GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Kerstpoëzie.

Het is in ons blad steeds gewoonte geweest, bij de bijzondere gelegenheden van het jaar in de rubriek Literatuur en Kunst een of meer verzen te citeeren, die op de herdachte feiten betrekking hebben. '

Toen ik erover nadacht wat voor ditmaal te kiezen zou zijn, herinnerde ik mij, dat nog altijd een paar nieuw-verschenen verzenbundels op bespreking wachten. En de gedachte kwam bij mij op, of misschien daarin poëzie zou te vinden zijn, die voor het doel geschikt is, om dan tegelijk de bewuste bundels met een enkel woord aan te kondigen.

Inderdaad bleek dit het geval.

In den bundel „Levensvonken" van Berendien Mej'er-Schuilingi) komen een viertal Kerstverzen voor.

Berendien Meyer-Schuiling behoort tot de jongeren onder de christelijke dichters.

In bijdragen aan tijdschriften en een enkele gebundelde uitgave heeft ze zich doen kennen als een dichteres van eenvoudige, maar dikwijls gevoelvolle verzen, waardoorheen, ondanks de gebreken van jeugdwerk, toch wel ruischen de klanken van het christelijk levenslied. Natuurdichtjes over het gebeuren in lente of herfst, momentopnamen uil de dagelijksche doening der menschen, soms ook iets in het genre der belijdende poëzie vormden van dat vroegere werk de hoofdzaak. Zonder pretentie aangediend en ook om de zuiverheid van gevoel en de oprechtheid sympathiek, vonden deze verzen genoegzame waardeering, om de dichteres aan te moedigen voort te gaan. '

Thans verscheen een nieuwe bundel, niet zeer omvangrijk (nauwelijks 50 verzen, ) maar die als een oogst te beschouwen is van groei en rijping. Technisch zijn de verzen sterker, en ze dragen ook veel meer het karakter van poëzie. Kennelijk heeft de dichteres zich in de goede richting ontwikkeld en bijkomstigheden, rijmgedwongenheid, pathos zijn tamelijk wel uitgezuiverd. En, al is ook hier nog de afhankelijkheid van Alice Nahon duidelijk te bemerken, er is toch meer eigens, meer persoonlijks, meer van het w-aarlijk poëtische.

De Kerstverzen, die er in voorkomen, kunnen het bewijzen.

„Kerstnacht", het eerste, kan mij 't minst bekoren, 't Is een proeve van moderne verstechniek, korte momenteele impressies, in rhythmische, maar ongelijksoortige versvoeten:

Kerstnacht I ruischcnd' Englenwieken — een kind! — een Moeder, die weeldebewogen heur ecrstling in doeken windt. Kerstnacht! — een slalleke — een kribbe — een Kind! — een mensch, ; 'die langs sterbelichte landen het Léven vindt.

Voor mijn gevoel is hier disharmonie tusschen en vorm en de stof. Het streven naar modernieit is hier te ver doorgevoerd, gezien de inhoud.

Het groote wonder van den Kerstnacht, de alle euwen vervullende rijkdom van de geboorte in en stal, komt niet tot zijn recht. En de Evangelieedachte, die het machUge, jubelende accoord is an den Kerstnacht, ligt veel te ver weg. Ze schemert in de laatste regels, maar zoo vaag, dat en haar zoeken moet en dan nog meer achter an in de woorden. Hier past geen abrupte, moern-zakelijke impressie — al ontken ik niet, dat er poëtische bewogenheid in het vers leeft — de tof eischt het volle, aanzwellende loflied, krachtig oor-klinkend, omdat de dichter, als hem de beteekenis van het wonder grijpt, tot lofverheffing móét worden gestemd. Wat ik dus tegen dit vers heb is, dat het te schamel is, te verstandelijk ook, e zeer gewilde proeve van moderniteit over een onderwerp, dat hel hoogste en rijkste inhoudt, dat het christelijk lied bezingen kan.

Veel beter, wijl eenvoudiger en daardoor zuiverder, zijn de beide volgende over het „Christuskind". Die hebben niet het karakter van maakwerk, maar van persoonlijk doorleefde emotie, die ijn niet verstandelijk, maar spontaan. En daarin komt wèl uit de beteekenis van den Kerstnacht, óók het Evangelie van den geboren Zaligmaker.

Christuskind. (I.)

Ik ben zóó moe van 't zoeken naar Uw kribje! k ben door duistre nacht gedwaald, zoo vèrl — k heb U willen vinden langs de aarde maar langs den Hemel wees Uw ster! oen heb ik bij dat licht Uw donkre woon gevonden en 't strooien bedje waar Gij waart gelegd... oen heb ik bij dat licht m'n moede hoofd gebogen en in Uw kleine hand mijn leven neergelegd.

