GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

11 minuten leestijd Arcering uitzetten

Berdjajew en de Klassenstrijd.

„Alle bestaande sociale systemen verdedigen het primaat van de maatschappelijke samenleving en haar voorrang boven de menschelijke persoonlijkheid Het vraagstuk van den arbeid is echter geen zuiver sociaal, maar een geestelijk, religieus probleem. Tegenover deze wezenlijke en eigenlijke dimensie van het arbeidsvraagstuk is men nog altijd blind'. Toch voelt men met groeiende vrees, dat zonder de definitieve oplossing van dit probleem het verdere leven der menschelijke samenleving onmogelijk wordt. En het probleem zelf dringt zich aan een ieder van onze tijdgenooten op, en treft een ieder in zijn individueele en sociale existentie: als het probleem van de religieuze houding tegenover den eigen arbeid en die van anderen, als de noodzakelijkheid om den arbeid religieus te verheerlijken. Want alleen op die wijze kunnen wij ons van den modernen slavendienst en van ons aandeel in het proces, dat de anderen tot slaven maakt, bevrijden".

„De traditioneele arbeidsdiscipline, welke een gedwongen karakter had, is bezig te verdwijnen en zal wel nooit weer herleven; want het sociale gewicht en de sociale kracht der arbeiders groeien van jaar tot jaar. Eens zal de arbeidersmassa zich opmaken om den toestand van slavernij, welke op haar drukt, op te heffen. Dan echter zal de vraag van de innerlijke betrekking tot den arbeid, de vraag van de ethiek van den arbeid, welke met de religieuze houding onafscheidelijk verbonden is, in haar ganschen omvang in het bewustzijn dter menschheid gesteld worden."

„De sociale vraag toont daarmede', dat zij een geestelijke en religieuze, ja een uitgesproken Christelijke vraag is, vooral op het terrein van den arbeid. Op den arbeid berust niet alleen het economische, maar tegelijk ook het geheele leven der maatschappij. En de vraag naar de geestelijke fundamenten van den arbeid, is die naar de geestelijke grondslagen der samenleving en der sociale existentie.

Dit gedeelte ui t B erdj ajews „ C h r i s t o n t u m und Klassenkampf" is waard om in zijn geheel weergegeven te worden; het stemt tot ernstige bezinning over de problemen, die in onzen tijd de menschheid beroeren. Want er i s reden voor vrees: de geestelijke beteekenis van den arbeid wordt metterdaad ontkend.

De oorzaken, welke tot een eenzijdige beschouwing van den arbeid geleid hebben, zijn vele. De snelle ontwikkeling der techniek, begeleid of gevolgd door belangrijke processen op geestelijk terrein — we denken hier o.a. aan den groiei van het naturalisme — de structuurveranderingen in bet sociale leven, al die factoren, en zooveel andere, hebben op de waardeering van den arbeid een zeer ongunstigen invloed' uitgeoefend. De omgeving, waarin de mensch leeft, is razend snel totaal veranderd; hij kon dat tempo niet bijhouden en verzwakte bovendien zijn weerstand door een gruwelijke amputatie van de wortels van zijn bestaan.

Berdjajew heeft gelijk: het toekomstige leven der menschheid wordt ernstig bedreigd; wij zijn nog maar aan het begin der moeilijkheden. En de houding, welke de mensch thans tegenover den arbeid inneemt, is voor de komende tijden van de grootste beteekenis.

Niet ellce gedachte van dezen wijsgeer, welke hij ons zooeven ter overdenking gaf, nemen wij over. Het is geheel verkeerd om den modernen arbeid o n m e n s c h e 1 ij k te noemen. Zelfs de bizonderc verhoudingen in het hedendaagsdhe sociale leven, de drukkende zorgen, die den arbeider omringen, — in een bedrijf, welks outillage voortdurend gemoderniseerd wordt, meet de leiding eiken dag nauwkeurig zijn prestaties; hij moet ovef groote vaardigheid en een groot aanpassingsvermogen be-

schikken: steeds dreigt die werkloosheid, en liet verlies van den arbeid belemmert zijn vorming tot een uitnemend geschoolde werkkracht — rechtvaardigen de uitdrukking si a ven dienst niet. Het gebruik van dat woord vergroot bovendien de moeilijkheden: het laat de menschen, die het hooren, niet meer los, het bijt zich vast in hun ziel en veroorzaakt heftige reacties, het maakt de kloof lusschen den werkman en zijn werk wijdter, het verhindert de genezing van de blindheid tegenover , de wezenlijke dimensie van het arbeidsvraagstuk". Maar ondanks die bezwaren en andere, meenen we, dat Berdjajews diagnose, welke aan bet begin van dit artikel vermeld werd, de aandacht ten volle verdient. Wat hij zegt over het primaat der maatschappelijke samenleving, is juist: de voornaamste zorg in verschillende landen is de economische organisatie. Hoe belangrijk zij ook moge zijn — aan het welslagen van de vier- of vijfjarige plannen mag niet het gansche menschelijke leven ondergeschikt gemaakt worden; het is een groote zonde om de normen voor goed en kwaad aan het „plan" en zijn uitvoering te ontleenen. De landen, waarin dat geschiedt, maken inderdaad van den arbeid een slavendienst. „Het economisch leven is er voor den mensch, niet de mensch voor het economische leven. Met een beroep op deze grondstelling wendt zich het Christelijke geweten tegen de verandering van den mensch in een stuk goed, in een ding, in een werktuig van den economiscben vooruitgang, fin in een instrument ter ontvouwing van de economische macht".

