GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Opdat zij allen één zgn.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Opdat zij allen één zgn.

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader! in Mij, en Ik in U, dat ook zij in Ons één zijn, opdat de wereld geloove, dat Gij Mij gezonden hebt. Johannes 17:21.

Bij het bidden, om en streven naar eenheid' van alle Grereformeerden in deze landen 'is de groote Voorbidder in de hemelen onze sterkte, ons voorbeeld en de grand van ons vertroiuwem;

De Hoogepriester in het hemelsdie heiligdom bidt en pteit voor de eenheid van allen, .die iSn-Hem gelooven.

„Heilige Vader! bewaar ze in Uwen Naam!", zoo smeekt Hij (vs 11). Hier wordt ons gewezen de groote voorwaarde der ware eenheid. Het is do erkentenis van het heiHg Evangelie, waardoor de Heere zich in Zijn genade en ontferming heeft geopenbaard, (jods Naam is Gods wezen, zich aan "^en mensch openbarend. Als wij iemand bij den naam noemen, bedoelen wij zijn persoon. Zoo bidt Christus, dat de Heere door de openbaring van Zijn Vademaam de zijnen beware bij de waarheid en behoede voor afdwaling. „Bewaar ze in Uwen Naam", dat is in de trouw aan U^ aan Uw Woord en dienst. Bevestig hen in de kennis, doe hen volharden in de belijdenis van Uw Naam. De grondslag der eenheid ligt in God en in .Zijn heilijg Woord. Christus vat de eenheid zeer diep op. Allereerst in haar innerlijke en geestelijke, daarna in haar uiterlijke zijde. Deze laatste is de belichar ming der eerste: de belijdenis en de wandel. Slechts uit het belijden en beleven der waarheid kan opgemaakt worden of iemand een christen is. Doch de rechte overtuiging der waarheid is wel de naaste, maar niet de die^pste grond van de ©enlieid der geloovigen.

„Bewaar ze in Uwen Naam, opdat ze één zijn, gelijk als Wij". „Opdat zij allen één zijn, gelijkerwijs Gij, Vader! in Mij, en Ik in JJ", zoo bidt aldootr de verheerlijkte Heiland in den hemel. Wel verre van het werk van menschen te zijn, draa.gt deze eenheid een bovennatuurhjk karakter. Zij is niets minder dan de vrucht van het Goddehjk wonden dat Christus zich met ons vereenigt. Van Zijn inzijn in ons, en van ons in-zijn in Pfem. „Gehjkerwijs Gij, Vader! in Mij, en Ik in U". Deze eeniieid heeft haar wortel, haar vastigheid en haar doel in God. De geloovigen zijn één krachtens de liefde des Vaders, door de genade des Zoons, in de gemeenf schap des Heiligen Geestes.

Christus vraagt, dat de geloovigea één lichaam zullen wezen, waarvan Hij zelf en Zijn Vader de ziel uitmaken.

Het is de bede, dat de Vader de liefde, waarmee Hij Christus bemint, doe overgaan op Zijn discipe'len, en zij alzoo in het in God verborgen leveni der liefde mogen deelen. Dfe eenheid der geloovigen rust op den mystieken wortel der eenheid met God, De Heiland bidt, dat de Vader allen, '^die Hij Hem gegeven heeft, mede qpneme in het leven def gemeenschap, dat tusschen den Vader en den Zoon bestaat.

„Dat ook zij in Ons één zijn", d.i. in de gemeenschap met Ons; dat zij in willen en werken één zijn, gelijk Christus en de Vader. ^, G©lijfc als Wijl", vers 11.

Alléén de wonderbare werking van den HeiKgen Geest in het hart der geloovigen vermag deze eenheid tot stand te brengen. Deze eenheid is. niet slechts tot onuitsprekelijken zegen voor de geloovigen, zij zal zich met mogendheid doen gelden óók op de wereld: „opdat de wereld geloove, d^t Gij Mij gezonden hebt". Door haar zal' de Kerk het merkteeken van Christus' heerlijkheid dragen. Zij zal de wereld nopen te erkennen, dat Hij , de Gelzondene des Vaders is, en dat het Evangelie van Christus Goddelijke waarheid bevat

Niets stelt het diep zondige van het tegenstaan der pogingen tot eenheid zóó in het licht, als de bede, door Christus vlak vóór Zijn ste'rven uitgesproken. Het is een zware zonde tegen God, die in Zijn heilig Woord altijd zóó krachtig op de eenheid der geloovigen aandringt.

Zij bedroeft den Christus, die haar zonder ophouden vurig voor bet aangezicht Zijns Vaders bepleit. Het is een wederstaan van de werkingen des Heiligen Geestes. Een verstoren van de gemeenschap der hefde onderling. Wie verdeeldheid en verscheurdheid durft aanrichten en bestendigen, sterkt de vijanden in htm ongeloof. Dit volgt , uit kracht van tegenstelling onmiddellijk uit het slot van VS 21. Zij geven den tegenstanders aanleiding tot spot, tot verachting van den dienst des Heeren.

