LITERATUUR EN KUNST
Een lieter vervolg.
G. Mulder: Tjalling wil wat anders. — J. H. Kok N.V., Kampen.
Sdhrijve'rs van boeken, waarin kinderen de hoofdrol vervullen, blijven zelden zich bepalen tot de jeugd hunner personen. Dat is wel begrijpelijk. Ze zullen zich moeilijk tevreden kunnen stellen met oen stuk van het menschelijk leven, waarop het voornaamste deel nog moet vo'lgen. Maar ook, ze hebben zich zoo ingeleefd in het leven van. hel kind, ze hebben m^et zooveel liefde de reacties van het kind op het groote-menschenleven beschreven, dat de lust onweerstaanbaar wordt er een vervolg aan vast te maken en te toonen hoe bij het grooter worden de instelling op het leven anders wordt, normaler.
De meeste kinderen in deze „kinderboeken" hebben iets bijzonders over zich. Heelemaal als alle anderen zijn ze niet doorgaans; hun afwijlüng van de rest geeft hun juist dat bijzondere, dat hun leventje meer beschrijvenswaard maakt, dan dat van gewone kinderen. Wanneer ze niet veel afwijking vertoonen van het doorsnee-formaat, dan spelen groote menschen ook een rol in bet tjoek, omdat dan niet kind tegenover kind, maar het kind tegenover de oudere gesteld wordt.
Het gebeurl maar zelden, dat een tweede of derde deel van het werk', dat hetzelfide kind als hoofdpersoon voert, het eerste overtreft. Om bekende voorbeelden te noemen: Jac. van Looy's: Jaapje, een dter eerste en lang niet het minste in dit genre, wordt gevolgd door 'een veel minder bekenden Jaap en een vrij onbekenden Jacob. Van den romancj^clus: Marijntje Gijzen, heeft geen der drie ven'olgdeelen het „Verraad" geëivenaard.
Het lijkt dus een hachelijke onderneming, een vervolg te schrijven op een gunstig ontvangen roman. Wanneer de hoofdpersoon de ïnekoring van zijn jeugd' mist, is hij dan nog wel een interessante romanfiguur of zal hij zich ontwikkelen tot een mensch, zooals er twaalf in een dozijn voorkomen?
Wanneer men leest: „Tjalling wil wat anders", veronderstelt men dadelijk, dat deze Tjalling een bekende figuur moet zijn. Gelukldg gekozen lijkt me deze titel niet, daar slechts zij die „Deining" gelezen hebben, weten, dat het de hoofdpersoon uit dat eerste boek van G. Mulder is. Een vervolg dus, de verdere ontwikkeling vaix het leven van een Fi-ieschen boerenjongen.
„Deining", 'hoewel gebeurtenissen beschrijvend uit de echt Friesche streek Gaasterland, was toch geen streekroman, maar teekende de moeilijkheden in het leven van een kleinen arbeidersjongen, die verliefd raakte op een boerendochter. Dat had overal kunnen gebeuren.
Het vervolg verschilt in dit opzicht niet van het eerste deel. Wel komen bier aï en toe Priesche woorden of heole zimien in voor.^ zoodat men geen oogenblik in het onzekere blijft, waar Tjalling woont, maar ze geven het gesprek slechts een locale kleur. Iets typisch Friesch wordt er niet in beschreven.
Natuurhjk is dit ook geen vereiscihte. Hoofdzaak is, wat de schrijver te zeggen heeft, en hoe hij dat doel.
Hot eerste hoofdstuk rekent dadelijk af met een oude bekende uit „Deining". De zonderlinge Gauke Mol sterft plotseling, na ©en ruzie met bo< er Tjaarda. Een merkwaardige figuur verdwijnt hiermee, maar de schrijver heeft nu gemotiveerd, waarom Tjaarda aan den drank is gekomen, waai-- •door hij en zijn gezin in ellende gedompeld worden.
