GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Naar bet proza van den hoogsten Profeet.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Naar bet proza van den hoogsten Profeet.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

En zij waren op den weg, gaande op naar Jeruzalem, en Jezus ging vóór hen; en zij waren verbaasd, en Hem volgende, waren zij bevreesd. En de twaalven wederom tot Zich nemende, begon Hij hun te zeggen de dingen, die Hem overkomen zouden. Marcus 10:32.

Wie eenigermate kennis genomen heeift van de geestesbeweging onzer dagen, die wordt, zoo vaak hij den hierboven a^edrukten tekst leest, onmiddellijk herinnerd aan een hedendaagsch theoloog, die het ongelnk begaan beeft, onzen tekst _„beiroemd" te maken, en die door deze „gave" tot het „beroemd" malrén van een los bijbelwoord dan ook zeer groot loon ontvangen heeft, — van de menschen, wel te verstaan; de menschen, ook de christelijke, houden doorgaans veel van hen, dift jmlfce ongelTukkwi begaan., „.f^rxïfti; ., . of., .op , dein. kansel.

Wij spraken daar van een O'ngeluk.

En met goede reden, naar wij meenen.

We kunnen dat ongeluk al dadelijk hieraan demonstreeren, dat de theoloog van daareven vooral, en eigenlijk alleen, den wijsvinger gelegd heeft bij het eerste gedeelte van onzen tekst; het tweede vond hij blijkbaar minder belangrijk. Maar wie als gereformeerde zijn bijbel leest, die doet het net precies anders. Voor hem is het eerste deel van den tekst een voorbereiding tot het tweede deel; dat tweede deel, daar komt het op aan. Het eerste gedeelte', dat is., om zoo te zeggen, in het verhaal de „aanloop", om naar het tweede te komen.

Laat ons nabij treden, en zien.

Dat eerst© tekstgedeelte is door den theoloog van daareven 1) in een van de „beroemdste" boeken van dezen tijd gebruikt als „illustratie" bij één van de grondbegrippen, die hij in zwang gebracht heeft om het zielkundig verschijnsel der „religie" te teekenen. Pas op voor die illustratoren in d© kerk; die begaan haast altijd ongelukken. Vooral als zij niet God, doch den godsdienst (de „religie") beschrijven. En dan nog wel het allermeest, als zij, zooals deze schrijver in de inleiding van zijn boek zelf zegt, deze methode volgen: dat zij over de beschrijving van hun eigen „zieleleven" heen, dus over de beschrijving van hun z.g. godsdienstig (religieus) gevoel heen, willen komen tot de beschrijving van het „voorwerp" hunner «religieuze" gevoelens, dat is: God.

Langs dezen weg, die van zelfbespiegeling voortschrijdt tot bespiegeling over God, komt dan deze schrijver tot het begrip van „het numineüze" in de religie, en tot de voorstelling van God, als het geheimnis-volle, het „gansch-andeire".2) Onder het „numineüze" verstaat deze theoloog dan het geheimzinnige, hetgeen de ziel doet huiveren, als zij in „contact" komt met het „vreemde", 'het „naamlooze", hetgeen in een andere „wereld" ligt, dan de ons bekende en doorschouwd© „wereld". De aanraking met dat „numineüze" doet de ziel „huiveren"; het maakt haar „verbaasd", en „bevreesd". Dat „huiveren" is nu het wezenlijk© in d© jjreligie", zegt deze christen-denker; „religie" kan niet zijn zonder dien „indruk" van het geheimzinnige.

Dat is de tekst dus van 's mans preek.

En nu gaat deze preeker over den tekst ^der „religie" (waarin dus niet God, maar de godsdienstig© mensch eigenlijk het voornaamste in de beschouwing is) zoeken naar illustraties. Pfes op: de ongelukken komen. Want illustraties vindt hij overal. Immers: „religie" is overal. Illustraties vindt hij daarom bij heidenen ©n christenen, bij boeddhisten en roomschen, bij Ohasama en Galvijn, bij de Bhakti-religie en de aanhangers van Luther's leer: alleen door het geloof. En één van die „beroemde" illustraties is nu ook het eerst© deel van onzen tekst: Jezus (d© histo^ risch© verschijning) had ook dat geheimzinnige in zich, hij had ook „iets over zich", dat vreemd aandeed, dat mysterieus was. De menschen om hem heen — kijk maar in den tekst, het eerste deel — „voelden" dat numineüze dan ook terdege „aan": z© waren v©rbaasd (eerste schetslijn van de illustratie) en ook bevr©©sd (tweede schetslijn).

