PERSSCHOUW
Zendiugsbureau.
Ons „Zendingsblad." is denkelijk het meest gelezen Wad in onze Kerken.
Doch dikwijls wordt over de artikelen in veel gelezen bladen heengelezen.
En we zouden niet gaarne willen, dat het volgende de aandacht ontging.
Ook ditmaal zal de a.s. Generale Synode weer heel wat meer of minder belangrijke Zendingszaken hebben te hehandelen. Tot de zaken, die aan de orde zuUen worden gesteld, behoort ook de vraag, of het niet moet komen tot de oprichting van een Zendingsbuieau.
Die vraag is niet de belangrijkste waarover de Synode zal moeten beshssen. Maar zij is toch ook niet van belang ontbloot.
De Generale Synode van Groningen heeft aan hare d& putaten voor de Zending opgedragen „te onderzoeken op welke wij ze het best ware te voorzien in de z or g voor het algemeen archief van de Zendingszaken en voor de Zen dings bibliotheek en de volgende Synode dienaangaande te dienen van rapport en a d V i e s".
Inzake het archief dient opgemerkt, dat er geen algemeen archief voor de Zending bestaat.
De archiefstukken van de Zending der Geref. Kerken onder Heidenen en Mohammedanen zijn ten deele opgenomen in het Algemeen Kerkelijk Archief, dat te Amsterdam bewaard wordt. Een klein gedeelte is geborgen in één der kasten van de Kerkekamer, Kerkstraat 109, te Amsterdam. En de correspondentie van de latere jaren berust nog voor een aanmerkelijk deel bij de scrabae der deputaten, wijl sommige dezer stukken nog wel eens moeten geraadpleegd.
Zeer gewenscht zou het zijn, dat aan het archief van de Zending wat meer zorg werd besteed, dan tot nu toe is geschied. Aanbeveling zou het verdienen, dat alles wat tot 't archief der Zending moet worden gerekend, bijeengebracht werd en hehoorlijk werd geregistreerd.
Van de Zendingsbdhliotheek mag gezegd, dat deze thans goed in orde is. Alle aanwezige boeken, brochures en tijdsohriften zijn gecatalogiseerd, gelijk het behoort. En voor het in orde houden wordt naar eisch gezorgd. Stellig zou het echter wel gewenscht zijn, dat, voorzoover dit nog niet geschiedt, alle Acta der Zendingssynoden en alle Zendingsbladen en tijdechriften, en voorts alles wat in de pers van de Zending onzer Kerken wordt inedegedeeld of daarover wordt geschreven, bijeen verzameld werd en behoorlijk gerangschikt en geregistreerd werd opgenomen in de bibliotheek.
Met het oog op een en ander verdient het wellicht aanbeveling, dat er een Zendingshureau wordt gesticht.
In dit Bureau zou dan vooreerst heel het archief kunnen wofden ondergebracht, terwijl ook de zorg voor de Bibliotheek aan dit Bureau zou kunnen worden verbonden. Voorts zou dit Bureau kunnen worden heiast met heel wat za.ken, die voor de Zending van meer of minder belang zijn.
"We noemen het volgende:
De verkoop van busjes en inikkertjes. Niet alsof dit thans door de kinderen van Ds Pol niet behoorlijk wordt waargenomen. Maar als er een Zendingebureau was, zou dit werk ook heel geschikt aan dat Bureau kunnen worden opgedragen.
Het verzamelen van gegevens betreffende de Zending, zoowel in Nederland als in Indië en het verstrekken van inlichtingen aan wie daarom vragen. Thans wendt men zich tot het verkrijgen van gewensohte inlichtingen vaak tot personen, van wie men denkt, dat zij wel op de hoogte zijn van de dingen, die men wenscht te weten, maar vaak wordt men dan van den één naar den ander verwezen en meermalen zonder het begeerde resultaat. Een goed informatiebureau ware wel zeer gewenscht.
Verder zou aan dit Bureau verbonden kunnen worden het verzameleè* en uitleenen van propagandamateriaal voor de Zending. We denken hierbij b.v. aan lantaarnplaatjes. Er zijn onderscheidene series lantaarnplaatjes betreffende onze Zending. Maar zij berusten bij verschillende personen. En vaak weet men niet, waar men ze krijgen kan. Onze Zending heeft over bet algemeen te weinig propagandamateriaal. Een goed Bureau zou in 'dit opzicht nuttig werk kunnen doen door voor gepast materiaal te zorgen.
