GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HET BOEK VAN DE WEEK

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

Christendom en sociale practijk.)

Ieder jaar wordt er een serie voordrachten gegeven in de Colgate Rochester Divinity School over onderwerpen die betrekking hebben op het christendom „in zijn sociale prediking en toepassing". Deze lezingen, die onder den naam: Rauschenbusch-voordrachten worden uitgegeven, verschijnen op last van de Rauschenbusch-Foundation, opgericht ter nagedachtenis van Walter Rauschenbusch, professor in de kerkgeschiedenis van 1902—1918 aan het Rochester Theologische Seminarie, van welke instelling de Colgate Rochester Divinity School de opvolgster is. (pag. 11) Het lag voor de hand dat ook Kagawa vroeg of laat een uitnoodiging zou ontvangen om op zijn beurt een serie voordrachten te houden. Kagawa heeft toch van het oogenblik dat hij de achterbuurten van de groote Japansche steden tot zijn gebied koos om daar hulp en troost te bieden, zich bezig gehouden met de sociale kwestie. Wat hij gezien heeft van de armoede en ellende in de volksbuurten, grenst aan het ongelooflijke. Men krijgt uit de boeken van Kagawa den stelligen indruk dat Japan in het treffen van sociale voorzieningen zeer langen tijd ver heeft achtergestaan bij de meeste Westersche landen, al moet toegegeven worden dat er thans bij de regeering aldaar een groote belangstelling bestaat voor een goede arbeidswetgeving en betere woningtoestanden, en alles in het werk gesteld wordt om den grooten achterstand in te halen.

Maar terwijl toch in vele westersche landen reeds lang allerlei wetten aangenomen waren met bindende voorschriften inzake vrouwen- en kinderarbeid, was hiervan bij het begin van het optreden van Kagawa in Japan weinig pf niets te vinden. Hij bezocht groote fabrieken waar jongens en meisjes van nog geen vijftien jaar, twaalf tot veertien uur per dag moesten werken. Hij daalde af in de kolenmijnen en zag daar uit eigen aanschouwing het zwoegen en ploeteren van de mijnwerkers, waarbij vooral het werk van de vrouwen op hem een diepen indruk maakte. Vele vrouwen moesten daar, slecht gekleed, met kinderen op hun rug gebonden, zware vrachten kolen sleepen.

Al het mogelijke heeft Kagawa gedaan om deze ellende te verzachten en betere arbeidsvoorwaarden te scheppen. Hij begon met het stichten van vakvereenigingen en toen in 1912 een groote betooging gehouden kon worden waaraan 35.000 arbeiders onder leiding van Kagawa deelnamen, was hij de aangewezen man om de arbeidersbeweging verder te organiseeren. Van het begin af aan was het zijn streven om zoo mogelijk alle arbeiders van Japan samen te brengen in een massale organisatie, opdat zij door gemeenschappelijke actie sterk zouden staan.

Daarnaast heeft hij ook zijn aandacht gewijd aan de organisatie van de boeren op het platteland. Omdat hij van meening was dat hij als stadsmensch te weinig ervaring had van de toestanden, zooals deze in het landbouwbedrijf gevonden werden, belastte hij met de organisatie daarvan zijn vriend Soegiyama, die later ook in het parlement werd gekozen. Volgens de gegevens door Miss Topping aan hel Christelijk Nationaal Vakverbond versirekt, is het Japansche Vakverbond van Kagawa en zijn medewerkers thans de grootste organisatie en bezet de Sociale-massa-Partij in het parlement zeven en dertig zetels.

Opbouwend sociaal werk heeft Kagawa voorts trachten te doen door het in het leven roepen van coöperalies. Zelfs de kerk werd door hem in de coöperatieve beweging betrokken.

Deze man, die naast zijn ijveren voor het „christendom" in Japan, niet minder aandacht trok door zijn bemoeiingen met sociale vraagstukken, kon stellig een uitnoodiging van het Comité voor Rauschenbusch-voordrachten verwachten, om zijn gedachten daarbij nader te ontwikkelen.

