GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Drieduizend.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Drieduizend.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

En er werden op dien dag toegedaan omtrent drie duizend zielen. Hand. 2:41.

Getallen van de Schrift, — wij ontmoeten zo op tweeërlei plaats.

In apokalypsen (b.v. het laatste bijbelboek). En in nuchtere, gewone historische berichten, zooals b.v. hier in Handelingen 2, als ons verteld wordt, dat er op den éénen bekenden Pinksterdag ongeveer drieduizend werden gebracht tot het „ja"zeggen tegenover de op dien dag gegeven openbaring.

Wij denken gewoonlijk, dat de getallen moeilijk zijn voor het verstaan, als ze'^in apokalypsen voorkomen, maar dat ze erg makkelijk zijn, als ze staan in historische berichten.

De apokalyptische getallen immers zijn zwaar te verstaan. Verhoudingen worden er op symbolische wijze in uitgedrukt. Maar het is niet zoo gemakkelijk, die verhoudingen ook te „lezen" uit de symbolische getallen zelf: twee getuigen, lionderd vier en veertig duizend verzegelden, duizend jaar, twaalf honderd zestig dagen.

Maar, zoo denken we dan, de getallen in de historische beriditen, die kosten héél géén moeite; die zijn „letterlijk"; en daarmee is alles gezegd.

Zoo zijn we gewoon, de handen in elkaar te slaan van verbazing, als we lezen: drie duizend, die beslisten in affirmeerenden zin op Pinksterfeest.

Maar toch staat het niet zoo met "die getallen. Apokalyptische getallen, ja zeker, die zijn moeilijk voor de uitlegging. Maar, — ALS we ze eenmaal hebben „uitgelegd", als we eenmaal de exegetische moeilijkheden helDben overwonnen, dan zijn we eigenlijk klaar. Wiant dan geven die getallen ons een blik, een i n-zicht in de geschiedenis, en in haar „zin"; want die getallen zijn gequa-1 i f i c e e r d e geschiedenis.

Maar in de historische berichten hebben we de geschiedenis wel, doch dan óngequalificeerd. Het is hier juist de moeilijkheid, die qualificatie te v i n d e n, ook in die getallen.

Feiten zelf bevatteai wel den „zin", den in Gods raad gegeven „zin", maar de feiten leggen zichzelf niet uit. De uitlegging, de qualificatie der geschiedenis, en vanhaar zin, die Icomt juist lüt andere gedeelten van de Schrift. B.v. in de dogmatische brieven. Of ook... in de apokalyps.

Dus kan een getal uit een historisch boek den kommentaar behoeven van het apokalyptisch getal. Dat laatste legt dan het eerste uit. Het legt wel uit op een zwaar te ontleden manier, maar, niettemin • het IS uitlegging.

Zoo staan we dan ook voor de cijfers van den eersten Pinksterdag. Ongeveer drie duizend.

Veel? Weinig ? Bemoedigend ? Ontmoedigend ? Om te beginnen, — dat woordje , , ongeveer" stelt toch wel wat te leur. Het gaat op Pinlcsterdag erom, dat de menschen worden bekeerd van .„Aiiron", en zijn priesters, tot „Melchizédek", tot den 'Priester naar Melchizédeks orde'.

Nu heeft evenwel Aaron, in de eerste bijbelboeken, den Pentateuch, heel secure getallen. „Dit zijn de getelden", zoo staat er dan. En dan komt er een secuur getal. En later weer één. En ge kunt vergelijken, en ge kunt rekenen, éih statistieken aanleggen.

Maar vandaag, nu Melchizédeks priesterschap door den Geest wordt aangewezen en uitgeroepen tegenover het volk, vandaag krijgt Melchizédek géén secuur getal. Er staat een „leelijk" „ongeveer" bij. Men wist het niet precies. Het was ook niet secuur aan te geven. Het doopen van die drie duizend ging natuurlijk niet op één dag. Het getal is dan ook waarschijnlijk opgemaakt uit de later vastgelegde resultaten. Velen waren evenwel weer vertrokken, anderen traden terug. (Ananias en Saffira zijn toch de eenigen niet, die het proces dachten te hebben doorgemaakt, en die het ten onrechte van zich dachten? ) En zoo heeft men niet do kans ge'kregen, precies in de kerkregisters een copie te geven van wat in Gods boeken, boven, geschreven was. Z è '1 f s op dien dag ging het niet, hoewel de volheid des Geestes voller was dan ooit. „Ongeveer", ... en "dat op den 'feestdag, ! die op één na 'de grootste is, die in de wereldhistorie mogelijk is: slechts één feestdag kan immers daarboven gaan: de laatste dag. Ongeveer...