« Een der hoofdoorzaken van de verduistering dier oogen, waarop tenslotte een totale blindheid voor de „geestelijke dimensie" van den ai-beid volgde, is de werking van de leer van den klassemstrijd. Berdjajew erkent dat ook: hij waardeert weliswaar de revolutionnaire arbeidersbeweging als een reactie tegen de „kapitalistische wereld", maar veroordeelt haar tegelijk als een dier „materialistische producten", welke door dien „burgerlijken geest" gevoed worden.

In de marxistische leer is de arbeider immers de vermaterialiseerde arbeidskracht; de waarde van zijn prestaties meet zij naar het aantal goederen, dat hij in een zekeren tijd' voortbrengt. De arbeider ontleent volgens haar zijn beteekenis aan zijn waren- en waardescheppend vermogen. Omgekeerd wordt ook de waarde der waren door den tijd bepaald, welke voor hun vervaardiging noodig was.

Het marxisme kent alzoo slechts de vraag naar de kwantiteit van den arbeid; de kwalitatieve verschillen acht zij van secundaire beteekenis of worden zelfs: geheel genegeerd. Het protest van Marx tegen het kapitalisme bevat voornamelijk een veroordeeling van de volgens hem bestaande wanverhouding tusschen loon en verrichten arbeid, beide iu dezelfde maat — de arbeidstijd — uitgedrukt. In den klassenstrijd, de „drijvende kracht in de historie", ziet Marx het middel om aan die wanverhouding een einde te maken: de klassenstrijd beoogt de volledige betaling van de verbruikte „materiëele energie", en de complete vergoeding van den , , geroofden" tijd; hij wil waarborgen scheppen om den „verd'eren roof' voor altijd te beletten.

Het spreekt vanzelf dat in dit systeem de geestelijke beteekenis van den arbeid' geheel met de maatschappelijke samenvalt. De sociale strijd is louter de strijd voor een nieuwe maatschappij, voor een nieuwe verdeehng der waren, voor een nieuwe regeling van de productie en het verbruik; alle ordeningen zijn aan deze doeleinden ondergeschikt. In de marxistische samenleving moet het individu de vrijheid van arbeid, van aanwending van het inkomen, en zooveel andere vrijheden, opgeven, omdat het centrale economische schema dit eischt. De marxist kan verlangen, „dat de menschelijke ziel en het menschelijk leven in naam van de economische ontwikkeling en de econoniische machtsontvouwing geofferd wordt".

Daarom wil en kan de klassenstrijd, welke immers aUeen de maatschappelijke, dat is de stoffelijke waardeering van den arbeid kent, niet anders dan een strij d om de macht zijn: de overwinning wordt straks met de vestiging van een tyranniek régime, dat zoowel op overwonnenien als overwinnaars zwaar drukken zal, gevierd. Deze s.trijd — wie hem ook voert: de „bezitter" of de arbeider — treft den mensch in den mensch; hij begeert het geweld en brengt dus geweld voort; hij vervult „de zielen der menschen met nijd, haat en verbittering", en drijft het „antagonisme der klassen zoo op de spits, dat ons de hoop op een vreedzame vernieuwing der maatschappij niet zelden ontzinkt."

Is de marxistische wereld nu inderdaad zoo hard, als de analyse van het economisch-monisme ons wU doen gelooven? Deze vraag is herhaaldelijk gesteld; die haar bevestigend beantwoordden moesten dikwijls het verwijt hooren, dat zij een carricatuur van het marxisme in plaats van de werkelijke gedaante stelden. Dit verwijt is echter geheel misplaatst.

De historie van het bolsjeiwistische Rusland leert ons de marxistische werkelijkheid kennen. Zij bewijst, dat de klassenstrijd de haatgevoeliens aanwakkert en aUerlei vormen van d'wang in het leven roept, tot den meest wreeden slavendienst toe. En ook West-Europa ervaart de gevolgen van de marxistische beerschappij.

De actie van het Fransche vakverbond, d'at die vrijheid onderdrukken wil, en allen arbeid alleen voor zijn leden opeischt, heeft veler oogen geopend. Niets toont duidelijker de minachting van de „geestelijke dimensie" van den arbeid dan de zinlooze stakingen tijdens het socialistische bewind. Wie wind zaait, zal storm oogsten!

