GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De bestrijding van den twijfel.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De bestrijding van den twijfel.

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Indien de in he^t vorige artikel gegöven opvatting van den twijfel juist is, is het nu ook zoo moeilijk niet meer, om de wijze vast te stellen, waarop hij bestreden moet worden. Niet, dat hier ©en methode wordt voorgeschreven, die altijd en overal blindweg, kan worden toegepast. Daarvoor is het leven te rijk en zijn de zielen en hun gevallen te onderscheiden. Maar al zullen wij in de werkelijkheid van het leven met ieders eigenaardigheden en j)ersoonlijke moeilijkheden te rekenen hebben, toch zullen wij ten diepste altoos slechts één ding doen. Omdat de twijfelaar met zijn zielsoog tegen de waarheid inknippert, heeft hij behalve het gebed niet veel anders noodig, dan dat deze hem klaar en duidelijk voorgehouden wordt. Hetzelfde licht, dat zijn oog nu niet verdragen en onderscheiden kan, is nochtans zijn genezing. Hij moet niet van biruien uit, maar van buiten af, met het Woord behandeld worden. Want dat is door den Greest altijd levend en krachtig, en dat alleen verdrijft ook de verdwaasdheden en verblindheden van ons hart.

Wanneer jonge menschen ons hun twijfel in aUexlei vragen en bedenkingen en kritische opmerkingen voorleggen, moeten wij hen daarom niet terstond wegzenden-met de bestraffing, dat dit alles slechts boosheid en ongeloof van het hart is, en dat ze maar leeren moeten, zoo spoedig mogelijk voor de autoriteit van het Woord Gods te buigen en daaraan met hun verstand onderdanig te zijn.

Niet, dat dit antwoord op zichzelf onjuist is en het daarnaar ook niet heen moet. Maar zulk ©en antwoord zou toch ontoereikend en ondoelmatig wezen. En het zou dit daarom zijn, omdat het een formeel en geen materieel antwoord is. Do twijfel heeft altijd een materiëelen inhoud. De twijfelaar zit, indien het hem tenminste ernst is, op bepaalde, aanwijsbare punten vast. Hij kan öf wat betreft . de uitverkiezing, öf wat betreft de waarde van het gebed, öf aangaande eenige andere zaak de waarheid van het Woord Gods niet recht onderscheiden en dus ook niet aanvaarden. En waar het jQdus met hem gesteld is, baat het niet, of wij al zeggen dat de bijbel Gods Woord is, maar moeten wij veel meer bij de concrete punten, waarmee hij moeite heeft, hem in het licht stellen, hoe de waarheid, die God ons geopenbaard heeft, veel beter en, rijker en schooner is dan hij thans meent.

En deze waarheid zal in haar uitnemendheid hem dan ook weer in 'toog kunnen vallen, wanneer gij hem ook eens het tegengestelde laat zien. Wanneer de twijfelaar moeite heeft met de menschelijfce verantwoordelijkheid voor den oorsprong der zonde, of met de eeuwigheid van de straf, kan het zeer verhelderend werken, wanneer _ge het geval voor hem omkeert en hem de vraa^ stelt, en het in de consequenties voor hem uitwerkt, hoe het wezen zou, als niet wij, doch God het eens was, die de zonde in de wereld had gebracht, of als er eens geen straf op de zonde volgde, of de straf althans niet altijd-durend was. En als ge het hem zoo hebt voorgesteld, mag verwacht, dat hij in negen van de tien gevallen tot het oude, ©erstbetwijfeld© standptmt weerkeeren zal.

