GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Rapport „Betere Vooropleiding”.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Rapport „Betere Vooropleiding”.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

Aan de kerkeraden werd toegezonden het rapport inzake „beter© vooropleiding". En wij meenen, dat het goed is hun, die zulk een rapport niet ontvangen, iets ervan me© t© deelen. Geheim is d© inhoud ni©t, dus wij klappen niet uit de school.

Weemoedig stemt het, dat onder de namen der zendingsdeputaten, die allen, hoofd voor hoofd, het rapport onderteekenden, de naam van dr Hanial ontbreekt.

In „De Reformatie" mag in de rubriek „Zending" wel herinnerd worden aan het groote verlies, dat onze zending door het heengaan van dr Hania geleden heeft. Principieel verstond hij de zending als weinigen. En men moet een "ingeleide wezen in onze kerkelijke zending, om ten volle te kunnen waardeeren, wat dr Hania ervoor heeft gedaan.

Of hij ook nog aan de samenstelling van dit rapport heeft meegewerkt, weten wij niet. De gedachte aan zijn langdurige ziekte, en het feit, 'dat dit rapport in 1929 ontstaan is, maakt het onwaarschijnlijk.

Maar het schijnt ons toe, dat het geheel in zijn lijn ligt, en voorzeker, als geheel, zijn goedkeuring zou hebben weggedragen.

Lezen wij het rapport, dan klimt onze bewondering van bladzijde tot bladzijde.

Allereerst doet het goed, dat wij een rapport hebben, en geen memories enz. 'Reeds dit feit maakt d© positi© van de deputaten sterk. En de beoordeeling en beslissing wordt er voor de kerken te g©makkelijker om.

Dan treft de helderheid der voorstellingen en uiteenzettingen. Onmiskenbaar draagt het rapport dan ook het stempel van den rapporteur, ds W. Breukelaar. Hij is hier weer in zijn kracht. Bij het lezen is hel, alsof men hem spreken hoort, met gezag, altijd overtuigend en bezielend.

Ook schijnt het ons volledig toe. Wij bedoelen, dat aan alle mogelijke gevallen gedacht is, alle moeilijkheden zijn voorzien, alle maatregelen zijn' ingedacht.

Het rapport is door en door reformatorisch. Hier worden geen platgetreden paden bewandeld, maar met forsch© hand nieuwe lijnen getrokken. Staat men even terughoudend voor het voorstel: benoeming van een zendingsprofessor, dan wordt men toch door het betoog onweerstaanbaar van de juistheid en noodzakelijkheid van dit reformatorisch voorstel overtuigd.

Het kan niet anders, zoo denkt men, dien kant moet het, met Gods hulp, uit.

En ten slotte is het rapport volkomen in over-©enstemming met onze „kerkelijke zending". Da deputaten hebben dat bij het uitwerken van hun voorstel steeds in het oog gehouden: onze zending is kerkelijk; dus: de zendingsprofessor hoort aan de kerkelijke school, aan d© Theologische School tei Kampen. Dit is volkomen juist ingezien.

Voordat we nu, na deze jubeltonen, ook eenige schuchtere opmerkingen maken, geven wij een kort overzicht van den rijken inhoud van dit rapport.

Misschien herinnert men zich nog, dat drie, vier jaren geleden, de vraajg gedaan werd in onze kerken, in de kerkelijke bladen en op de kerkelijke vergaderingen, of d© opleiding van hen, die naar Indië gingen om in de zending, rechtstreeks of zijdelings, te arbeiden, wel in orde was.

Zeer zeker deden de predikanten, die als missionair dienaar des Woords werden beroepen, eerst een soort „missionair examen"; doch de voorbereiding tot dit examen was aan de personen zelf overgelaten; van „opleiding" kon eigenlijk niet gesproken worden. Daarbij was de tijd der voorbereiding veel te kort. En heel veel moest straks op het zendingsveld maar practisch worden geleerd, door de ervaring.

En van een voorbereiding voor het leven op het zendingsveld in zendingsschool of zendingshospitaal als onderwijzer, dokter of verpleegster, was heelemaal geen spraie.

Met het oog op dit f©it nu werd toen gevraagd: is het verantwoord dezen toestand zoo te laten?

En dan kwam daar nog de vraag bij: worden onze studenten ook wel genoegzaam met de zendingswetenschap op de hoogte gebracht?

De zaak kwam op de synode van Groningen. En de deputaten der zending kregen de opdracht over deze dingen na t© denken, ja zoo mogelijk met ©en voorstel te komen.

En nu ligt hun oordeel voor ons' in dit rapport van bijna 14 bladzijden.

Eerst geven .zij aan, wat de synode van Groningen in dezen besloot.

Dan deelen zij mee, in overeenstemming met het Groningsch besluit, adviezen te hebben ingewonnen bij de zendende kerken, bij de 'Algemeene Vergadering op Midden Java en de dito op Soemba, bij de professoren der Theol. School te Kampen en die van de Theol. Faculteit der Vrije Universiteit, en bij de beide Excellenties Idenburg en Colijn.

Vervolgens geven zij een overzicht van hetgeen er in ons land inzak© de opleiding van missionaire predikanten enz. gedaan wordt, met ide uiteenzetting van hetgeen er In dezen behoort t© geschieden.

En dan wordt de principiëele vraag gesteld, en beantwoord, of het wel op den weg 'der kerken ligt de noodige maatregelen voor een goede „vooropleiding" t© n©men.

