GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

18 minuten leestijd Arcering uitzetten

llrt)ER^GnOlAVlll Over „De Heraut" en haar publicatie inzake amerikaansche reis.

Onderscheidene persstemmen spreken zich uit over het „nobele" gebaar van den „Heraut"-redacteur, verleden week gesignaleerd.

In „Haarlemsch Kerkblad" schrijft ds A. M. Boeijinga:

, Voor Kampen, en in 't algemeen voor onze kerken en de Gereformeerde theologische wetenschap, is deze onderscheiding buiten kijf eengroote eer.

Ook „De Heraut" voelt dit blijkbaar zoo aan en hij maakt zich daarom verdienstelijk door aan dit bezoek eenige aandacht te wijden.

Alleen is hij oogenschijnlijk een beetje beducht dat de opgetogenheid prof. Schilder naar het hoofd zal stijgen en daarom dient hiji hem een injectie toe tot verlaging van zijn bloeddruk. Deze injectie is hem gestuurd uit de AJmerikaansche apotheek, genaamd „The Banner", „orgaan van de Christelijke Gereformeerde Kerk in Amerika".

Deze apotheker, ds H. J. Kuiper, verklaart „een grenzeulooze bewondering voor dr Schilder's theologische scherpzinnigheid, zijn enorme werkkracht en zijn toewijding aan de zaak der Gereformeerde Theologie" te hebben. Doch hij heeft gehoord „dat onze zusterkerk in de barensweeën is van een ernstig© leerstellige controvers". En niet bedenkend dat we hier zitten in het land van De Bilt, dat meer dan eens storm en onweer voorspelt, terwijl er niets anders komt dan een enkel plaatselijk buitje, vreest hij dat de overkomst van prof. Schilder, als op de vleugelen van een scherpe, wintersche Oostewind, deze depressie zal overbrengen naar Amerika. En dan roept hiji als van de hoogte van het vrijheidsbeeld voor de haven van New-York naar onze lage landen —' in de hoop dat prof. Schilder het hoore voordat hij passage genomen heeft op de „Nieuw-Amsterdam" of een barer zusters —'-. „Waarom zouden de vlammen van deze controvers naar onze kerken worden overgebracht? Zou een hernieuwing van den strijd over de gemeens gratie iets anders dan schadelijk zijn? Zal dit de vrede en de opbouw onzer kerken bevorderen? " Eh waarlijk, hij zet een soort immigratieverbod in elkaar: „Het komt ons voor, dat het beste zou wezen, dat de geheele zaak nog eens in ernstige overweging werd genomen".

Het hart van „De Heraut" is bedroefd geweest toen hij deze dingen las, en met tegenzin heeft hij ze een plaats gegeven in zijn kolommen.

Van ontdaanheid vergeet hij dit erbij te zeggen, alleen zich in liefde haastend om door het toedienen van deze injectie prof. Schilder voor een illusie te bewaren, zijn optimisme wat te bekoelen, en hem te waarschuwen dat Amerikaansche rozen soms nog scherper doornen hebben dan Nederlandsche.

Prof. Schilder zal deze vaderlijke beduchtheid en voorzorg zeker weten te waardeeren, al is het niet onmogelijk dat hij toch zijn mouw niet zal stroopen en zijn arm voor het injectie-spuitje ontblooten, maar zal zeggen: maak u niet bezorgd, evenmin als men hier biji miji één afwijking van Schrift en belüdenis heeft kunnen aanwijzen zal dat daar gebeuren; ik hoop in Amerika slechts te toonen, dat de Gereformeerde theologie wakker is, niet in een decadent herkauwen is versuft, doch uit de wortels der Heilige Schrift de aloude stam der Gereformeerde Geloofsbe^ lijdenis wil doen uitloopen in nieuwe takken en Made-

ren jonge bloesem en vrucht". En terwijl hij straks aan boord stapt, zal waarschijnlijk zijn vaarwel aan „De Heraut" klinken. „Zulke overnemingen schijnen me uitermate geschikt om de binnenlandsche vrede te bevorderen. Tot weerziens!"