In April 1936 hield Kagawa te Rochester een viertal lezingen, onder den titel „Christelijke broederschap en Oeconomische opbouw".

Het boek: „Christendom en sociale practijk" wordt als een nadere uitwerking van deze voordrachten aangediend. Boven andere boeken van den Japannees heeft dit boek ongetwijfeld dit groote voordeel, dat hier rustiger ontwikkeling van gedachten is en dat hier meer logische opbouw geconstateerd kan worden.

Maar overigens hooren we helaas dezelfde klanken als uit de andere geschriften ons tegenklinken. Wat het „Christendom" betreft: het moderne standpunt is niet prijsgegeven. Men oordeele slechts: „Als wij van Christus spreken als het Woord Gods, bedoelen wij, dat Christus aan het betrekkelijke leven van den mensch de kennis van de volkomen verzoenende liefde bijbracht." „Wij bedoelen dat Christus aan het onvolmaakte menschenleven de kennis van de volmaakte, verlossende liefde Gods toebedeelde."(49). En ook dit: „Ik kan het niet anders inzien, dan dat alle geloofsregels en dogma's, die door de clmstelijke kerken zijn overgeleverd, ten doel hebben het nieuwe leven der verlossende liefde te verklaren. De leer der Drie-eenheid verklaart hoe de liefde van God, die absoluut is, het eindige te boven gaat en tevens doordringt en zichzelf daarin tot uitdrukking brengt. Het geloof dat de verlossende liefde van Christus vereenigd is met de ware natuur van God deed de leer van de Godheid van Christus ontstaan." (55, 56).

Wat het andere punt: de sociale practijk, aangaat, wordt er in dit boek een zeer krachtig pleidooi gevoerd voor coöperaties. „Wij kunnen de misdadigers en de jonge menschen in de achterbuurten niet genezen door wetten alleen. Wij moeten hun omgeving veranderen, anders kunnen wij hen nooit gelukkig maken. Sinds wij in Japan boerenbonden hebben, en met de coöperatieve beweging begonnen zijn, zijn de dieven bijna verdwenen. Als wij goede coöperatieve bonden hebben is de zucht tot stelen weggenomen. Hetzelfde gaat ook op voor Zweden en Denemarken. In deze landen zijn dieven zeldzaam. Maar in Amerika

zijn veel politie-agenten, gevangenen en misdadigers." (35). Was er in ons land indertijd ook niet een modem Hooglecraar, die soortgelijke theorieën propageerde, en die van oordeel was dat bet geld aan scholen en onderwijs uitgegeven, aan gevangenissen weer zou worden uitgespaard?

Volgens Kagawa wordt in de Heilige Schrift ook ten allerduidelijkste geleerd, dat in de richting van coöperatieve bewegingen een oplossing gezocht moet worden voor de huidige moeilijkheden in de samenleving. Deze overtuiging moet den christenen weer bijgebracht worden. „De verwarring van de middeleeuwen echter en de machtsaanmatiging van het moderne kapitalistische stelsel, deden de liefde van de christelijke kerk verdwijnen en lieten enkel een geloofsbelijdenis over." (54). Maar van den beginne is het zoo niet geweest. „Paulus drong er bij rijke menschen ernstig op aan, hun zegeningen met de armen te deelen. Hij voelde het ter voltooiing van de erfenis dezer verzoenende liefde gebiedend noodzakelijk, de armen te helpen en een godsdienstig-coöperatief leven te beoefenen. Deze opvatting bestond ook in de gedachten van Jacobus, de broeder van Jezus en bij Petrus en Johannes." (53).

Het oordeel van Kagawa over de cliristelijke kerken in de verschillende landen, die naar zijn gedachte onbewogen voorbij gaan aan het leed dat er geleden wordt en aan de maatschappelijke moeilijkheden, is dan ook niet malsch: Wanneer zelfzuchtige winstzoekers, die op dezelfde trap als de barbaren staan, de kerken beheerschen, zijn deze niet in staat om het geestelijk leven van Christus, zooals dit geleerd wordt in het nieuwe Testament, in hun leven op te nemen. Dit verklaart ons het bestaan van zwakke christelijke kerken en hun onmacht temidden van de onrust der hedendaagsche wereld." (57).