En wanneer van buiten af bedenkingen tegen het christelijk geloof worden geuit, dan zij onzen jongen menschen met ernst geraden, om zich toch niet te spoedig van hun stuk te laten brengen. Zeker, de bezwaren worden vaak schijnbaar zoo logisch en zoo overtuigend ingebracht, dat er niets tegen te zeggen schijnt. Maar als ge dit meent, vergist ge u toch deerlijk. Ge moet u gewennen, een positief standpunt in te nemen. Ge moet uw positie niet noodeloos verzwakken, en ge doet dit, wanneer ge den gang van den strijd door de anide^ ren bepalen laat. Wanneer een buitenstaander zijn kritiek tegen u heeft uitgebracht, dan moet ge niet dadelijk daarop ingaan, maar dan moet ge hem eerst vragen, wat toch zijn eigen overtuiging omtrent dit punt is. Kritiek oefenen en neen-zeggen is gemakkelijk. Dat kan ieder. Daarvoor behoeft ge waarhjk geen genie te wezen. Dat doen in den regel de domste menschen. Maar om positief te zeggen hoe het wèl is, daarvoor is meer noodig. Wanneer iemand u b.v. betoogd heeft, dat er nooit een schepping kan hebben plaats gehad, dan moet ge beginnen, zulk een eens heelemaal gelijk te geven: „Nu goed, het zij toegegeven, dat er geen schepping geweest is; maar wilt u dan eens zeggen, hoe de wereld er wèl is gekomen? " En als ge dit doet, is de strijd zoo moeilijk niet meer en zelfs reeds grootendeels gewonnen. Wjj behoeven ons voor onze overtuiging waarlijk niet te schamen in de wereld. Het christelijk geloof is wel bovennatuurlijk en gaat wel boven de rede uit; masx het is niet tegennatuurlijk of oinredelijk. Als het er op aankomt is het altijd nog logischer en redelijker en aannemelijker dan elke andere beschouwing. Omdat het de waarheid is, heeft bet, goed bezien, veel, ja alles voor en niets tegen zich; wat van geen andere overtuiging kan gezegd. Waagt gerust de vergelijking, maar trekt haar dan consequent door tot het einde en dan zal het christelijk geloof ook zijn meerderheid en voortreffelijkheid boven elke andere beschouwing bewijzen.

Als voorbeeld mogen de wonderen dienen. Zij zijn het vooral, waarom het christelijk geloof als dwaasheid wordt uitgekreten en waarmede we zelf — eerlijk sprekend — in onze jeugd wel eens in de war zitten. Wij vinden het dan eigenlijk heel onaangenaam, dat ze in den bijbel staan en door ons geloofd moeten worden.

En toch ten onrechte. Als ge daarover aangevallen wordt, ga dan met uw bestrijder op een gemeenschappelijke basis staan. Hierover zijn wij allen het nog eens, dat het leven niet is zooals het wezen moest. Er moge veel meeningsverschil bestaan, waarin toch precies onze ellende en het kwaad bestaat, desniettemin is het voor ieder een uitgemaakte zaak, dat we in een gebroken en abnormale wereld leven. Wehiu — indien dit de werkelijkheid is, dan van tweeën een: óf er zijn wel, óf er zijn géén wonderen gebeurd. Indien geen wonderen, dan heeft niemand, zelfs God niet, naar deze abnormale wereld ooit de hand uitgestoken, of iets tot haar verbetering gedaan. Dan zullen wij ons altijd op denzelfden onzaligen ontwikkelingsgang verder moeten bewegen. Dan heeft de wereld geen toekomst, en bestaat er geen verwachting dat het ooit anders of beter met haar zal worden. Dan heeft de gansche menschheid, socialisten en communisten incluis, ongelijk, en bedriegen zij zich als ze nog naar een beter© orde van zaken uitzien. Laat dan varen alle hoop, gij die hier beneden ooit geboren werdt.

Maar indien wij niet met fantasieën en utopieën ons vleien, maar ©en gegronde verwachting willen koesteren, dat het met de wereld en het menschenleven nog ©ens goed zal komen, dan moeten wij ook aannemen, dat God tusschenbeiden is gekomen, dat Hij daden gedaan heeft, om de wereld weer uit haar ellende op t© heffen, en daarom dingen die van de gewone orde afweken; in één woord: dat Hij wonderen verricht heeft, centraal in de vleeschwording en opstanding van den Heere Jezus Christus ©n daar omheen gegroepeerd heele reeksen van wonderen, zoowel in Oud-als in Nieuw-Testament.

En deze wonderen moet ge u niet als sprookjes en tooverstukjes voorstellen. Wij zijn ook in dit opzicht niet Roomsch, maar Protestant. God vraagt van ons wel wonderen, maar gelukkig niet mirakelen te gelooven.

Ge moet van elk wonder den zin en d© beteekenis, de geestehjke en zedelijke waarde, de openbaring Gods opzoeken. En als ge dit doet, mag verwacht dat ge er zelfs verrukt en opgetogen over raakt en het wonder het element van uw leven wordt.

