GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

OPVOEDING EN ONDERWIJS

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wanneer een krachtige wind een boom op zijn weg vindt, dan worden de jonge twijgen heftig heen en weer gezwiept, terwijl de stam rustige en krachtige bewegingen maakt.

Dat beeld werd gebruikt, toen het vraagstuk werd overwogen, m hoeverre de geest van de tijd een ongunstige invloed heeft uitgeoefend op de jonge menschen van onze dagen. Het is al weer enkele jaren geleden, dat de Bond ter Behartiging van de Belangen van het Kind een enquête instelde naar het zedelijk en geestelijk gehalte van de jeugd tegenwoordig, 't Is wel zeer interessant te lezen, wat verschillende mannen en vrouwen als hun oordeel over deze kwestie geven. Uiteraard loopen die pordeelvellingen nog al wat uiteen.

Oppervlakkige klagers zijn gauw klaar. Die vinden, dat de jongelui heel wat minder zijn geworden. Anderen, aanbidders van de vrijheid in elke vorm, oordeelen, dat wij met reuzenschreden zijn vooruitgegaan in dit opzicht. Alleen moeten we maar een beetje voorzichtig zijn met de uitwassen, zoo oordeelen zij. 't Zijn altijd sterke beenen, die de weelde, ook de weelde van de vrijheid, kunnai dragen.

Hooren we maar eens enkele meeningen. „Ten aanzien van het geestelijk gehalte, staat, naar mijn meening, de rijpere jeugd achter bij die van voor 25 jaar. Het is geenszins onmogelijk, dat het maar eai tijdelijke inzinking beteekent, ge^ volg ook al van de wereldgebeurtenissen. Maar in mijn oogen is het een feit, dat ve'-geleken bij vóór-

25 jaar, de jeugd thans, in doorsnee, minder weet, oppervlakkiger, slordiger, eigenwijzer is, dat zij zich minder stoort aan het oordeel van anderen, minder eerbied betoont aan anderen, minder gezag erkent, zicbf blinder moeite geeft en minder de vormen in acht neemt." Deze oordeelaar, een militair, is dus allesbehalve malsch en het verwondert ons niet, dat hij over de middelen ter verbetering het volgende schrijft: „De ouders of verzorgers in de eerste plaats en voorts de onderwijzers en opleiders moeten zich meer rekenschap geven van den ernst hunner taak, van hun duren plicht, om voortdurend er naar te streven, goed voor te gaan en tegelijkertijd de jeugd te houden aan plicht, tucht en orde. Zij moeten inzien, dat de opvoeding niet te zacht, te week, te toegevend mag worden; dat men niet te veel moet vergen, maar het weinige dan ook krachtig en goed."

Een Directeur van een Ambachtsschool komt tot de merkwaardige uitspraak: „Werklieden, die hun. kinderen na het verlaten der lagere school, nog gedurende drie jaren het onderwijs op een Ambachtsschool doen volgen en zich dus door het missen van het loon, dat die kinderen reeds zouden kunnen thuisbrengen, kleine genoegens moeten ontzeggen, staan in den regel zedelijk hoog en zooals de ouders zijn, zijn veelal de kinderen. Onze jongens waardeeren de opoffering van hun ouders en zij toonen die waardeering in hun arbeid en toewijding bij het onderwijs."

't Doet goed, ook zulk een getuigenis eens te lezen. 'kWeet zeker, dat er heel wat kinderen zijn, die zich levenslang de opoffering himner ouders herinneren. Die mogen dan ook niet vallen onder het oordeel over de ondankbaarheid van het tegenwoordige geslacht.

Een ander, de Directrice van een Huishoudschool, vindt, dat de jongelui van tegenwoordig zich maar wat al te gemakkelijk van hun werk afmalcen. Zij werken niet uit liefde voor het werk zelf. „Als je er maar komt". Ook bij de keuze van een beroep wordt gezocht naar weinig werk en veel verdienen. Tijd en krachten blijven er op die manier over voor ontspanning en ik heb wel eens verondersteld, of niet de gangbare jeugdopvatting is, dat daarin de quintessence van het leven ligt. Door de geleidelijk aangegroeide behoefte aan ontspanning zijn de gelegenheden daartoe legio geworden. De overmaat van ontspanning heeft den smaak voor de eenvoudige en goedkoopere genoegens verdreven en de zucht naar sterkere prikkels doen ontwaken, tot soms de overspanning optreedt, met ondermijnd of uitgeput vermogen tot uispanning als gevolg."

