GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De volheid des tijds.')

III.

We gingen den vorigien keer na, wat „de volheid ides tijds" bij het Joodsche volk in Palestina [insloot met betrekking tot 's Heeren Evangelie- Iprediking en kruisdood, dJ. ten aanzien van de ILeiJsverwerviiig door den Zone Gods en Zoon des Imenschen.

Door wat bij Israël was aan Godsdienstige ge- " dachten en gebruiken werd ten deele de vorm l)epaald, waarin de Heere Jezus het Evangelie van (lods genade in Hem predikte. En door de polilieke verhoudingen, waardoor de Joden toen onder (!e heerschappij der Romeinen stonden, hoewel zij nog eenig zelfbestuur met eigene rechlsspraak behouden hadden, kon het vonnis over den Heere worden eene veroordeeling niet alleen door de I Joden, maar ook namens den keizer van het Roimeinsche wereldrijk, die Hem, hoewel in Zich- ; zelven geheel onschuldig, en zonder schuld verklaard, rechterlijk den vloekdood des kruises deed sterven, maar opdat Hij zou betalen de straf onzer zonden. Want Hij is om onze overtredingen verwond, om onze ongei-echtigheden is Hij verbrijzeld; de straf die ons den vrede aanbrengt, was op Plem, Jes. 53:5. Christus heeft ons verlost van 'den vloek der wet, een vloek geworden zijnde voor ons. Gal. 3:13.

I Maar dat Evangelie van Christus' kruisdood en ipstajfding, van Gods genadige schuldvergeving om Zijns lijdens wil, en van Zijne verlossing en zaUging door Christus' wetsvervuUing en heilsverwerviug, moest ook in de wereld uitgedragen worden en daar geloof vinden, en aldus zijne reddende uitwerking tot stand brengen. En alzoo komen we nu tot de vraag, wat „de volheid des (tijds" te kennen geeft inzake de predildng van dat IEvangelie onder de volken van dien tijd. Want look daarover spreekt de apostel bij het bezigen pan deze uitdrukking. Hij zegt: Maar wanneer de volheid des tijds gekomen is, heeft God Zijnen 2oon uitgezonden, geworden uit eene vrouw, gei worden onder de wet, opdat Hij degenen, die onder de wet waren, verlossen zoude, opdat wij de aanneming tot kinderen, of zonen verkrijgen zouden, Gal. 4:4—5. Wij moeten daarbij onze''aandacht schenken aan de Diaspora der Jodea, d.i. hunne verstrooiing onder de volken sedert de ballingschap, en aan de toestanden in het Romeinsehe wereldrijk onder de eerste keizers.

Bij de geboorte van den Zone Gods woonden lang niet alle Joden in Palestina. Hoe dicht bevolkt dit land destijds volgens Jozefus ook geweest j moge zijn, .en bepaald in sommige streken, zooals I Galilea, zeer vele Joden hadden toen hun woon- I plaats buiten Palestina, in de Oostelijke landen , van Babylonië en Assyrië, in Syrië, in Klein-Azië, j'^ Egypte, in Griekenland, in Rome, en waar niet al. Wij kunnen dit ook merken bij het nagaan van het verhaal van Paulus' zendingsreizen in de Handelingen der Apostelen. Het grootste deel der Joden was in de landen der ballingschap achter gebleven, toen Cyrus verlof tot terugkeer naar Kanaan gegeven had. En later waren meermalen ook Joden in grooter of kleiner aantal door verschillende heerschers naar door hen gestichte steden gevoerd om die mede te bevolken. Uitteraard waren ook vele Joden naar ginds of elders vrijwillig verhuisd om den handel, of uit welke oorzaak en overweging ook.

