GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Gereformeerden in Portugal.

In de „Leidsche Kerkbode" vond ik dit berichtje:

Te Lissabon bestaat een Portugeesche Gereformeerde Gemeente, welke sedert een veertiental jaren zichzelf onderhoudt. Ze heeft correspondentie e.d.g. met de Schotsche Kerk. De Gemeente lelt 180 leden. Het bezoek tijdens de Godsdienstoefeningen is echter veel grooter. De Zondagsschool heeft eveneens 180 leerlingen. De Gemeente wordt geleid door zeven ouderlingen en acht diakenen. De laatste jaren werkt deze Gemeente nogal veel in de arbeiderswijken.

Ook daar!

Is hier soms een onderzoek naar mogelijk contact gewenscht?

Fraai.

Dr Kaajan „Kroniekt" in de „Utr. Kerkbode" als volgt:

Ge weet, dat de Amhemsche Synode zich ook over de kwestie van - een bescheiden, strikt-Schriftuurlijken uitbouw van de gezangen achter onzen Psalmbundei heeft uitgesproken.

Maar wat schrijft Ds Broekstra nu in de „Leidscfie Kerkbode"?

„Men schroomt niet op een dusdaniaie wijze deze gezangenkwestie tegen onze Kerken uit te buiten, dat men het als ergerlijk aan de kaak moet stellen. Tenminste, de bekende Professor Wisse doet zulks. Laat ik u mededeelen, hoe deze Professor gemeend heeft in den dienst des Woords zich te mogen uiten. Het is door hem gesproken, toen hij in de Christelijke Gereformeerde Kerk te Rijnsburg voor eenige weken het woord bediende. Professor preekte over het bouwen op een steenrots of op een zandgrond. En toen meende hij dit te moeten zeggen, natuurlijk om de hoorders toch maar zeer afkeerig van de Gereformeerde Kerken te maken, dat het bouwen op de steenrots veel langzamer gaat dan op zandgrond. En dat het gebeurt, dat het eerste huis half gereed is en het andere dan al onder de kap is, terwijl de dwaze bouwer hoog in „een lied zit te zingen, dat de Arnhemsche Synode hem in de vingers gestopt heelt."

Prachtig gevonden, vindt ge niet? Maar wat zegt ge nu wel van zulk een bestrijding van de Gereformeerde Kerken? Ik noemde het boven een ergerlijk staaltje en tot mijn spijt kan ik het niet anders bezien. Temeer is dit zoo, omdat zooiets gezegd wordt in een preek van denzelfden professor, die voor eenigen tijd in, naar ik meen „De Wekker", vermaande toch elkaar niet steeds te bestrijden; men moest daai-mee toch een.i ophouden, een woord, dat toen ter tijd door Prof. Kuyper in „De Heraut" is overgenomen en onderstreept. En als men dan preekt, dus min of meer in een besloten kring is, aarzelt men niet op deze wijze te preeken. Dat Prof. Wisse de Gerefoi-meerde Kerken meent te moeten bestrijden, kan ik verstaan en is inzonderheid van hèm goed te verstaan. Maar laat hij dan een principiëele bestrijding geven en niet op deze wijze, welke o zoo goedkoop is, maar ook minderwaardig, optreden.

Het is echter te begrijpen, dat er dan wel eens eenige meerdere vrees komt, om den gezangenbundel uit te breiden. Toch meen ik, dat we ook toch weer niet al te bang moeten zijn. Wij zouden zoo groot gevaar loopen in een hoek te komen, waar de Gereformeerde nooit moeten gaan staan, ik bedoel in den hoek van een verkeerd conservatisme.

Is het niet fraai?

Nu weet men, dat de Synode geen enkel nieuw kerklied heeft gegeven. En toch hoort Professor Wissi den zandgrond-bouwer een lied zingen, dat de Arnhemsche Synode hem in de handen gestopt heeft.

Hier ligt de kwaadsprekerij er wel heel dik op. Mag ik den Hoogleeraar van Apeldoorn eens vragen welk lied hij dien dwazen bouwer heeft hooren zingen? Ik ben er erg nieuwsgierig naar. Geen wonder, ook ik heb de eer tot de deputaten te behooren, die een proeve van eenige nieuwe kerkliederen den Kerken moeten aanbieden.

Als het geen dominee betrof, of als het niet Prof. Wisse betrof, zou men zoo iets „daemagogie" noemen. Hoe ik 't nu noemen moet, weet ik niet; maar ik weiger het te noemen: „een waardig woord". Ook bevreemdt het mij, dat Prof. Wisse, nog als Ds Wisse in de Geref. Kerk te Zutphen preekte o v e r d e n-zelfden tekst ('t was in 1916) — dat tóen in die preek voorkwam, op dezelfde plaats, „een 1 i ed", dat door een ander daderi dan de Arnhemsche Synode, den zanger in de vingers werd gestopt. De „bevinding" is stellig sedert dien gewijzigd!

„Van 12 jaar en ouder”.