Daar zal wel veel van waar zijn, maar ik heb een zwaar vermoeden, dat men deze dingen 25 jaar geleden al ongeveer precies zoo aanvoelde.

, Waarop ik nog wel eens met alle nadruk de aandacht zou willen vestigen, is de uitspraak, dat we het de jeugd al te gemakkelijk hebben gemaakt; ze is van te veel en velerlei kleine plichten in het dagelijksch leven, tegenover de samenleving, ontslagen en daardoor is het verantwoordelijkheidsgevoel in de jonge mensch niet aangekweekt, ja, feitelijk stelsehnatig onderdrukt. We moeten weer hoofere eischen gaan stellen aan wat het kind aflevert, aan de rapporten, die het van da school thuisbrengt, aan het knutselwerk van zijn vrije uren, om het kind te leeren, zijn beste krachten te geven aan wat het onderneemt. Een dergelijke gestrengheid, goed toegepast, stoot het kind niet af van zijn opvoeders, integendeel, het geeft hem een gevoel van veiligheid, omdat het er instinctmatig zijn behoud in voelt.

Als het waar is, en daar valt niet aan te twijfelen, •dat de roep om meer vrijheid ook onze jeugd heeft aangegrepen, dan zal dezo wind ook weer de jonge takken , het meest heen en weer zwiepen. Tmmers het misbruik der vrijheid zal uit de aard der zaak het grootst zijn bij de onontwikkelden, waar geen tegenwicht geboden wordt.

Op dat tegenwicht komt het in vele gevallen aan. Dat heeft de jeugd niet zelf, maar moet haar verschaft worden door degenen, die met haar opvoeding belast zijn. Daarom moet men in huis en school niet bang zijn, om iets van de kinderen te vragen. „Ik geloof", schrijft een lyceumrector van onze dagen, „dat de jeugd' nagenoeg dezelfde is gebleven, maar dat de omstandigheden geheel veranderd zijn en... ondanks schijnbare (en) aan den buitenkant liggende moeilijkheden veel gunstiger ge^ worden zijn! Naar mijn heel sterke overtuiging heerscht op de tegenwoordige middelbare school een veel betere geest dan voor 30 jaren en... wordt er op die school harder gewerkt dan voor 30 jaar! De leerlingen van mijn school werken tenminste even hard (en velen met véél méér pleizier) dan wij op de H. B. S. van plm. 1900. Zij ; hebben natuurlijk dezelfde eisch als wij hadden, " om zich aan de onredelijke eischen van de school te onttrekken ... Dat er dus verzet is bij onze, lang niet allen intellectueel begaafde, jonge kerels van 16, 17 en 18 jaar; bij onze meisjes is m.i. vanzelfsprekend, dat ze veel van onze eischen niet begrijpen, er de noodzaak en de waarde niet van beseffen, evenzeei'... Ze werken heusch nog al hard, zijn heusch nog al eerlijk, heusch nog al ordelijk. In Hiijn wederom persoonlijke vergelijking van eigen jeugd en huidige ervaring constateer ik: wij braken op onze H. B. S. den boel ongeveer af, sneden met groote messen onze namen in de banken, stonden in volslagen vijandigheid tegenover school en leeraren; de tegenwoordige leerlingen gedragen zich behoudens de natuurlijkerwijs van kinderen te verwachten onnadenkendheden en roekeioosheden behoorlijk, niet baldadig, op aardige wijze meewerkend."

Zie, zoo'n getuigenis gun ik de jongelui ook wel eenxs. We moeten maar niet altijd spreken, alsof het tegenwoordig zoo buitengewoon erg is. Natuurlijk het kwaad heeft zich altijd in onze kinderen vertoond, het komt in verschillende tijiden ook in verschillende voormen aan het lidit. Daarom moeten we onverpoosd blijven arbeiden, waken en strijden. Ook al zien wij veel goeds, wij mogen de hand van de ploeg nooit loslaten. Wij moeten met autoriteit, zooals Prof. Gunning dezer dagen zei, voor onze knapen en meisjes durven verschijnen. Maar wij zullen zeker wemig goeds bij hen uitwerken, wanneer wij hun elke dag vertellen, dat zij zooveel slechter zijn dan de jongelui vroeger. Da vergelijking met vorige geslachten is altijd moeilijk. Stellig zijn onze halfwasjes anders dan wij vroeger waren, maar is dat altijd erger?

iG. MEIMA.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's

OPVOEDING EN ONDERWIJS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 januari 1931

De Reformatie | 8 Pagina's