GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

— En Hij kon aldaar geen kracht doen; — En Hij verwonderde Zich over hun ongeloof ; Markus 6: 5a, 6a.

Christus kracbteloos te Nazareth!

Christus krachteloos ? ... neen, daar verzet zich ons hart tegen.

Onmogelijk! Oneerbiedig! Hij, Wiens Naam is: Sterke God!

Christus kon aldaar geen kracht doen — ja, stond er nu maar wilde, in plaats van kon..., maar dat staat er nu juist niet — en het is ook maar beter, dat wij aan dezen tekst niet gaan knabbelen...

Christus, Die de waarachtige Mensch is, is hier te Nazareth krachteloos — juist hier in Zijn vaderstad, o, hoe moet Hij daaronder geleden hebben, te meer waar Hij juist (zie het verband) een triomftocht van Messiaansch krachtsbetoon achter den rug heeft!

is Christus hier dan krach­ Maar waarom teloos?

Vanwege „hun ongeloof".

Natuurlijk staat daar in den diepsten grond achter: Gods Raadsbesluit tot verwerping — maar die waarheid behoort tot de verborgen dingen Gods, daar hebben we niets mee te maken, daal" vroeg zelfs de TVIiddelaar als Mensch niet naalr.

De inwoners van Nazareth openbaren hun ongeloof, en dat is de oorzaak, dat Jezus daar krachteloos is.

Daar verwondert Hij Zich over, want Hij is ons in alles gelijk geworden, uitgenomen de zonde, en daarom stelt Hij Zich volkomen naast ons, op ons menschelijk vlak: Hij ziet tegen de dingen aan, zooals wij er tegen aan kijken.

Zijn verbazing is echt-menscbelijk, en daarom ook zoo volkomen begrijpelijk: hoe is Tiet mogelijk, dat juist zij, die Hem van Zijn prilste jeugd af hebben gekend, de heerlijkheid van den Eeniggeborene des Vaders niet in Hem hebben opgeimerkt — een heerlijkheid, zich openbarend in Zijn zondeloosheid. Zijn heiligheid? —

Dat ongeloof is zóó sterk, dat het Hem verhindert, krachten te doen.

Hij acht dat ongeloof niet iets natuurlijks, iets verklaarbaars.

Hij vindt het onred'elijk.

Hij vei'laat Nazareth — voor altijd (als Messias tenminste), in de verwondering van Zijn zoekende en nu zoo smadelij k-gegriefde liefde...

Ongeloof — dat is zonde.

„Nu ja, niet zoo erg als overspel of moord en dergelijke!"

Niet ZOO' erg? Erger! Veel gevaarlijker! Want ongeloof is vijandschap tegen God, zware zonde tegen het eerste en tegen het derde gebod van de Wet des HEEREN — is zonde tegen de eerste tafel lichter dan die tegen die tweede?

Och, wanneer wij menschen in bepaalde ergerlijke zonden leven, zooals ik er hierboven, een paar noemde — ja, dan gaat het tikkertje daar van binnen zich doorgaans wel roeren, dan klaagt de konscientie ons meestal nog wel aan, al is 't dan „bij tijden en oogenblikken".

Maar om de zonde van het ongeloof maakt het geweten zich gewoonlijk niet druk.

Waarom niet?

Omdat elk mensch, sinds den val in Eden, van nature vijand van God is, en heh ongeloof sinds dien tot zijn natuur behoort. Dus reageert het geweten in verband met het kwaad van het ongeloof niet, of haast liiet.

Het sterkste bewijs daarvoor is het feit, dat de .ongeloovige zelfs kan roemen in zijn geloof als het redelijke en dus eenig-juiste standpunt, terwijl hij het geloof onredelijk acht, wijl het het verstand op non-activiteit zet!

„Ongeloof' is ook geloof — piaar een negatief, een ontkennend geloof, on daarom zulk een buitengewoon-gevaarlijk, zulk een diep-zondig, zulk een

Wordt dat ongeloot alleen maar in de wereld gevonden?

Neen, ook in de Kerk. Bij Verbondskinderen. Bij hen, die afdwalen en God den rug toekeeren, ja, maar eveneens bij ieder, die de „gestalte" van den twijfel, en van de lijdelijkheid en van de kleingeloovigheid als Gode-welbehaaglijke zielsgestalten beschouwen.

Zou onze Heere Jezus Zich ook in ónze dagen niet moeten verwonderen over ongeloof, als Hij onder óns rondwandelde?

Dikwijls hoort ge, ook tegenwoordig, van verhondslippen: ja maar, ik kan 't toch niet helpen, dat ik niet geloof... dat ik twijfel... dat ik rdet durf te aanvaarden...? de Bijbel zegt immers: „'t geloof is niet uit u, het is Gods gave!"

De Heere Jezus zou Zich hierover verbazen, als ge zoo oog-in-oog tegenover Hem zoudt staan.

Daarom moeten wij ons ernstig onderzoeken.

Daarom moeten wij ons door het Woord in ons geweten laten raken.

Daarom moet onze de Schriften-kennende-konscientie alle vormen van ongeloof, alle „zielsgestalten" van twijfel en geslingerdheid veroordeelen.

Bij wien een leven is uit het Woord, uit het Verbond, uit de beloften (dat is het waarachtige leven uit en met Christus) — bjj dien openbaren zich ook al meer de krachten van den verrezen en verhoogden Middelaar.

Dan zouden we méér overwinnend aller zonden vijand zijn.

Dan zouden we klóéker getuigen van den' rijkdom, welken wij in Christus hebben.

Dan zouden we rustiger leven te midden van stormen en nacht.

Dan zouden we méér de wereld overwinnen door ons levend geloof, beschamen en winnen door onze onverwoestbare liefde, jaloersch maken door onze onuitblusschelijke hoop en toekomstverwachting.

Christus kon aldaar geen kracht dtoen, Hij verwonderde Zich over hun ongeloof...

Nooit kan 't geloof te veel verwachten, o, dat we ons blijvend verwonderen over Christus' krachten door en in ons geloof!

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1937

De Reformatie | 8 Pagina's