking met het kwade zoeken, zou het dan niet een sterken invloed op ons kunnen uitoefenen"? Zou er dan geen gevaar bestaan, dat onze zondige neigingen er door opgewekt en versterkt werden en dat wij door het kwade werden overwonnen? Zouden wij ons dan niet in verzoeking brengen?
Kan Paulus dat geschreven hebben, die toch wist, dat hij aan zondige menschen schreef? Kan hij hebben willen» zeggen: begeeft u maar gerust in alle dingen, ook in de verkeerde? Zou "P.au!us het niet geweten hebben, dat wie zulks doet, gevaar loopt, juist niet het goede te behouden? Zou de apostel, die veimaant: „behoudt het goede", , daaraan vooraf hebben laten gaan een woord, waardoor hij het juist onwaarschijnlijk zou maken, dat aan deze vermaning gevolg werd gegeven?
En des te gevaarlijker zou zulk een verlof zijn, omdat wie er gebruik van zou maken, dat juist doen zou in' betrekking tot die verkeerde dingen, waartoe hij zich aangetrokken gevoelt, waartoe hij reeds een meer of minder sterke neiging hoeft en waaraan hij dus het gemakkelijkst ten prooi zal vallen.
Daar komt echter nog iets bij.
Het proefondervindelijk kennisnemen van alle dingen brengt niet alleen het gevaar, dat men tot het doen van het verkeerde komt, maar het sluit veelal ook reeds het doen van het verkeerde in zich.
AVanneer iemand b.v. de danszaal bezoekt en aan den wereldschen dans deelneemt, naar hij zegt, om te „onderzoeken" of het tot de goede of de verkeerde dingen moet gerekend worden, dan doet hij het toch reeds. En al zou hij dan ook tot de conclusie komen, dat het dansen.niet behoort tot het goede, dat behouden moet worden, dan heeft hij aan dit niet-goede toch meegedaan.
Wanneer ge de prediking van een Ethischen dominee gaat beluisteren — ik hoop, dat niemand uit het na elkaar noemen van deze twee dingen zal afleiden, dat ik het kerken bij een Ethisch predikant op één lijn stel met het gaan naar de danszaal — naar ge voorgeeft, om de Ethische opvattingen proefondervindelijk te loeren kennen, dan verzuimt ge de godsdienstoefening in de Gereformeerde Kerk. Terwijl het uw roeping is, op den Zondag met de gemeente tot uitoefening van haar eeredienst samen te komen, verza.akt ge die roeping. Ge wordt ontrouw aan de belofte, die ge bij uv/ belijdenis hebt afgelegd, dat ge in de Bediening des Woords zoudt voliiarden. En ge neemt deel aan de samenkomsten der Hervormde Kerk, die tegen het koningschap van. Christus over Zijn gemeente ingaat en waarheid en leugen 'beide laat verkondigen; ge neemt deel aan samenkomsten, bijeengeroepen door een kerkeraad, die niet getrouw kan genoemd worden; en ge zoekt onderwijzing en stichting bij een jirediking, die mogelijk wel door een christen, wordt gehouden, maar waarin toch het volle W^oord Gods niet wordt gebracht. Doet ge" daarmee iets goeds of handelt ge verkeerd ?
Nu behoeft het geen betoog, dat men zich niet op Paulus beroepen kan voor zulk een „onderzoeken", waarbij men zelf dingen doet, die niet goed te keuren zijn.
, Het is alzoo onmogelijk, dat het woord van den apostel: , , beproeft alle dingen, behoudt het goede" den vrijbrief zou inhouden, dien men er soms in leest.
Het zou dan in. strijd komen met het geheel van de leer der Schrift. Nergens toch spreekt de Schrift in dezen geest. Nergens geeft ze ons deze vrijheid. Ze wil integendeel, dat we geen gemeenschap zullen hebben met dedingen, die niet kunnein zijn naar Gods wil. Ze wil, dat wij het kwade en de verzoeking tot het kwade zullen mijden en vlieden. En er kan geen strijd zijn tusschen hetgeen Paulus hier zegt en hetgeen overigens in de Schrift geleerd wordt.
Denk u ook eens even in, welk een vreeselijk woord Paulus zou geschreven hebben, als het inderdaad inhield, dat wij alle dingen, alle dingen, dus ook de meest zondige, proefondervindelijk zouden mogen leeren kennen. Dat het geoorloofd zou zijn, ook met het meest zondige kennis te. maken: Niemand, die het woord „beproeven" wil opvatten als leeren kennen door ervaring, zal dan toch dit woord „alle" aandurven: Men kan dan niet anders dan het beperken.
Neen, in dezen geest mag 1 Thess. 5:21 niet worden aangehaald.
En als ge daarbij bedenkt, dat dit woord van Paulus een woord is van den Heiligen Geest, is het dan niet boven allen twijfel verheven, dat dit er de bedoeling niet van kan zijn en dat wie het zoo verstaat en aanhaalt het misverstaat en misbruikt?
Deze opvatting is niet naar de meening des Geestes; ze is afkomstig van den vader der leugen, van den grooten verdraaier van het W^oord Gods.
Kan zoo reeds terstond worden vastgesteld, dat het gebruik, hetwelk dikwijls van Paulus' uitspraak gemaakt wordt, een misbruik moet zijn, het is ook in strijd met de woorden van den tekst zelf.
Het staat hier niet zóó mede, dat de woorden van den tekst op zichzelf deze beteekenis wel zouden kunnen hebben, maar dat uit de overige Schrift blijkt dat er deze zin in ligt. Niet slechts door dit
woord te vergelijken met hetgeen de Schrift elders leert wordt het duidelijk, dat er deze beteekenis niet aan mag gegeven worden.
Maar de woorden van den tekst zelf laten deze opvatting niet toe. Ze is in lijnrechten strijd met wat er staat.
Er staat toch: beproeft alle 'dingen, en beproeven wil zeggen: toetsen, keuren.
Het gaat hier heelemaal niet over het leerem kennen van de dingen, 't Gaat over het toetsen van de dingen, dat wordt er in geëischt. En zullen wij de dingen kunnen toetsen, dan moeten wij er natuurlijk kennis van hebben. Maar hoe men aan die kennis komt, daar wordt in den tekst niet over gesproken. Er wordt alleen gezegd, dat wij de dingen, die wij hebben leeren kennen, aan een toetsing moeten onderwerpen. Aan een toetsing onderwerpen, vóórdat wij ze aanvaarden, voordat wij ze
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 23 november 1928
De Reformatie | 8 Pagina's