Misschien zuUen ook de Zendingsfilmen in verband kunnen worden gebracht met dit Bureau, zoodat zij bij het Bureau berusten en de leiding der exploitatie door het Bureau werd waargenomen.
Het komt ons voor, dat de tijd gekomen ie, om de oprichting van een Zendingsbureau ernstig te overwegen.
Het spreekt vanzelf, dat dit Bureau zou moeten worden gevestigd in een flinke stad, die centraal ligt, en waar men ook kan beschikken over een kluis voor de bewaring van het archief.
Voorts behoeft het geen betoog, dat het Zendingsbureau moet staan onder de directie van een Zendingsman, die met de zaken der Zending goed op de hoogte is en ook aanleg heeft voor archiefwerk.
Indien het Bureau zich allengs zou gaan ontwikkelen, gelijk we ons voorstellen, eisoht de verzorging daarvan op den duur stellig een man, die vrijwel al zijn tijd en kracht daarvoor geeft. Maar ook hier geldt de regel: Maak het niet, maar laat het groeien. De opzet moet bij het begin niet al te groot zijn.
Het komt ons voor, dat bij den aanvang de directie van het Bureau wel zou 'kunnen worden vereenigd met een andere positie, indien maar ten minste twee of drie dagen in de week aan de verzorging van liet Bureau kunnen worden gegeven.
Voor de administratie zou men ook gebruik kunnen maken van een eenvoudige werkkracht, die wat capaciteit voor kantoorwerk bezit.
Stellig zal het voor onze Zending van belang zijn, als er ongeveer op de manier als boven is omschreven, een Bureau mocht komen. We ihopen derhalve, dat de Generale Synode tot de oprichting van een Zendingsbureau zal besluiten.
De gedachte aan een Zendingsbureau is niet nieuw.
Zij is ook in een ander verband geopperd.
Ongetwijfeld kan zulk een bureau goede diensten bewijzen, mits het zich beperkt tot de kerkelijke zending.
Op het gebied der Zending wordt nog al eens geannexeerd, wat niet tot het zuiver-kerkelijke behoort.
Daarvoor wachte men zich ook bij dit bureau.
Of men sla een ajideren weg in.
De ïappoiten op de mindere vergaderingen.
Verleden week schreven we hierover onder „Kerkelijk Leven".
In de „Zeeuwsche Kerkbode" vond ik deze weelc daarover een artikel van Ds P. van Dijk, dat denzelfden kant uitgaat.
Maar, Amice, dit lijkt me toch veel en veel ongewenschter, dan dat er menschen naar de meerdere vergaderingen gestuurd worden, die voor reden vatbaar zijn!
Als we alle zaken van te voren reeds weten, laten we dan onze dure Synodes als het u belieft maar stop zetten.
De kerkeraad van Arnhem wil wel even als stemopnemer lungeeren.
Wat ik dan wil. Amice?
Dat ge op uw kerkeraad niet over het kerklied spreken zult? Ja, ja, nog liever over het kerklied, dan b.v. over de vooropleiding, want het lijkt me toe, dat opleiding in 't algemeen een zaak is, waarover je als kerkeraadslid verstandiger je gedachte in besloten kring kunt uitspreken dan publiek in een motie.
Ik zou willen, dat de rapporten goed gelezen werden, en in den kerkeraad besproken.
Dat wanneer een Kerk formeele of materieel e opmerkingen over een of ander rapport had, zij die ter classicale tafel bracht en desnoods publiceerde. Dat de verschillende classes dit daarna ook deden.
Maar ik vind het niet goed, wanneer de kerkeraden gaan doen of de toezending der rapporten het uitlokken van een soort referendum beteekent.
Ik ben maar zelden voor een rapport op zichzelf bang.
Maar als die rapporten zóó moeten worden behan-. deld, begin ik angst te krijgen voor den ernst onzer Vergaderingen en het karakter onzer algevaardigden. Want ik zie op die meerdere vergaderingen niet graag „leerlingen", die in hun waan alles van te voren allang beslist hebben; maar ik verwacht er trouwe, ons heele kerkelijke leven na 1892 hartelijk toegewijde „meesters", die de wijsheid van het gissen kennen.