Kostehjke ironie!

Wat overigens die „barensweeën" betreft, bedenke mien, dat ds Boeijinga geen andere vertaling dan die van „De Heraut" ten dienste had.

Ook ds S. J. Popma van Amersfoort kan ironisch de waarheid zeggen. Hij spreekt in „Amf. K.bode" zich aldus uit:

Waarom „The Banner" zoo ongerust is, is een raadsel.

Hoe prof. S. over de besluiten van Kalamazoo denkt kan ieder weten. Als ik me goed herinner, heeft prof. S. tweemaal zich daarover uitgesproken.

In „De Ref." van 27 Maart 1936, pag. 223, wordt door prof. S. een antwoord gegeven op een onderstelling van ds Hoeksema, een der leiders van de gescheiden broeders in Amerika. Ds H. meende, dat er discussie mogelijk zou zijn over de vraag of in 1936 — in tegenstelling van 1930 — in de Geref. Kerken in Nederland, de algemeene gratie algemeen als waarheid wordt erkend.

Prof. S. antwoordde: „Hij schijnt te vergeten, dat ik tegen dr Kuyper's gemeene-gratie-leer niet het bezwaar inbracht, dat zij ons zakelijk op het volle menschenleven aangewezen noemde, doch dat de door dr Kuyper gelegde grondslag te eng was; m.a.w. wat Kuyper wilde veilig stellen, wil ik minstens nog veel „veiliger" helpen stellen. En dat is wat anders dan in Amerika door sommigen is bedoeld".

Ook in het debat met dr Noordmans had prof. S. dit verschilpunt wel heel duidelijk aangewezen.

DB Hoeksema zelf ziet dan ook in prof. S., \otgens zijn artikel in het jongste nummer van zijn tijdschrift: „The Standard Bearer" geen medestander in zijn

strijd. In „De Ref." van 10 Dtec. 1937, pag. 127, formuleert prof. Schilder zijn oordeel over de bedoelde Synode van 1924 aldus: „Op „Kalamazoo" heb ik overigens wel eenige critiek. Maar dat is net zoo bij menig besluit van een gereformeerde synode in Nederland".

Eenige critiek; dat is wat anders dan de meening deelen van de veroordeelde broeders!

Bizonder treffend is wat ds Popma vervolgens opmerkt:

Nu moet ik hierbij dadelijk opmerken, dat ook de redacteur van „The Banner" eenige critiek heeft op Kalamazoo.

Immers, hij verwacht van een heropenen der discussies over de gemeene gratie schade voor het kerkelijk leven, 't Is zijn goede recht zulk een meening te hebben. Maar Kalamazoo denkt er heel and.^rs over. Deze synode gaf eerst 3 punten, waarin de gemeene gratie wordt gehandhaafd en besluit vervolgens „om thans geen uitspraak te doen inzake het leerstuk der algemeene genade of gemeene gratie in al haar geledingen". „De noodige voorstudie ontbreekt ten deze nagenoeg geheel. Bijgevolg is er dan ook in de Geref. Kerken nog volstrekt geen communion opinio in deze zaak".

87 Wat wil Kalamazoo nu verder? De Synode wekt op zich de problemen „nauwkeurig in te denken in predikatiën, lezingen en geschriften". Immers: „dit zal op de meest natuurlijke wijze leiden tot een vruchtbare discussie over het stuk der gemeene gratie en zulk een gedaohtenwisseling is een onmisbare voorwaarde voor de ontwikkeling dezer waarheid".

Wat zien we dus?

Als prof. Schilder, die naar eigen verklaring geen medestander is der gescheiden broeders in Amerika, op zijn reis ook de gemeene gratie ter sprake brengt, dan handelt hij volkomen met Kalamazoo in overeenstemming.

En de redacteur moet waarschuwend de vinger heffen tegen zich zelf om eigen critiek op Kalamazoo.