Deze Joden bouwden synagogen in de plaats hunner woning, en hielden daar geregeld hunne Godsdienstige vergaderingen met Schriftlezing en prediking. Ook dreven zij, evenals die uit Palestina, een sterke propaganda, en wonnen vele heidenen voor hel Jodendom, hetzij door volle inlijving met besnijdenis, hetzij alleen door nauwe aansluiting in leefwijze, Sabbathsonderhouding en dergelijke. Daardoor ontstonden plaatsen van aanknooping en oentra, vanwaar later de EvangeUeprediking kon uitgaan in de heidenwereld endoor het Romeinsche rijk, zooals de apostel Paulus zijne verkondiging van den Heere Jezus aanving, waar dit kon, in de synagogen. Daarbij verloren velen dezer Joden de kennis van de oorspronkelijke taal hunner vaderen, het Hebreeuwsch, en spraken de talen der volken, onder welke zij woonden, vgl. Hand. 2:5—11, en bovendien het Grieksch, dat in dien tijd tot zekere hoogte eene wereldtaal mocht heeten. Waarom ook het Oude Testament in het Grieksch vertaald was, reeds 2 a 3 eeuwen vóór Christus' geboorte, omdat door vele Joden het Hebreeuwsch zelfs niet meer verstaan werd. Deze vertaling, de Septuagint genaamd, omdat zij door zeventig personen gemaakt heette, werd op den Sabbath in de Synagogen gelezen, waardoor de kennis van het Oude Testament verbreid werd ook onder de heidenen.

Nu stond een groot deel der toen bekende wereld onder de heerschappij der Romeinen, en vormde een wereldrijk. Wel bevonden zich destijds in het Oosten ook nog andere rijken, zooals b.v. dat der Parthen. Maar het Romeinsche Rijk strekte zich toch uit over een groot deel van Europa en van Azië en van Afrika, de gebieden rondom de Middellandsche Zee. Sommige van die landstreken hadden soms nog wel eigene koningen, zooals Herodes de Groote in Palestina regeerde, en later Herodes Agrippa, maar dan waren dezen toch onderworpen aan het opperbestuur der keizers te Rome. Herodes b.v. moest om zijne zonen te mogen dooden, eerst verlof daartoe van den keizer bekomen. Geheel zelfstandig waren zulke vorsten dus allerminst.

Deze uitgebreidheid van Romeinsche heerschappij was allengs ontstaan, ofschoon dan toch betrekkelijk snel, vooral in de laatste jaren vóór de komst der keizers. Zij bood groote voordeelen ook voor de Evangelieverkondiging. Er was nu in dit ontzaglijke gebied van onderscheiden volken eenheid van bestuur, dat door de Romeinen streng gehandhaafd werd. Niet in dien zin, dat zij aan onderscheiden volken niet een grooter of kleiner deel zelfbestuur gelaten zouden hebben. Maar op die wijze, dat zij er voor waakten, het opperbestuur niet uit handen te verliezen. Dit bracht mede een betrekkelijk veilig reizen door het gansche geweldige rijk van Oost naar West, van Zuid naar Noord, en omgekeerd, van Palestina door Klein-Azië en Griekenland naar Rome en naar Spanje, en in allerlei andere richtingen en naar andere plaatsen. Natuurlijk ontbraken de gevaren niet, zelfs niet de roovers en moordenaars, zooals de apostel Paulus dat doet weten in II Corinthen 11. Maar wij behoeven toch maar aan Paulus' ontzaglijke reizen te denken, om te kunnen vermoeden, dat in dien tijd toch vrij veiUg door het geheele Romeinsche rijk gereisd kon worden. Wat ook voor de Evangelieprediking van groote beteekenis was. Als het overal onderscheiden rijken, met eigene zelfstandige regeeringen geweest waren, in Azië, in Griekenland^ en elders, hoe zoude Paulus dan zoo uitgebreide zendingswerkzaamheid hebben kunnen volbrengen. De onderlinge vijandschap der volken had dat veel te gevaarhjk gemaakt en zeer gehinderd of verhinderd. Nu behoorde men toch allen tot één rijk, stond onder hetzelfde bestuur, werd beschermd als het noodig was, door dezelfde wetten en machten, gelijk ook de apostel Paulus met een sterk geleide veilig tegen eenen mogelijken aanslag der Joden van Jeruzalem naar Cesarea overgebracht werd. Hand. 23:23—33, voelde zich bij alle onderling verschil, toch onderdanen van dezelfde regeerders, de hoog verheven, machtige keizers te Rome, jegens wie men dankbaar was voor den algemeenen vrede, dien men door het gansche rijk genoot. Want in dat omvangrijke gebied was het destijds vele jaren aaneen rust. Werd er geoorloogd, het was aan de grenzen. Maar in het rijk zelf heerschte vrede tientallen van jaren. Dat gaf verademing na den strijd en de verwarring die voorafgegaan waren, en men was daar dankbaar voor, en prees bet Romeinsche bestuur.