Als voorbeeld neem ik de spreekwoordelijk geworden visch van Jona. Ge kent de historie. De Heere heeft Jona naar Nineveh gezonden om de groote wereldstad en achter haar zijn eigen volk Israël te sparen. Maar Jona weigert dienst en vlucht daarom een anderen kant op. Wat nu? Eerbiedig sprekend: als God Jona laat begaan dan komt deze nooit te Nineveh. En dat is op zichzelf zoo erg niet, maar dan komt ook Zijn Woord niet te Nineveh-en is het met de wereldstad weldra aan het eind. God handelt daarom anders. Hij gaat den onwilligen profeet achterna. Hij werpt hein vanweg© zijn dienstweigering het water en daarmee als 't ware den dood en het ^raf in; doch laat hem nog niet omkomen. Hij haalt Jona door het ingewand van den visch heen en zendt hem zóó weer naar Nineveh heen: want zóó waarachtig wil Hij nog de sparing van Assyriës hoofdstad en zóó waarachtig heeft Hij op haar behoudenis Zijn hart gezet. Het wonder is ook hier de weg, waarlangs Gods wil tot verlossing zich realiseert.

Of, om al het voorafgaande saam te vatten — ook bij de bestrijding van den twij'fel moeten wij het hoogste voorbeeld navolgen van Jezus Christus, onzen Heer zelf. En ge weet, hoe Hij handelde, toen Johannes de Dooper twijfelde ©n ooirdeelde^, dat het beeld, dat de profeten van den Messias geteekend hadden, niet overeenstemde met wat in Jezus werd gezien. Het eerste wat Christus doet is, dat Hij de gezanten van Johannes voorloopig bij zich houdt. Hij plaatst niet argument tegenover argument. Hij geeft hun geen opzettelijke, sterk© bevestigingen, dat Hij toch heusch de Messias is-Maar Hij houdt hen eenigen tijd in Zijn nabijheid en gaat intusschen rustig met Zijn arbeid verder. Dat is: Jezus laat hen een ganschen dag lang niet anders dan toezien en waarnemen en indrukken opnemen, en zoo tegen de werkelijkheid aanstooten. En wanneer ze dit gedaan hebben, zendt Hij ze weg; doch niet met de boodschap: „zegt nu maar dat Ik waarlijk de Messias ben". Hij beveelt hun integendeel enkel aan hun meester mee te deelen, wat ze vandaag gezien hebben. Zij moeten niets anders doen dan aan Johannes verhalen hoe niet de vermeende, maar de werkelijke werkelijkheid is. En als de volle, eerlijke waarheid voor Johannes opengelegd wordt, zal zijn twijfel ook vluchten — indien het hem ten minste om de waarheid en niet om de leugen is te doen.

En zoo staat het ook' voor ons. TVijfel ontstaat niet doordat we ons te veel, maar te weinig, niet doordat we ons te diep-, maar te oppervlakkig met de waarheid bezig houden. Wanneer er thans naar verhouding meer twijfelaars dan vroeger voorko-; men, is dit niet wijl bet tegenwoordig geslacht van christenen van meer en andere dingen kennis kreeg dan vorige generaties. Maar de fout van onzen tijd ©n ook van onze jeugd is, dat zie veel te veel fladderen en vlinderen. Wij gaan niet e^mstig en diep genoeg in op de kwesties. W© nemen onze wetenschap bij een hap en ©en snap, ©n halen onze kennis uit een krantenartikel of een brochure', en meenen dan heusch voldoende op de hoogte te zijn om over alle wereldvraagstukken mee te lauinen spreken, of daar zelfs sceptisch tegenover te staan. En al kunnen wij niet van alles grondig kennis nemen, we behoorden toch één bepaald© vraag, die ons meer bizonder interesseert, er uit te nemen om die van alle kanten te bekijken ©n tot het laatste toe uit te vechten. Want er ligt veel waarheid in de spreuk: de halve wetenschap voert tot ongeloof, maar de heele wetenschap voert naar God. VooT de diepe, persoonlijke, volledig© aanraking met de breede, diepe, complet© waarheid, moet de twijfel zwichten. Houdt hij dan nog stand, dan is het hem ook niet om het geloof te doen, maar wil hij pertinent ongeloof zijn.

E. D. KRAAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

De bestrijding van den twijfel.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 7 juli 1933

De Reformatie | 8 Pagina's