Het stelsel van de coöperaties moet niet alleen nationaal, maar vooral, internationaal geregeld > vorden.

Dit boek bevat een recept om den vrede tusschen de volken blijvend te verzekeren. Kagawa gaat daarbij uit van deze merkwaardige redeneering: Vroeger waren er vooral twee oorzaken, die aanleiding konden geven tot het uitbreken van een oorlog. Wie de geschiedenis nagaat zal allicht tot deze conclusie komen dat er oorlogen gevoerd werden, die ontstonden tengevolge van rassenhaat of van godsdienstige tegenstellingen: oortogen, die beoogden de onderwerping van het eene ras aan het andere, of oorlogen bijv. tusschen Protestanten en Katholieken. Het is niet aannemelijk evenwel, dat in de toekomst deze oorzaken aanleiding zullen geven tot een gewapend conflict. (!). De omstandigheden die nu een bedreiging van den wereldvrede zijn, zijn grootendeels van economischen aard. Naar de meening van Kagawa kunnen ze in vijf soorten worden verdeeld: overbevolking; gebrek aan natuurlijke hulpbronnen, strijdvragen ontleend aan het internationale geldwezen betreffende schulden, leeningen en credie^ ten; tegenstrijdige handelsbelangen betreffende tarieven wijziging en ontwrichting van het handelsverkeer; transportmoeilijkheden. (Spreekt hier het hart van den Japannees niet? )

Indien deze stellingen juist zijn zal dus allereerst gezocht moeten worden naar een oplossing van de economische problemen. Daartoe moet het stelsel van coöperaties internationaal ontwikkeld worden. „Wanneer wij er in slagen deze beweging te internationaliseeren, zullen wij den wereldvrede spoedig verwezenlijken." (190).

Er zullen er misschien niet velen zijn die dezen gedachtengang van Kagawa voor juist zullen erkennen. Men behoeft werkelijk niet veel inzicht Ie hebben in internationale problemen om er van overtuigd te kunnen zijn, dat ook in onze dagen de beide eerste oorzaken die een gevaar vormen voor den wereldvrede: ras- en godsdienstige tegenstelhngen, geenszins hebben afgedaan. Hoogstens kan men misschien zeggen, dat het aantal oorlogsoorzaken in de laatste jaren door moeilijkheden van economischen aard vermeerderd is, in vergelijking met vroeger.

Kagawa doet echter een dringend beroep op de volken om met man en macht de economische problemen tot oplossing te brengen. „Laat ons met denzelfden geestesmoed, die millioenen menschen er toe dreef, hun leven aan de kruistochten en de verovering van het Heilige Land te wijden, zonder uitstel trachten het economisch stelsel over de geheele wereld in coöperatie om te zetten. Als dit zal zijn volbracht, zullen wij ervaren, dat wij het eenig zekere fundament hebben gelegd, waarop de wereldvrede kan worden gebouwd." (205). Hiertegen moeten door degenen die den Bijbel erkennen als Gods Woord twee dingen opgemerkt worden: Niet in het schema van deze wereld is de eeuwige vrede opgenomen; niet in de periode die aan den jongsten dag voorafgaat wordt de wereldvrede verkregen! En in de tweede plaats: Niet wij leggen het fundament van dien vrede, maar het is gelegd door Hem, Jezus Christus, Die vrede gemaakt heeft door het bloed des kruises. (Col. 1:20).


1) Christendom en sociale practijk, door Toyohiko Kagawa, geautoriseerde vertaling door Ds J. B. Th. Hugenholtz. Erven J. Bijleveld, Utrecht, 1937.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

HET BOEK VAN DE WEEK

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 10 juni 1938

De Reformatie | 8 Pagina's