Dat bestuur zorgde voor goede wegen overal, zooals het dat voor zijn legers noodig had, om, waai- het maar vereischt werd, ook aan de verste grenzen, zijn gezag snel en met kracht te kunnea handhaven, of de orde te herstellen. De Joodsche Raadsleden zochten elkander dan ook be^Teesd te maken voor de Romeinsche heerschappij met het oog op den Heere, en spraken: Indien wij Hem alzoo laten (geworden), zij zullen allen in Hem gelooven, en de Romeinen zullen wegnemen beide onze plaats en ons volk, Joh. 11:48. En de stadsschrijver of secretaris van Epheze stilde de opgezweepte onstuimige menigte met deze woorden: Wiant wij staan in gevaar, dat wij van oproer zullen verklaagd worden om (den dag) van heden, alzoo daar geene oorzaak is waardoor wij reden zullen kunnen geven van dezen oploop. Handelingen 19:40.

In dit groote Romeinsche wereldrijk werd nu ook ééne taal algemeen gesproken, of althans door zeer velen verstaan. Wel hadden de verschillende volken hunne eigene taal bewaard, zoodat de apostel Paulus te Jeruzalem tot de Joden kon spreken in het Hebreeuwsch of Arameesch, Hand. 22, en te Lystra de inwoners in het Lycaonisch van Paulus en Barnabas zeiden: De goden zijn den menschen geUjk geworden en tot ons nedergekomen. Hand. 14:11. Doch zoowel in deze laatste plaats, als in de eerste werd de Grieksche prediking des Evangelies verstaan. Wiant blijkbaar had men te Jeruzalem verwacht, dat Paulus de menigte in het Grieksch zou toespreken.

Met Alexander den Groote was de Grieksche taal, zooals die destijds uit de verschillende Grieksche dialecten tot de Koinè of gemeenschappelijke was ontstaan of samengegroeid, over Klein-Azië, Syrië, Egypte, Azië, uitgebreid. En tevens de Grieksche kunst en cultuur. Toen later de Romeinen Griekenland veroverden en de verschillende volken in Azië en Noord-Afrika aan zich onderwierpen, legden zij aan deze onderscheiden naties len stammen niet het Latijn als taal op, maar namen zijzelven ook het Grieksch als hunne taal aan, zoodat de apostel Paulus zijnen brief aan de Romeinen niet schreef in het Latijn, maar in het Grieksch. Te Rome werd dus destijds deze taal door velen verstaan, en zeker ook wel gesproken, niet alleen door hooggeplaatsten, maar ook door geriiLgen, zooals de gemeente te Rome wel evenzeer als die te Corinthe hoofdzakelijk uit geloovigen van nedere geboorte bestaan zal hebben. Die eenheid van taal over zoo groot deel van het aard-

oppervlak en door het gansche Romeinsche rijk was van groote beteekenis voor de verkondiging van lieL Evangelie van Gods genade in Christus. 'Hadden toch de onderscheiden volken, die onder de Romeinsche beerschappij stonden, niet maar hunne eigene taal bewaard, doch ook geene andere taal gekend, en niet bij de eigene taal tevens het Grieksch aaqgeleerd, dan zou de Evangelie-prediking onder hen veel moeilijker zijn geweest. Want dan hadden de apostel Paulus en zijne helpers, en in het algemeen de Evangeliepredikers destijds, eerst bij de onderscheiden volken de landstaal moeten leeren, vóór zij tot de verkondiging van het Evangelie konden overgaan, zooals nu de missionarissen in de heidenlanden eerst de verschillende talen dier heidenvolken moeten leeren gebruiken, willen zij op de rechte wijze aan hen het Evangelie kiumen brengen. En dat aanleeren van andere Lalen vordert veel tijd. Dan had de apostel Paulus niet over zoo uitgebreid terrein zijn Evangeliearbeid kunnen uitoefenen, en zou het ook de vraag zijn, of we wel de brieven van hem bezitten zouden, die we nu in het Nieuwe Testament van hem overig hebben, en wellicht ook niet lalle in het Grieksch, zooals b.v. die aan de Romeinen en aan de Galaten.

S. GREIJDANUS. (Slot volgt.)


ilQ? ^ ^° verkorten vorm als radio-rede uitgesproken 16 Deo.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 december 1935

De Reformatie | 8 Pagina's