Trouwens oefende ook prof. Hepp in 1925 „eenige critiek" op Kalamazoo en wel op 't discufsie-besluit, dat ik zooeven noemde.

Met „eenige critiek" kan men dus in heel goed gezelschap ziJn.

AUes bdj elkaar is de onrust van „The Banner" vrij raadselachtig.

Tenslotte geeft ds Popma zijn „conclusie": Men kan vragen, waarom geeft „De Heraut" bovengenoemd stuk uit „The Banner" door.

Natuurlijk niet, omdat „De Heraut" ook in prof. Schilder een medestander ziet van de broeders, die in 1924 veroordeeld zijn.

Zoo ver gaat zelfs prof. Hepp niet in z'n bekende brochure.

Waarschijnlijk wordt dus „The Banner" als curiositeit doorgegeven.

Daar is eenige aanleiding voor.

Uit het artikel blijkt hoe veel misverstand er ook in Amerika heerscht ten opzichte van de vraagstukken in Nederland.

De meest voor de hand liggende conclusie is dan ook: 'tis goed, dat prof. Schilder naar Amerika gaat en „en passant" poogt enkele misverstanden uit den weg te ruimen.

Ook hier is de ironie prachtig volgehouden. Mamix in „Groninger Kerkbode" gaf zijn aandacht aan den principiëelen stand van het debat, en besluit dan:

Zoo.zien wij, dat, als dr Kuyper van de Gemeene gratie handelt, hij terug gaat tot achter den val, tot de positie van Adam en tot het mandaat, om met prof. Schilder te spreken, dat de eerste Adam ontving. En als onze God Zijn werk handhaaft tegenover de aanvallen van den Satan, en de geschiedenis der mensohheid en haar werk doorzet, is dat niet allereerst om den mensch geschied, maar om de eere van den Schepper. Zoo alleen kunnen vrij, dus zeide dr Kuyper, den gang van zaken goed, d.w.z. Schriftuurlijk, verstaan.

Hieruit blijkt, dat er in den grondder zaak geen verschil van meening is tusschen dr Kuyper en prof. Schilder inzake het stuk der gemeene gratie. Het uitgangspunt is precies geljjik.

Het verschil van inzicht begint bij de nadere uitwerking.

Dr Kuyper spreekt dan van genade voor de menschheid of van gratiOj terwijil prof. Greydanus en anderen bezwaar hebben tegen dat woord.

Prof. Dooyeweerd gewaagt van een remmen van de werking der zonde. Maar zoo heeft dr Kuyper ons de gemeene gratie ook verklaard. Hoofdzaak is, dat het volk des Heeren al beter doorziet, welke taak den mensch gegeven werd en tot welk werk hiji in de herschepping geroepen is.

De groote fout in het christelijik leven is toch deze, dat wij het leven deelen in twee stukken: het godsdienstige en het gewone natuurlijke.

Handelende over het misverstand inzake principieel dualisme merkt Mamix op:

Wie dr Kuypers werk kent, weet, dat hij heel zajln leven juist tegen die verdeeling, tegen dat dualisme is opgekomen. En zelfs heel zijn. werk over de gemeene gratie was daartegen gericht.

Ook zoo is er waarlijk geen sprake van verschil tusschen de opvatting van prof. Dooyeweerd, prof. Schilder en hetgeen dr Kuyper ons heeft geleerd. Er is wel sprake van een verder doordenken over dit geweldig geloofsstuk.

En als dr Kuyper dit kon zien, zou hiji er zich in verblijden.

Dat geloof ik ook.

Vervolgens:

Ook het leerstuk der gemeene gratie lag daar tamelijk onaangeroerd, terwijl dr Kuyper als had gesmeekt, dat men toch voort zoude werken aan zijn studie.

Daarom ben ik zoo dankbaar, dat hierin verandering en verbetering is gelkomen.

Als prof. Schilder over deze dingen spreeikt is dat niet om een twistvuur te stoken; waarom zou hiji dat begeeren?