En dan: oeveel zijn die drie duizend'*^ veel aanwezigen? Josephus schat het getal aanwezigen op 2.700.000. Een geleerde van heden zegt: iet onmogelijk. Veel? Het zou, als het waar was beteekenen:1 op de 900, Veel? Veel, als ge let op de verhouding van sprekers tot hoorders. Weinig, als ge let op de verhouding van aanwezigen tot ja-zeggers. Nog minder, als ge let op de parallellen, die Ananias en Salfira, en Bimoni Magus, en anderen moeten |ehad hebben. Ook al zijn ze niet vermeld. Want d a t ze niet vermeld worden, dat de Handelingen geen notarieel register aanleggen, dat behoort óók tot het eigenaardige der openbaringsvormen in de historische boeken, . De feiten, de feiten; maar de qualificatie, dat is een andere kwestie.

Laat nu .losephus maar een overdrijver heeten. Neem van zijn getallen maar een groot stuk al, ga uw gang. Ik heb al genoeg gedaan met u en mijzelf, als ik er zeker van ben, dat het getal hier geen qualificatie zelf is, geen „zin" onfeilbaar onthult, den zin van Gods gedachten, van de ver^ houdingen, gelijk ze boven bekend zijn van eeuwigheid, van „eer de wereld was". Ik heb noodig het getal der Apokalyps. 'Twee getuigen. Honderd vier en veertig duizend verzegelden. Een minderheid tegenover de wereld. Een volledigheid in zichzelf. Een rond getal, als ik let op de eeuwige verkiezing, dat groot-vertroostelijke wonder der eeuwig© verkiezing.

En nu ben ik weer blij. Op dien dag, op d i e n dag, heeft men óók moeten schrijven: ongeveer. Op dien dag, óók op dien dag, heeft men niet aan de boeken van God in den hemel een copie op aarde kunnen geven. Op dien dag kwamen er ook in: de enthusiasten, en de hypocrieten, en de ja-zeggers, die toch eigenlijk hun „neen" hadden völgehonden, heel echt diep van binnen. Op dien dag v/as het een heel groot feest in de kerk; maar, geloofd zij God, óók toen was de kerk niet geëxalteerd, en lïlet in visioenen, en niet boven-menschelijk, en niet aan de aarde ontrukt. Ook toen is er de „spanning" geweest, die eenerzijds het bergrede-woord: wees volmaakt, gelijk Mijn Vader volmaakt is, parafraseert als: tel secuur, gelijk Mijn Vader secuur telt, maar die anderzijds weet, niet te kunnen schrijven copieën, op aarde, van boeken, tel-boeken, daarboven, en te móéten eindigen met een „ongeveer", en met de wetenschap, dat er vandaag meegeteld worden, die men morgen dood moet slaan met het Woord; Ananias, en Saffira.

En nu ben ik weer op de Pinksterlijn, ik met mijn kerk, en mijn kerkeraad, en mijn scriba, en mijn hdmatenboek.

Nu is die Pinkstertelcommissie geen hemel-commissie, geen exceptie vanwege het bizondere feest. Nu heeft zij dezelfde spanning als ik en mijn kerkeraad.

En mijn kerk? Zal zij de continuïteit met de Pinkstertellers bewaren ?

Dan moet zij eenerzijds weten, dat zooveel het aan haar ligt, haar ernstige wil is, volmaakt te tellen, gelijk de Vader in den hemel telt, en niet één vergeet, of voorbijziet. Geen ster, en geen ziel. Maar anderzijds moet zij weten, dat, ook als zij deze roeping aanvaardt, het , , ongev6er" er blijven zal, en hetgeen voor oogen is, haar bindt, ook in het tellen.

En deze spanning, dat is de glorie en de zwakheid van de Pinksterkerk; daarin heeft zij haar taak, haar werk, haar bestaansrecht.

Niet Labadie, niet de volkskerk, maar de aldus in spanning tellende kerk, die is de kerk van onzen Heere Jezus Christus hier op aarde.. Ze is niet in extase, en niet in den hemel. Maar ze is van den Geest vervuld, en op aard© spreekt zij de groote werken Gods. En ze telt, en ze 'kan niet verder. En wat er dan verder nog is, dat ligt voor God, en voor de anderen, die eenliart hebben, waarin slechts God kan lezen.

" Pinksterdag, normale dag, — wat een groot geluk is dat. 'K. S.

Rectificatie. 'Verleden week stond in „Uit de Schrift", bl. 276, kolom 3, ahnea 4: „De zinnen berooft Hij (God) wel niet, maar berooid maakt Hij ze toch wel; opdat de Geest zou lieerschen, als het moet, ook zonder zinnen. Want de Geest moet leeren heerschen; hoe kan hij anders gelooven..." Het is duidelijk, dat hier tweemaal inplaats van „Geest" moet worden gelezen: , , geest".

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

Drieduizend.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juni 1933

De Reformatie | 8 Pagina's