Over de hun voorgelegde vraag, welke weg moet worden ingeslagen om een betere vooropleiding te krijgen, geven de deputaten alsnu breed advies, met deze vooropgaande woorden: „Uw deputaten zijn van oordeel, dat het beslist noodzakelijk is een hoogleeraar te benoemen, die al zijn tijd en kracht wijdt aan de beoefening en doceering-der zendingswetenschap". Inderdaad, zulk een man heeft hiervoor al zijn tijd en kracht noodig. Want hij krijgt heel wat te doen:

1. den studenten college geven;

2. A.s. missionaire dienaren des Woords in de theologische zendingsvakken opleiden;

3. ook onderwijs geven in Land-en Volkenkunde van Ned.-Indië;

4. en dan. zal hij ook ten behoeve van de missionaire artsen en het onderwijzend personeel ©en cursus moeten geven in de genoemd© vakken.

Al zeggen de deputaten het niet, wij zouden er als punt 5 nog bij kunnen voegen: ij zal de raadsman, misschien wel q.q. d© voorzitter der zendingsdeputaten moeten zijn; en 6 wordt van hem verwacht, dat hij met name in ons zendingstijdschrift „De Macedoniër" wetenschappelijke voorlichting geeft inzake den zendingsarbeid, en de steeds toenemende zendingsproblemen; ©n 7 zal hij wel bereid zijn, de zendende kerken en anderen van advies te dienen. En er zal nog wel meer werk voor hem komen:8 afvaardiging naar daarvoor in aanmerking komend© zendingsconferenties, zitting nemen in den Ned. Zendingsraad, enz.

Dit staat wel vast: die ééne man moet een man zijn.

Tot slot geven de deputaten in hun rapport allerl©i regelingen, die wij hier laten rust©n.

Al zij het in alle bescheidenheid, toch mogen wij eenige opmerkingen niet terughouden. Hieruit moge te meer blijken, met welk een ingenomenheid wij 't rapport hebben begroet. Het heeft ons, terwijl wij vroeger eerder afwijzend tegenover het benoemen van een zendingsprofessor stonden, overtuigd van de wenschelijkheid, ja noodzakelijkheid.

Onze eerste opmerking is: waarom zija ons de adviezen van de kerk van Utrecht, van de hoogleeraren der Theol. School en Theol. Faculteit der Vrije Universiteit en der andere aorporaties en heeren, niet overgelegd? Wel worden wij op blz. 2 en 3 daarheen verwezen, en zelfs wordt gezegd, dat die adviezen als 'bijlagen dit rapport vergezellen ; maar... zij staan er niet in! Vergeten? Of worden zij bewaard voor de leden der synode? Wij betreuren de afwezigheid, want wij kunnen nu niet beoordeelen, in hoeverre de deputaten van de ontvangen adviezen afwijken of er mee in overeenstemming zijn. Wij spreken den wensch uit, dat die adviezen alsnog aan de kerken worden toegezonden.

In sommige opzichten achten wij het doel wel wat te hoog gemikt. Wij vragen b.v.: zal „ e e n i g e kennis van het Arabisch, van het oud-Javaansch en van het Sanskriet" genoeg zijn, om de miss. dienaren in staat te stellen „van den Islam en van de oud-Indische cultuur kennis te nemen uit de bronnen zelf"? Hebben wij trouwens voor bronnenstudie niet onzen taalgeleerde dr Bakker op Java?

Ook vinden wij het voorstel, om de kerken aan de Vereen, voor Hooger Onderwijs te laten verzoeken, den zendingshoogleeraar aan de Theol. School ook te benoemen aan de Vrije Universiteit, wel wat vreemd. Ligt het niet op den weg van die vereeniging zelf, om, zoo zij dit noodig acht, ten deze stappen te doen? Dat behoeft toch niet van de kerken uit te gaan. Hoogstens zouden de deputaten tot oefening van het verband, die Vereeniging erop kunnen wijzen, dat meerder zendingsonderricht voor de studenten noodig is. Doch wij meenden, dat het daarbij blijven moet.

Tweeslachtig achten wij den voorslag, om den zendingshoogleeraar zijn colleges ten behoeve van de speciale opleiding der missionaire predikanten te Amsterdam te laten geven; hier komt het vooropgestelde beginsel: de kerkelijke zending heeft een zendingshoogleeraar aan haar eigen kerkelijke school, beslist in het gedrang. Waarom zou die heele enkele zich voor de zending zelf voorbereidende dienaar of candidaat niet naar Kampen kunnen reizen, om daar zijn colleges te ontvangen? Het schijnt ons toe, dat door den voorslag van deputaten de kerkelijke hoogleeraar veel meer hoogleeraar van de V. U. zal zijn. En in het laatste geval kunnen wij niet inzien, waarom onze kerken alle kosten dan zouden moeten dragen. Het schijnt ons zelfs een noodzakelijk gevolg te zijn van het voorstel der deputaten, dat de zendingshoogleeraar zich te Amsterdam vestigen moet, om naar Kampen te reizen tot het geven van zijn paar colleges. En dat achten wij niet in overeenstemming met het beginsel, waarvan deputaten zijn uitgegaan.

Ook maken wij nog de opmerking, dat de studenten, die nu al klagen over het groote aantal studievakken, met gemengde gewaarwordingen zullen hooren van hetgeen hun straks zal worden opgelegd. Maar natuurlijk zal het college van hoogleeraren wel maatregelen treffen, om de studenten niet te laten bezwijken, b.v. door de tentamens in de zendingsvakken te zetten in het tweede, uiterst derde jaar.

Ten slotte spreken wij de hartelijke begeerte uit, dat de synode van Arnhem dit hoogst belangrijke, reformatorische rapport unaniem moge aannemen, zij het ook met eenige wijzigingen, die het kerkelijk karakter van het hoogleeraarsschap van den zendingsprofessor volkomen "handhaven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

Rapport „Betere Vooropleiding”.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 24 januari 1930

De Reformatie | 8 Pagina's