Ik zie er gaarne menschen, die achter zich voelen niet den zweepslag van een rist moties over welk voorstel dan ook.
Maar achter zich hebben het verti'ouwen hunner Kerken, die niet op hun vooringenomen standpunt, maar op hun inzicht, geloof en geweten hun liefde voor het geheel der Kei'ken rekenen.
Maar waar ik de samenstelling onzer Synodes altoos nog op die vrije, d.w.z. niet-gebonden wijze heb gezien, voel ik iets voor hetgeen dezer dagen een achtenswaardige ouderling me bekende: „Och, die heele motie-beweging is " hij gebruikte den naam van een bekende winterkost.
„Als de heeren op de Synode zijn, volgen ze toch hun eigen meening."
Zoo is 't wel eenigszins, Amice. Maar als ik de grenzen van eigen autoriteit niet meer ken, zal ik te moeilijker mij naar de autoriteit van anderen voegen.
Maar daai'om is die motie-beweging ook zoo gevaarlijk.
Ziet ge, dat het in den grond der zaak een gezagskwestie is?
't Gezag der meerdere vergaderingen?
De knnst van lezen.
Kan men tegenwoordig nog wel lezen?
Dit is werkelijk een ernstige vraag geworden.
Men kan voetballen, op de juiste golflengten het radiotoestel afstemmen, kampeeren, reizen, voordragen en nog veel meer.
Maar lezen?
De kunst daarvan raakt hoe langer hoe meer in het gedrang.
Daarom verdienen de wenken van Ds Klaarhamer in het „Friesch Kerkblad" behartiging:
Er zijn menschen, die op het hoe van hun lezen niet letten.
Het lezen is voor sommigen een hartstocht geworden. Het schijnt wel alsof het. hun meer om het lezen zelf te doen is dan om wat door het lezen moet worden verkregen.
Die hartstocht van het lezen wordt vooral botgevierd aan zoogenaamde ontspanningslectuur, en dan in 't bijzonder aan die, welke de hartstochten prikkelt. Zoo veroorzaakt deze lectuur spanning in plaats dat ze ontspanning teweegbrengt.
Dit is tevens ooi'zaak, dat andere boeken en tijdschriften, waarvan de lezing inspanning vraagt, tei-zijde gelegd worden. Bij zulke hartstochtelijke lezers is het lezen geen werk meer, geen daad, maar een bewerkt worden. Men zegt het wel eens, dat zij boeken verslinden. Maar eigenlijk is het andersom: het boek verslindt hen.
Zulk lezen maakt niet sterk, maar krachteloos.
Lezen moet men leeren. Niet alleen in zooverre, dat men weet wat er staat. Maar in dezen zin, dat men daarna weet wat men gelezen heelt.
Lezen moet geleerd worden. Namelijk zulk lezen, waardoor we het gelezene zoo vlug mogelijk in ons opnemen. Daarvoor is oefening noodig.
Wie zich gewent zoo te lezen, dat hij ook verstaat, zal vaardigheid verkrijgen in het verstaan van wat hij leest.
Daarvoor is noodig, dat ge u tot lezen zet. En tei-wijl ge leest moet ge alleen lezen en bezig zijn met wat ge voor u hebt. Door niets u laten afleiden.
Met een boek, dat u pakt, zal dit vanzelf gaan. Maar dit is niet met alle boeken het geval. Er zijn boeken en geschriften, die u niet tegemoetkomen, maar van u vorderen, dat gij ze opzoekt en al uw !; rachten aanwendt om ze te verstaan.
Zulk lezen vinden velen te vermoeiend. Eigenlijk
vinden ze het de moeite niet waard. Daarom laten ze het maar na.
Maar wie zich niet laat afschrikken zal zijn geestesleven kunnen verrijken met de geestelijke schatten van het heden en verleden. Zoo woi-dt lezen een loonende arbeid.
Vooral Gereformeerden kunnen hier winst mee doen. Want ook hen bedreigt het gevaar, dat zij de kunst van lezen verliezen.
HEPP.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 8 augustus 1930
De Reformatie | 6 Pagina's