De geestdriftige aanhangers van de leer van den klassenstrijd zijn zelfs tot het brengen van bet geringste offer niet bereid; de eerbied voor de rechten van anderen is hen volkomen vreemd, de vervulling van hun tijdelijke, stoffelijke eischen gaat hen boven alles; het lijden van de armen, van hun mede-arbeiders, dat zij verzwaren, deert hen niet. En de tegenwerking, welke de Christelijk-sociale beweging in Denemarken van de socialistische overheid ondervindt, 'die de wetgevende vergadering gebruikt om het werk van de kleine, geloovige groep lam te slaan, is eveneens ©en uiting van de marxistische machtsbegeerte, die door den klassenstrijd gewekt en gevoed wordt. Van eenige waardeering voor het geestelijk bezit dezer Christenen is geen sprake; zij worden als „bedreigers van het arbeidersbelang" gebrandmerkt en met verlies van hun rechten gestraft.

Berdjajew verwerpt den klassenhaat in den klassenstrijd. Dien strijd zelf wil hij niet afwijzen. Maar wanneer hij van zijn gedeeltelijke aanvaarding een nadere verklaring geeft, blijkt het dat zijn begrip van den klassenstrijd met het marxistische weinig gemeen heeft. Berdjajew bedoelt den strijd voor de verbetering der socialei positie, tegen dö „heerschappij van het kapitaal", tegen de „uitbuiting van den eenen mensch door den anderen", het „streven naar een sociale orde, die meer gerechtigheid bevat en menschelijker is dan dfe tegenwoordige". Als gewoonlijk overlaadt hij „de Kerk" en „de Christenheid" met feUe verwijten, ma^ tegelijk toont hij daarbij grove onkunde. Ook in d© „kerkelijke prediking" is wel het ©en en het andteT veranderd: men mag haar niet, zooals Berdjajew doet, voor de voeten werpen, dat zij het sociale vraagstuk door „barmhartigheid en weldadigheid" oplossen wil; voor de „nieuwe sociale werkelijkheid" is zij niet blind.

De Russische denker wil dat de Christenen de „verbittering van de strijdende partijen veroordeelen", maar dat zij de „waarheid in den klassenstrijd zullen erkennen". De veroordeeling van de „bitterheid" beteekent echter de veroordeeüng van den klassenstrijd zelf. De Chr. sociale beweging streeft naar sociale gerechügheid, maar acht, terecht, haar vervulling alleen dan mogelijk, waaneer de gedachten aan den klassen s t r ij d gebannen worden, en in gehoorzaamheid aan Gods Woord de middelen voor een „sociale veimieuwingf' gezocht.

Berdjajew meent dat de mensch slechts kiezen kan tusschen individualisme en socialism e. Deze tegenstelling is, als zoovele andere in den tegenwoordigen tijd, in haar eenzijidigheidi valsch. Wie de kapitalistische orde verwerpt, aanvaardt daarmede niet vanzelf de „sociaüsüschei"; wie het socialisme veroordeelt, is daarom nog geen kapitalist. Onze dagen zijn aan üchtvaardige slagwoorden rijk — wie denkt hier niet aan het overvloedige geroep, dat de Christelijke regeerders als hartelooze liberalen aanklaagde? De slachtoffers van zulke smaadacties zijn de sociaal-hulpbehoevenden, welke in den waan gebracht worden, dat de oplossing van het sociale vraagstuk in dien, grond der zaak zeer eenvoudig is.

Menschen als de Russische denker, die lidde om verandering van het sociale leven roepen, stellen gewoonlijk hevig teleur wanneer men van hen concrete aanwijzingen vraagt, omtrent de maatregelen, welke zij noodig achten. Maar al te dikwijls vergeten zij ook, dat bij eiken stap voorwaarts groote moeilijkheden overwonnen moeten worden. Het is geen kunst om het einddoel aan te wijzen; het zoeken naar de wegen, welke naar dat doel leiden, eischt echter ontzaglijke inspanning.

Tot die inspanning zal de menschheid niet in staat zijn, wanneer zij gehoor geeft aan de prediking van den klassenstrijd, in welken vorm deze ook tot haar moge komen. De verdeeldheid, die van dat luisteren het gevolg is, verzwakt haar krachten.

We hebben ons met opzet geruimen tijd met het nieuwste werk van Berdjajew bezig gehouden. Het geeft een inzicht in de vraagstukken, die op het oogenblik de menschheid beroeren; het leert ons zien hoe diep de mensch van God is gevallen, en welk een ellende deze val veroorzaakt heeft. Moge het aan de belijders van den Christus gegeven worden om ook op sociaal terrein Gods wil te volbrengen.

BI. t. B.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT HET POLITIEKE EN SOCIALE LEVEN

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 4 juni 1937

De Reformatie | 8 Pagina's