GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

UIT DE SCHRIFT

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

UIT DE SCHRIFT

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

En ziet, Ik ben met ulieden al de dagen, tot de voleinding der wereld. Matth. 28:20.

Zlet, ~ Ik.

Het is ongetwijfeld Jezus' bedoeling geweest, met dit woord op Zichzèlven, en op Zichzelven alléén, te wijzen. Blijkens het oorspronkelijke toch spreekt Hij met hoogen nadruk het woord „Ik" uit; „ziet, — Ik"; en allicht zal Hij met een gebaar do aandacht der discipelen op Zijn persoon hebben gevestigd.

Jezus geeft hier een afscheidswoord. Hij zal zoo aanstonds de aarde verlaten. En Zijn Kerk blijft hier, met de daar juist opgedragen taak o; u door Woord en Sacrament zich uit te breiden over alle volken. Zij zal dus s t r ij d e n d e Kerk moeten zijn. Nóg weten de apostelen nauwelijks wat hun daarbij van den kant der wereld zal bejegenen. Maar de vijandschap der Joden kan het hun reeds gezegd hebben. En Jezus weet ten volle wat komen zal. Al wat in de wereld tegen God en Zijn Gezalfde is, zal saamspannen om de Kerk en het Rijk van Christus tegen te staan. Daar staan de discipelen, nog betrekkelijk veilig., En daar is in hen de Kerk, nog schijnbaar zoo rustig. Doch het zal spoedig losbarsten. Als de Kerk haar pas ontvangen opdracht gaat vervullen, dan komt het. Vervolging, ketterij, satan, de poorten der hel, zonde, verzoeking. Dan komt héél die strijd, die nu reeds alle eeuwen doorgaat; de strijd om de Kerk des Heeren van de aarde weg te dringen. Dan komt ook de worsteling van den enkelen geloovige tegen zonde en vleesch en ongeloof; zijn strijd om zalig te worden. Dan komt de gróóte kerkhistorie, en de kleine kerkhistorie.

En wat zet Jezus nu als de eenige kracht tegenover al die A'ijandige machten?

Laten wij hier den nadruk leggen, — en durven leggen, — waar Jezus dien legt.

„Ziet", zegt Hij eerst, om de opmerkzaamheid te wekken; want Hij gaat iels zeggen, waaraan ze hun volle aandacht moeten geven, en dat zij voorgoed moeten blijven vasthouden.

„Ziet, — Ik!" En Hij wijst op Zichzèlven alleen. Tegenover al wat haar vijandig is, heeft de Kerk Hèm, den Christus; geen andere macht. En wanneer zij dien Christus aangrijpt en vasthoudt, en nevens Hem niets heeft; wanneer ze zich houdt aan dat ééne: — „Ziet, Ik!" dan heeft ze genoeg, dan is ze onoverwinlijk.

En zoo kon Jezus thans spreken. Want het is een hemelvaartswoord. Christus staat gereed' den troon van hemel en aarde te bezetten. Hem wordt alle macht gegeven. En op dien troon zit Hij met alle schatten van Zijn werk; met Zijn bloed en Zijn Geest; met Zijn wijsheid, en rechtvaardigheid, en heiligmaking, en volkomen verlosshig; met al de krachten van Zijn Kruis en Zijn opstanding. En zóó zegt Hij: — Ik! Het is een overwinningswoord. Het is een roep tot Zijn Kerk, dat deze toch niets anders hebbe dan Hem alleen; en een verzekering, dat zij aan haar Christus voor alles genoeg heeft.

Ach, had de Kerk dit immer in acht genomen! Had zij nooit op eenige andere macht of hiüp gesteund, en zich altijd gehouden aan den persoon en de kracht van haar Christus! Hoe zou ze minder teleurgesteld zijn geweest, meer kracht hebben ontwikkeld, en schooner gestalte vertoond.

Zoo zij geleefd had bij dit afscheidswoord', waarmee Christus haar de eeuwen inzond: — „Mijn Kerk, Ik, Ik alleen ben uw kracht"; zoo zij, in verloochenürg van alles naast Hem, alleen in Hèm geloofd, en uit Hèm geleefd en gestreden had, en de rank alleen den wijnstok had gekend als haailevenskracht, — hoe zou de overwinning, waarmede Jezus dit woord zeidc, aan haar gezien zijn.

En wij persoonlijk.

Gaan wij nu eens na in ons leven, hoe en wat het zou geweest zijn, indien we ons gehouden hadden aan dit laatste woord van Christus op aarde; indien nu eens onze eenige kracht Christus geweest ware, en niets anders; in den strijd tegen de zonde, in de richting van ons leven, in het geloofswerk, in het gebed en de hope, in onze zelfverloochening, in beproeving en leed, in den weerstand tegen vleesch en lusten, in den strijd om hel eeuwige leven te verwerven, — o, wat heeft Jezus toch gelijk gehad, toen Hij zeide: „Ziet, Ik!" Het is de oplossing van alles.

Laat Hij het dan nü nog wéér zeggen. En laten wij onze ziel toch geloovig en biddend spannen, om het te hooren en te volbrengen.

„Ziet", zegt Hij nog altijd. Hij roept onze opmerkzaamheid, opdat we, in bidden en waken, den bhk niet van Hem afwenden.

Als we het verliezen zullen tegen de zonde, — „ziet", zegt Hij dan, en wijst op Zichzelven; in Hem is kracht.

Als onze ziel mat en het gebed verflauwd is, „ziet", zegt Hij, opdat we hulpeloos ons op Hem werpen. Wiens Geest herleving kan schenken.

Als onze schuld drukt, en we te klcinmoodig zijn om te gelooven in de verzoening onzer zonden, dan wil Hij dat we van alles afzien, en niet anders aanschouwen dan Jezus Christus, in Wien alles volbracht, en ook de grootste schuld betaald is.

En in de ure van ons sterven, daar staat Hij nóg weder, en zegt: — „ziet. Ik, Ik alléén!" opdat we in vrede heengaan naar dat Woord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

UIT DE SCHRIFT

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 27 mei 1938

De Reformatie | 8 Pagina's