En nil ligt de „stichtelijke" „toepassing" zoo maar voor het grijpen.

Dit is de toepassing: het numineüze is nóg altijd mogelijk, het is een overweldigend ding, als ge het ondervindt; wij moeten niet verdorren, en niet verintellectualiseeren, en dus is het een heel© zegen, als het christendom, net zoo als het boeddhisme in Japan ©n in Voor-Indië, en zoo, nog steeds van die religieuze typen opleveren kan, die het numineüze ondergaan, en dan ook even „verbaasd" en „bevreesd" zijn als die volgelingen van „Jezus".

Natuurlijk staan ©r dan dadelijk heel wat menschen ja te knikken. Wie zal zich daarover vorbazen, zoolang wij omringd zijn door j, conf©ssiOh neelen", die — al komen z© er oiok langs een anderen weg — ook altijd den mond vol hebben van „het mysterie" in de „religie", door schijngerefo'rmeerden, die hun leven lang de menschen bang maken voor de goede gave Gods, die j, int©llect" genaamd wordt, en door gerefonneerde en niet-gereformeerde dominees, die elk bericht uit het evangelie dadelijk „overzetten in het geestelijke" en — ons blad waarschuwde daar herhaaldelijk tegen — den datum .van die beirichten altijd over het hoofd zien? Met dit gevolg, dat ik, en gij, en mijn kinderen, die ik meeneem naar de kerk, den indruk krijgen: als i k dat niet heb, wat die discipelen hadden, dan deugt het niet?

Maar hier raken w© nu juist het fijne puntje: er staat ©en datum Oip dat bericht. Die „verbazing" en die „vrees" was er bij de menschen in een bepaald jaar, een bepaalden dag in. dat jaar, aan het begin onzer christelijke jaartelling. En het was ©en zuiver plaatselijk evenement : het was er, toen de Christus Gods, als historische Jezus, vóór zijn dood, bezig was, langzaam maar zeker, de gordijnen weg te schuiven van het tooneel, waarop geschied©n moest een bepaald d©©l van wat Gods raad besloten had.

Nu komt d© vraag: moet dat nu tot aan den jongsten dag herhaald worden, ja dan neen? Met andere woorden: moet ik, moet gij, moet mijn kind, óók die „verbazing" en die „vrees" ondervinden, die toen en daar ondervonden zijn?

Hier en daar zegt ©en domin©© vandaag op den preekstoel : ja. Gezegend, wie verbaasd en bevreesd is. In den jeugddienst zegt hij dan soms dat mooie woord van „het numineüze" oofc nog erbij. Maar vreemd toch: op Paaschmorgen preetó hij over de engelen, die zeggen: vreest niet; en dan moeten we ons blijkbaar niets meer aantrekken van die vrees en die verbazing. Hoe is het nu eigenlijk?

Hoe het is? Och laat den datum boven het bericht staan. Toen dat, wat onze tekst verhaalde, gebeurde, toen was Christus Jezus nog zichtbaar onder d© menschen; Hij is thans onzichtbaar. Toen schoof hij de gordijnen op zij; thans is heel het voorhangsel aan flarden gescheurd. Toen was er nog geen letter van h©t Nieuwe Testament geschreven; thans heeft de Geest dit werk voltooid. Toen ging de kerk gebukt onder tientallen dwaalleeraren, uitstekend georganiseerd; thans is de profetie door kerkhervormingen heen weer gekomen in en uit de vrij© gemeente.

Het is toch s-oi aiiderb gevvorden, niet? D© kar^ lender is verder afgescheurd — met d©n vinger Gods.

Laat nu alle stichtelijkheid, die den „vinger Gods" zoo graag in de preek te pas brengt al's ©r ergens een ongeluk gebeurt, een Titanic vergaat, een „crisis" (!) komt, toch eindelijk eens dien vinger Gods erkennen daar, waar hij zek©r t© herkennen is (dat andere is, zonder dit, toch maar gissing!) Laat men zien, dat , Gods vinger d© kalenderbladen van de heilshistoiri© afscheurde, één voor één. M.a.w. dat de zaken voor ons anders staan dan voor de menschen van toen.