Ds Gispen nam in de „Groninger Kerkbode" ons artikeltje, waarin we een statistiek gaven van „het belijenis-doen" van onze jongens in de groote steden, over, en schrijft dan verder:

Nu behoor ik niet tot hen, die statistieken het eind van alle tegenspraak achten, maar toch zijn de cijfers hier genoemd zóó ernstig, dat er wol groote aandacht aan geschonken moet worden. „De Reformatie" gaat in een volgend nummer dan ook speuren naar de oorzaak van dit in-droef verschijnsel. Eerst wordt die oorzaak gezocht in de gezinnen en na dat toegelicht te hebben schrijft Prof, Waterink een zin, waarop in zeer bijzondere mate mijn aandacht viel n.m.: „Men weet toch, dat de meeste kinderen in de gix)ote steden eerst laat ter catechisatie komen". Over dien zin zou heel wat te zeggen zijn. De kerk, welke ik de eer heb te dienen, mag zonder eenige zelfverheffing zich ook rekenen tot de groote stadskerken en tot mijn zeer groote blijdschap geldt de boven aangehaalde zin voor haar niet. 't Is

hier nog de algemeene gewoonte", dat op 12-jarigen leeftijd de kinderen ter catechisatie komen. Het aantal jongens en meisjes van 12—16 jaar die hier de catechisatie bezoeken, durf ik, uitgaande van mijn eigen wijk, gerust op tusschen de 600 en 700 schatten. Waarom zou die gewoonte niet in andere groote steden gevonden worden? Als ik over die vraag nadenk, dan ben ik geneigd een andere vraag te stellen, neimelijk deze: zou het eerst laat ter catechisatie komen niet een symptoom zijn, dat het kerkelijk leven in die groote steden niet meer gaaf en gezond is? Als de kei'k in het centrum van het leven staat — en dat moet bij een Gerefoi-meerd mensch toch zoo zijn — dan kan het niet anders of de ouders zullen uit kracht van hun heilige belofte bij den Doop liunner kinderen afgelegd zich verplicht voelen om zich biddend in te spannen in heel het werk der opvoeding ook aan die kerk te geven de haar toekomende plaats. En evenzeer heeft de kerk de hooge roeping om voor haar op te eischen het gedoopte zaad der gemeente om dat te brengen door middel van het ambtelijk onderwijs tot het tweede van Gods sacramenten. Alleen dan is het kerkelijk leven gaaf en gezond als in dat leven alles de plaats inneemt door God en Zijn Woord aangewezen. Het juiste evenwicht in de onderlinge verhoudingen is gewoonlijk een bewijs van gezondheid.

En nu wordt de 12-jarige leeft ij d gew oonlij k geacht als het begin te zijn van het ontwakend bewuste leven van een mensch. De mate van ontwikkeling is gewoonlijk dan ook groot genoeg om het eenvoudig catechetisch onderwijs te kunnen volgen. Bovendien lijkt - me die leeftijd ook zielkundig juist gekozen om de kinderen te gewennen aan het ter catechisatie gaan. Het zich gewennen is en blijft toch zulk een gewichtige factor in heel de opvoeding. Het kind van 12 jaar wil wel naar catechisatie. Het is in zijn oog zoo iets van een bevordering. Het geeft hem het gevoel van „grooter" worden. Wie dan ook op dien leeftijd ter catechisatie komt, die blijft ook bij het opgroeien gewoonlijk ter catechisatie gaan en ontkomt aan wat op lateren leeftijd nog weleens op te merken valt: het er tegen opzien om de catechisatie te bezoeken, of ook daaraan nu heelemaal geen zin te hebben. Daar komt nog iets bij. Op den boven aangehaalden zin laat Prof. Waterink volgen: „Maar men mag ook weten, dat juist omstreeks het twaalfde of dertiende jaar de eerste twijfel valt, en de eerste breuk komt in de lijn des levens".

Zou de kerk dan niet de roeping hebben om ten koste van alles te voorkomen, dat de kinderen eerst laat ter catechisatie komen?

Bovendien is de invloed van een dienaar des Woords op cateehisanten van 12 — 16-jarige n leeft ij d vaak zoo heerlijk groot. Die jonge harten worden nog niet geheel vervuld door het groote stadsleven. Ze zijn nog vaak zoo ontvankelijk voor geestelijke' indrukke n. Kinderen op dien leeftijd voelen zich nog vaak gebonden aan den persoon van de-n catecheet. En dat is vooral in een groote stadskerk zoo diingend noodzakelijk. Door de meestal ve-jl te groote vrijken is er zoo weinig gelegenheid om persoonlijk met de gezinnen in aanraking te komen en is het invloed uitoefenen zoo uiterst gering. Daarom moet de groote kracht van den dienaar des Woords voor een niet gering deel in diens catechetisch onderwijs gezocht. Op catechisatie kan de dienaar des^ Woords vormend en leidend werken juist als de kinderen op 12-jarigen leeftijd reeds komen. Z ij n ze ouder, dan is niet zelden reeds d-e b e s t e t ij d V o o r b ij om den. zoo noodigen persoonlijken invloed uit te oefenen.

En nu is het volkomen waar, als Prof. Waterink eindelijk schrijft: „de predikanten onzer groote stadskerken zijn in den regel al heel zwaar beladen", maar even waar is toch ook, dat wat het zwaarst is ook 't zwaarst moet wegen. En wat is zwaarder dan de goddelijke roeping om alles te doen wat menschen kunnen doen om te behouden de jeugd van de kerk des Heeren?

Ik ben het met eiken zin, ik zou haast zeggen, met elk woord, dat Ds Gispen hier schrijft, van harte eens. Een paar zinnen spatiëerde ik. Alles wat spatie heeft, heeft dat in ons blad, niet in de „Gron. Kerkb.". Maar ik vind deze dingen zéér belangrijk.

De kwestie, hier aangeroerd, staat op het program ook voor ons blad.

N u wil ik alvast zeggen, dat er ook nog een andere reden is, waarom er zeer vele 12-jarigen niet op catechisatie zijn.

Dat is „de t h e o r i e". De theorie, „dat ze er nog niet hooren". M.i. is deze theorie zonder meer fout. En g e V a a r lij k. Maar daarover later in een andere rubriek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 5 december 1930

De Reformatie | 8 Pagina's