Wij kunnen daarom over de jammerlijke zonde van het schisma ons nooit diep genoeg .verootmoedigen. De gedeeldheid, die zich alle eeuwen door onder de geloovigen openbaart, heeft haar oorzaak in de duisternis van ons verstand en de hefdeloosheid van ons hart. Achter de voorgewend e en moedwillig gezochte beweegredenen tot scheuring, schuilen maar al te vaak persoonlijke eigenaardigheden en gevoehgheden. Terwijl men voorgeeft, voor Gods eere te strijden, vecht men inderdaad voor eigen meeningen en inzichten, indien maar niet voor eigen T> elangen. Zwaar staan zij, die zulks durven ondernemen, schuldig tegenover den Christus en Zijn gemeente. Onder de on-en minkundigen maken zij slachtoffers, die door hun woord en hun doen jammerlijk worden verleid. En welk een schril contrast is het met het innig gebed van Christus, wanneer het streven naar eenheid minachtend wordt voorgesteld als een „krammen" en „lijmen" en ^„pleisteren", als „een wegmoffelen van geschilpunten".

Zulk spreken verhittere ons echter niet. Wel moet het ons diep bedroeven, allereerst over ons eigen tekort in betooning van liefde en hartelijkheid. D'an toch is er in ons hart plaats voor het gebed, dat de Heere door Zijn Heiligen Geest genadig verandering geve.

Voorts is het beroep op de pluriformiteit van de Kerk des Heeren tot verschooning en verklaring van het schisma, ten eenenmale ongegrond en misplaatst. Zeker, hoe schadelijk die eindelooze gedeeldheid voor des Heeren Kerk ook zij, toch wordt de rijkdom, de alzijdigheid en veelvormigheid van het Christendom er in openbaar. Verscheidenheid is er altijd geweest. Ook vóór de zonde schendend doorbrak. God heeft steeds in de eenheid de verscheidenheid lief. Bet schisma echter openbaart de werking van vleesch en wereld. De veelvormigheid en verscheidenheid zijn uit God, maar de nijd en de jaloezie, die onrust en wantrouwen zaaien, zijn uit den Booze.

Wie het streven naar eenheid van alle waarl^fc Gereformeerden een utopie noemt; wie zegt, dat zij, die zich beroepen op éénheid in belijdenis en kerkrecht, zonder meer, een gepleisterd graf stichten, van buiten wel schoon, maar van binnen vol doodsbeenderen, van hem moet gevreesd worden, dat hij de groote zonde van het schisma fivix gevoelt.

Zelfs de kleinste sclieuring van het lichaam van Christus mag niet bestaan en nog veel minder goed gepraat worden.

Inplaats van moedig en rumoerig de verdeeldheid te handhaven, behooren wij in ootmoedigheid over de zonde der verdeeldheid ons te veroordeelen, smeekende, dat de geest van tweedracht en jaloezie moge wijken, om plaats te maken voor het gielioof, dat door de liefd© werkend is.

Moge, als wij rondom ons zien en hooren, ' het tot stand komen van de eenheid schier pen .on; mogelijke zaak wezen, toch is en blijft ons vast betrouwen op de hoogepriesterlijke voorbede van Christus.

„Heilige Vader! bewaar ze in Uwen Naam, opdat zij één zijn, gehjk als Wij'".

Wanneer wij ons geloof en onze hoop in dezeni schier voelen bezwijken onder het beschamend gevoel onzer tekortkomingen, onder de bestrijding der tegenstanders en de aanvechting des satans; als onze ziel van vrees vervuljd is en aan de uitkomst bijna vertwijfelt, dan mogen wij ons opheffen ^.an de voorbede van Christus, die aldoor uit den hemel met onverminderde kracht ons toeklinkt. Op dien heiligen 'Bidder mogen wij hopen. Zelfs als het er toe kwam, dat het gebed in dezen ons zou ontzinken.

Christus regeert óók over al de verdeeldheid; en over al de scheuringen van Zijn kerk op aarde, In en door de verdeeldheid heen wordt de bedel van onzen Hoogepriester dagelijks verhoord. Want de eenheid, waarom Hij bidt, bestaat nu reeds.

Hoeveel ook aan de openbaring ervan mogei ontbreken, zij zal op den tijd des Heeren te voorschijn treden en haar volkomen vervulling tegemoet worden gevoerd.

Hierop geloovig vertrouwend, mogen wij ten allen tijde en ondanks allesj goeden moed hebben, , en te midden van den groeten nood, waarin de Kerk des Heeren, heel de Christenheid en de gansche wereld in dezen hangen tijd verkeert, het gloude Psaknlied aanheffen: .

„Zijn goedheid is in nood en dood Voor ons. Zijn volk, oneindig groot. Zijn waarheid wankelt nimmermeer. Looft, hallelujah, looft den Heer!"

Heemstede.

J. P. TAZELAAR.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1933

De Reformatie | 4 Pagina's

Opdat zij allen één zgn.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 augustus 1933

De Reformatie | 4 Pagina's