Die „verbaasde" en „bevreesde" menschen van toen, dat waren onze voortrekkers. Zij drofr gen lasten voor ons. Zoo-dro©g David lasten voor zijn volk, toen hij Goliath versloeg. De strijd blijft, maar z ó ó' n Goliath is er vandaag niet meer te bekennen. ZoO' is het nu ook hier. De worsteling, om d©n inhoud der goddelijke openbaring te verwerken, om ze in ons op te nemen, d i e bïïjft, en die kan ons vaak overweldigen (dat is het element van waarheid in dat „numineüze"). Maa.r voorts — keer niet tot dat „numineüze" van toon terug; dan zijt ge ondankbaar, en spant Gods paarden achter Zijn „wagens" (Ps. 68).

Want ge mo©t onzen tekst in zijn geh'eeil lezen. De discipelen waren bevreesd, verbaasd: Gods water plofte in het bassin van hun „ziel en gQfsf'v en spetterde over den rand heen. Maar om aan dien ongelukkigen toestand ©©n eind te maken, doet Jezus, als Christus optredend in Zijn ambt, ©en ding, waarvan veel mannen en vrouwen in de kerk niet gediend zijn (hetgeen ze ook aan den dominee, die zijn phdtit doet, goed laten merken, de stakkers): hij komt met zijn leer-proza hun verbazing en vrees overwinnen.

Niet, om het hun gemakkelijk te maken^, o neen. Want het wonderlijk© is juist hi©rin gelegen: wie bij het numineüze leeft, die heeft af en to© die geheimnisvolle zielsindrukken, maar hij komt niet verder. Christus evenwel onderwijst. In proza. Hij houdt veel van proza. Zonder proza komt niemand tot God, doch met „numineüze" „poëzie" blijven duizenden ver van God. Hij zegt, in proza: gij verwondert u? gij kunt het niet verwerken? maar het staat toich in het Oude Testament? En dan leert hij hun bijbelteksten. En leert hun letters (ondanks alle nieuwerwetsohe antiletter-dominees). En teekent hun een schetskaart van het profetisch perspectief. En leert hun geest, niet langer numineus omnachtig te zijn, doch dogmatisch proza te schrijven straks. Hij neemt daarom ook uit de velen, die „indrukken" hebben, d© twaalf, want di© zijn de uitverkoren voortrekkersi, en leert him, in proza, wat ze straks in proza vaa preek of brief moeten ia systeem brengen, voor d© Iserkmenschen, ook van 1932. Oofc voor lezers van „De Reformatie".

Want God is niet „het" ander©. Hij is „Hij". Mijn Vad©r, die in de hemelen is, is niet een „het", doiCh de „Hij"; ik zeg tot Hem: „Gij". En Hij is niet iets vreemds, dO'Ch de ©igen Vader.

Laat de christenmenschen in de kerk weer proza eischen, intellectueel zijn, de profetie willen hooren verklaren. Laat ze niet „het numineüze" verheerlijken, doch God danken voor ©en christelijk© b©lijdenis, in proza gesteld, en in aanbiddiag geschreven. Laat ze niet stichteüjk© ongelukken begeeren op Zondag, doch weten, dat niet het verschijnsel der religie God verklaart, doch dat omgekeerd God ons zeggen moet, wat godsdienst is.

Dan zullen zij Paulus' gedachten nadenken. Paulus was verbaasd en bevreesd (Damascus) in het begin. Toen schreef hij proza, zonder kunstvorm, en d© zinnen liepen niet eens „mooi" ia zijn grieksch; dat was het vervolg. En hij riep: O diepte des rijkdoms! dat was een zeker sloit (maar hij gaat dadelijk verder). En dat slot was niet numineus, doch lumineus: hij preekt© en leerde, ©n de gerefo'rmeerde kerkmensch, die. Zondag uit d© kerk komende, verklaart: ik heb het niet doiorzien, maar ik heb wel inzicht gekregen, di© zal'

van den hcw> gsten Rrof& et gezegend zijn met datgene, wat bij de menschen (ook' duizenden zwakzinnige kerkmenseben) zeer veracht is: gezegend zal hij zijn met het didactisch pro-za van het Nieuwe Testament.

De Geest van den verhoiogden Plrofeet Christus verwekke ons weer prozaisten. Ze zijn broodnoodig.


1) Rudolf Otto, Das Heilige. ") Het andere, onzijdig („thaterpn").

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1932

De Reformatie | 4 Pagina's

Naar bet proza van den hoogsten Profeet.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 september 1932

De Reformatie | 4 Pagina's