Nu wordt tevens aannemelijker gemaakt de liefde van de boerendochter en den arbeider. Want hel financieele verval van den trotschen boer, maakt de klove tusschen het meisje en haar heimeUjken verloofde enger. Na den tragischen dood van den boer, vervalt de laatste hinderpaal: bocrentrots, want moeder en dochter zijn in deoogen van hen die stand afmeten naar geld, de gelijken, zoo niet de minderen geworden van den arbeidei-.
De schrijver heeft dezen achteruitgang zeer sober verleid. Gaarne had men iets meer vernomen van de reacties van het leven en sterven van dien trotschen, rijken boer op zijn omgeving en gezin. Veel meer dan op de famihe Tjaarda, valt de aandacht op het gezin Wierda, omdat hiervan Tjalling deel uitmaakt, nadat hij is weggejaagd door Tjaarda. Daar de nieuwe boer en zijn vrouw geen belangrijke plaats in zullen nemen in het verhaal, draagt al wat van hen verleid wordt een fragmentarisch karakter. Aardige, maar ook flauwe en soms onfrissche momenten — als het spek-eten met zijn gevolgen — wordten met een uitvoerigheid beschreven, omgekeerd evenredig aan hun belangrijkheid voor de ontwikkeling van het verhaal.
Want het voornaamste doel is, de verandering te beschrijven die plaats grijpt bij den titelheld. Wanneer de beide partijen elkaar zoo genaderd zijn, dat een huwelijk mogelijk wordt ook in do oogen van de „menschen", wil Tjalling in eens iets anders worden. Veldwachter zijn wordt nu zijn ideaal. Enkele nieuwe figuren treden nu op, waartegenover de hoofdpersoon geplaatst wordl, om zijn karakter in dezen tijd te teekenen. Hee; l erg flink is dat niet. De nieuwe vriend, die uitieindelijk zijn mindere blijkt, is langen tijd de sterkere. In hun omgang is Tjalling, hoewel eerlijker, veel futloozer. Tijdens den diensltijd van beiden, die heel en passant verleid wordt, bUjft Tjalling een onhandige, domme boerenjongen, die geen promotie weet te maken. Daarna lummelt hij wat rond, zonder te werken en zonder veel te sludeeren. Zijn examen wordt dan ook een paskwil.
Heel sympathiek daarentegen wordt het meisje geteekend. Zij blijkt een vroom, doortastend en eerlijk meisje te zijn, waartegen de weifelende verloofde schril afsteekt.
Goed beschreven is de ziekte en bet sterven van wouw Tjaarda na een leven van ellende. Tjalüng komt tot bezimiing, als hij ziet hoe zijn meisje straks alleen zal komen te slaan, afhankelijk van anderen, omdat hij door zijn veranderzuchl haar geen positie kan aanbieden. Zijn betere natuur wordt wakker. Met het geweldig pak slaag dat hij zijn gemeenen ex-vriend geeft, rekent hij af met zijn verleden, en als bij de kans krijgt als boerenarbeider, die er ook een eigen bedrijfje op na kan houden, zijn meisje tot zijn vrouw te maken, grijpt hij deze mei beide handen aan. Pas wanneer hij zijn bestemming volgt, en wordt wat hij moest worden, komt hij- op den goeden vyeg, éie hem tol geluk kan voeren.
Er zitten vele zwakke plekken in dit verdraai, dat dikwijls te praterig is, te wij; dloopig in onbeduidende bijkomstigheden. Het bereikt niet de hoogte van „Geeft gij hun te eten", den goeden crisisroman van dezen schrijver, maar er zit een heel goede strekldng in. Na een langen weg van eigenwillig zoeken leert de hoofdpersoon zijn roeping zien en volgt hij den wil van God, waar de vrome vrouw Tjaarda en zijn flinke verloofde zich gehoorzaam voor bogen. Dil vervolg is daardoor beter geworden, dan het eerste deel.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 9 juli 1937
De Reformatie | 8 Pagina's