Kleingeloovigheid of Kinderlijke Onderwerging?
Daarop komt, dunkt me, neer wat onze lezer H. te E. mo vraagt.
Hot gebed werd hem een zielsbehoefto. Vertrouwend leidden, is hem niet vreemd.
Doch in zijn gebedsleven keerde gedurig terug een verschijnsel, dat hij zich niet kan verklaren, en dat hem daarom verontrust.
'ils dil, dat zoodra een hartelijlc-en ernstig-bogeerdo zaak (genezing bij ziekte, 't bereiken van een of ander doel) naar menschelijk oordeel onbereikbaar is, do drang en de macht tot gebed hem op éénmaal begeven.
Hij vraagt, waarvoor hij dit heeft te houden: voor de vrucht van genade tot onderwerping aan don wil Gods, zoodra die' wil voor ons kenbaar'werd, of voor gevolg van kleinmoedigheid en dus van gebrek aan vertrouwen in de macht dos Heeren.
• 't Is met déze vraag als met zooveel andore: ze is in een bepaald geval, als dat van H., door mij ncich door iemand, buiten den vrager-zelf, te beantwoorden.
Al wat ik doen Jcan, is H. met alle bescheidenheid enkele wenken geven, die hem kunnen helpen het antwoord te vinden.
Hot is, zooals H. zelf ook reeds begreep: hot wijken van den drang on de macht tot bidden, zoodra de begeerde en afgebedene zaak, te oordeelen naar de gegevens waarover we beschikken, buiten ons bereik geraakte, kan öf een gevolg zijn van kinderlijke onderwerping óf van kleingeloiof.
Of het 'in.''.; |ëji: bepaald geval het één of het ander is, moet ons voorzoover het zich niet, met volstrekte zekerheid, o-p o n m i d d e 11 ij, k e wijze in ons bewusitzijn aandient, blijken uit de vergezellende verschijnselen. Is het wijken van, den gebedsdrang gevolg van de bej'okening, dat de verkrijging van het begeerde, gezien de omstandigheden en den loop der dingen, of gehoord het oordeel van ter zake kundige personen, blijkbaar onmogelijk werd — dan is' het duidelijk, dat de wortel ^^Tiaruit het opkwam, geen kinderlijke onderwerping is, maar klein-geloovigheid. Want dan hebben we in onze overwegingen niet te doen gehad met omstandigheden, loop der dingen enz. als dingen, waarin de raad en de wil onzes Gods zich aan ons ontdekten, maar, geheel buiten onzen God om, ze alleen laten gelden als cijfers, waarmee we hot mogelijke of onmogelijke van de vervulling onzer begeerte berekenden, m.a.w. dan hebben we, zonder onzen (, ro(l aan te zien in zijn onbegrensde macht, zelf beslist wat kan of niet kan. En daarmee bleek dan alles bij ons om te gaan buiten het geloof.
Want aan het geloof is 't juist eigen, op God te 'zien, en niet uit voorhandene — en zeer onzekere — gegevens en op 'onze eigene onbetrouwbare conclusies uit die gegevens, maar door wat onze Goid ons in Zijn Woord van zichzelf openbaarde, te laten beslissen wat we al of niet verwachten mogen.
Zie de heerlijke teekening van Abrahams geloof, in Rom. 4:17—25.
Gevolg hiervan zal zijn, dat, in het staiken van het bidden, onze ziel dan niet ootmoedig buigt voor het welbehagen onzes Gods, waarmee ze immers niet bezig was, maar uit den weg gaat voor oen door haar zelve geconstrueerde en geconstateerde onmogelijkheid. Iets wat dan behalve in de zielswerkzaamheid zelve, ook hierin zich verraden zal, dat wê het niet-verkrijgen van onze begeerte zullen gevoelen — niet als een eerbiedig aanvaarde wilsbeschikking onzes Gods, maar als een harde onvermijdelijkheid.
Een zekere berusting zou er, vooral zoo we tot da passieve, de lijdelijke, naturen behooren, ook in dat geval nog wel over ons kunnen komen. Maar 't zal iriet de berusting des geloofs, de vertrouwensvolle overgave aan God zijn, maar de gemelijke berusting van wie zich tracht te schikken in het onvonnijdolijke.
Behooren we daarentegen tot de krachtiger, tot de spontane en actieve naturen — dan zal er ook van dien schijn, van berusting zelfs geen sprake zijn, maar zullen we, aanvankelijk althans, ook bij 't opgeven van het bidden, innerlijk in verzet staan tegen wat we als een noodlot gedwongen zijn te aanvaarden.
Heel anders gaat het in ons toe, als we in het geloof staan.
Dan gelden de'gegevens, die ons onze begeerte schijnen te ontzeggen, als openbaringen van den wil onzes Gods, die ons tevoren verborgen was; dan bukken we niet voor die gegevens 'zélve, maar voor het welbehagen Gods dat er zich aan ons in ontdekte; dan komt het, na meerder of minder strijd, tot willige aanvaarding van d, at welbehagen; en dan is de uitkomst geen mokkend zich aanpassen aan het onvermijdelijke, maat een overgave aan onzen hemelschen Vader, die haar vrucht en kroon ontvangt in hemelschen vrede.
Aan dezen maatstaf, dien de Schrift ons in tallooze woorden en voorbeelden, die 'icnu niet noodig hel) te noemen, in handen geeft, zullen we derhalve onszelven' moeten toetsen. En z'oo we het doen onder gebed om de verlichting en leiding des Heiligen Geestos — een gebed, dat, gelukkig, a 11 ijd verhoord wordt — Lukas 11:13, — zidlen we het niet te vergeefs doen. Intusschen moet ik hieraan, in verband met de loelichting, die de inzender van zijn vraag gaf, nog iets toevoegeir.
Dit n.I, dat, als hef opgeven van 't gebed, zoodra het ons toeschijnt, dat er in bepaalde gegevens minder of meer ernstige getuigen tegen de mogelijkheid zijner vcrliooring opstaati, in oirs leven regel is, we dubbele reden hebben naar den wortel van dit verschijnsel te zoeken.
Het is dan zeer te vreezen, dat het zijn oorzaat heeft in zwakgeloovigheid. Een zonde, die dan weer saamhangen kan met een natuurlijke neiging tot zwaartillendheid en pessimisme, als biji Thomas, b.v., of met een zwakheid van karakter, die zich natuurlijk ook in ons begeerloven laat gelden, waardoor het ons betrekkelijk hcht valt, ook zónder geloofswerking, een eens opgekomen en korter of langer gekoesterde begeerte, "weer prijs te geven. Natuur en genade kruisen elkaar zoo onophoudelijk.
I''.,
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 november 1928
De Reformatie | 8 Pagina's