Op dit vers is van toepassing wat P. Keuning schrijft in zijn kort, maar héél goed artikel in „Opgang" van November 1933: „Een Christenkunstenaar. Hij volgt den Heiland. Hij hoort Zijn woorden van liefde. Hij ziet, hoe daar een hand is uitgestrekt ter genezing. Hij ziet het leven ontwaken uit den dood. En zoo zachtjes aan, hij weet zelf niet hoe, wordt daar een lied geboren in zijn hart. Hij zegt uit, wat hij, achter Christus, ervoer van leven en dood, van zonde en genade. En dan gaat zijn lied over in dank en aanbidding".

Dat het vers spreekt van worsteling, van moegezocht zijn, 'tis niet verkeerd, integendeel. Heel juist zegt Keuning het: „Zeker zal het lied van dien christen-kunstenaar die gaat dicht, zeer dicht achter Christus, wel het allermeest sporen dragen van een geweldige zieleworsteling. Wat wil men van onze christen-kunstenaars, vooral van onze jonge christen-kunstenaars? Enkel de overwinning en de worsteling niet? Maar dat kan men toch. niet begeeren. Ook hun worsteling mogen ze ons geven, mits... het een worsteling is naar Christusi heen... (Want) een worsteling naar Christus heen eindigt altijd met een overwinning. Een worsteling naar Christus heen eindigt met een overgave aan Christus..."

Die intonatie hééft dit vers: de worsteling naar Christus heen, die bij hemellicht de donkre woon doet vinden en het moede hoofd doet buigen, om in geloovig aanbidden gansch het leven in zijn hand te leggen. Dat is het persoonlijk doorleven van het Kerstwonder, dat is ook de verklanking van het Kerstevangelie. In al zijn eenvoud is het proeve van christelijke kunst, veel meer en veel rijker dan het vorige.

En zoo is het ook met het andere vers over het Christuskind, 't Is naar mijn inzien technisch niet zoo zuiver als het eerste, maar het is toch goed, toch uitzegging van de Kerstboodschap.

Christuskind. (II.)

Wèl was Uw wiegje een kribbe van hout Uw kleertjes — schamele doeken Maar Engelenvleugelen dekten U toe en Koningen kwamen U zoeken! — Wel waart Gij arm, zoo arm als géén! - een donkere stal Uw woning! - Maar de ziel, die geknield Uw sterre ontdekt. Vindt aan Uw kribbe - heur Koning!

Het beeld in den voorlaatsten regel is niet reëel en omdat juist daar de wending ligt van het vers is dat een wezenlijk gebrek. Doch in den laatsten regel, die in zijn eenvoud krachtig spreekt, wordt de waardij van de gedachte hersteld. —

Een vierde Ker.stvers richt den blik op Maria.

Maria.

Eén enkle kaars beschijnt haar Vrouwe-handen, die blank van liefde beur zachte kindje leggen aan ruwe houten kribbewanden — Ze dekt zijn broosheid met beur leven toe en hult het in de ronding van haar armen - Maar als zij neerknielt in den donkren stal ... weet zij zich kind - gedekt met Zijn erbarmen!

Ietwat precieus is het vers wel en het woordje „het" in den vijfden regel is niet gemotiveerd — een zwakke plek, die in een miniatuur-schilderinkje als dit niet onopgemerkt blijven kan — maar het: ook haar Zaligmaker, dat de eigenlijkheid ervan is, doet het toch bij de beteekenis van het Kerstfeest dadelijk aansluiten. En in de enkele, weinige regels is de Maria-figuur zuiver omlijnd; Zijn moeder en Zijn kind! Een paradox, die door het: „als zij neerknielt in den donkren stal'' is verklaard.

In de citatie vau deze verzen is een indruk gegeven van den nieuwen bundel van Berendien Meyer-Schuiling. Ook in de overige verzen, wéér natuurdichljes, v^^éér ook soms belijdende poëzie, zijn de kenmerken der echte kunst te vinden en in enkele van zulke kenmerken, ik herinner aan het woord van Is. Querido, is een bundel als bijdrage tot de poëzie te aanvaarden.

Tegelijk heeft ze Kerstklanken doen booren, die de blijde boodschap verK'onden, dat geboren is de Zaligmaker der wereld, in zijn schamelbeid tóch Koning, in zijn kleinheid tóch de omvatter van onzen nood en al onze levenszorg — en daarom te aanbidden en te danken.

De tweede bundel, die ter l)espreking vooriigt, biedt gelegenheid een Sylvesterzang weer te geven. Daarom over dezen in een volgend artikel.


') Uitg. J. H. Kok, N.V., Kampen.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 22 december 1933

De Reformatie | 8 Pagina's