Maar het gaat er om, dat ons gereformeerde volk weer wakker wordt en weer komt tot onderzoek en tot een waarachtig leven in de rijke schatten, die wij van de vaderen in Gods gunst ontvingen. *

En nu zie ik het zoo, dat èn inzake de leer van het verbond èn inzake de gemeene gratie dr Kuypers gehoorzame werk weer herleeft.

Dat dit dan ook getoetst wordt, opnieuw, aai. de •Schrift, spreekt van zelf. Het zou ongehoorzaamheid ziJn als dit niet geschiedde. Dat daarbiji ook gebruik wordt gemaakt van het meerdere licht hetwelk ons op' exegetisch gebied ongetwijfeld werd geschonken in den arbeid van mannen als Ridderbos, Greydanus, Grosheide en Aalders, om nu alleen deze namen slechts te noemen, is ook weer niet anders dan werk der gehoorzaamheid.

Tenslotte:

En nu begrijp ik, dat de christelijke gereformeerden dn Amerika, die pas een lastigen strijd over het leerstuk der gemeene gratie achter den rug hebben, ietwat

bang werden voor de komst van prof. Schilder, en de „Heraut" heeft ons den dienst bewezen hun angstkreten uit het Engelsch te vertalen, maar dit berust toch op een groote vergissing.

Want wij! zijn hier niet voor onze rust in de wereld, maar om de geopenbaarde waarheid steeds beter te loeren versteian en iii het licht daarvan onze roeping te leeren zien; onze verloren en onze herstelde wapenrusting. Opdat wij onzen strijd goed kunnen strijden.

Elders rust, zeide MarnLx van St. Aldegonde.

En dat moeten we wel verstaan. Wij zijn niet voor onze gezapige rust hier, maar voor een strijd; een strijd in den dienst van onzen Koning, voor de waarheid ons geopenbaard.

Ook „Pro Ecclesia" spreekt over de affaire. Ds I. de Wolff zegt:

Het is anders wel droevig dat een hoogleeraai- aan de Hoogesohool der Kerken, die zijn beschuldigers met degelijke en zakelijke argumenten, ontleend aan de Schrift en de uitspraken der vaderen, het zwijgen weet op te leggen, en nu juist in deze dagen door Prof. Honig, wiens gereformeerdheid door niemand betvrijfeld wordt, van blaam wordt gezuiverd, zich zulk een ontvangst ziet bereid door een officieel orgaan van een zusterkerk waarmee we in correspondentie leven.

Maar het meest droeve feit is wel, dat Prof. Kuyper dit artikel van „Th© Banner" zonder commentaar, en dus met goedkeuring, overneemt in „De Heraut" van 4 December. Daarmee heeft „De Heraut" weer eens een andere houding aangenomen.

Eerst was er de vermaning dat de jeugdorganisaties geen sprekers van „Schilderiaansche" of „Vollenhoviaansche" inslag (om het kortheidshalve zoo maar eens uit te drukken) zouden laten optreden, waarbij zelfs werd aangeraden aan de kerkeraden om maatregelen te namen; dan wordt, als deze raad wordt afgewezen, geklaagd over dictatuur in de kerken; thans wordt goedgevonden dat een soort dictatuur-opfatsoenlijke-wijze, in zusterkerken wordt uitgeoefend.

Het zou bijl gebrek aan ander argumentenmateriaal niet onaardig zijn, wanneer aan de kerken in Nederland kon worden meegedeeld, dat de reis van Prof. Schilder is mislukt en de zusterkerken alzoo reeds TÓór de synode van Sneek haar gevoelen hadden geopenbaard.

Toch zal de waarheid het winnen. We hopen dat Prof. Schilder zich niet zal laten ontmoedigen.

Gelukkig niet. Er is alleen maar een diep gevoel van schaamte over wat in de Gereformeerde Kerken mogelijk is, juist bij hen, die jaren lang de aandacht hebben afgeleid van de zaken, door almaar te zuchten over de manier der polemiek. Wat duurt het lang, eer de oogen opengaan.

In hetzelfde blad oordeelt ds Vreugdenhil:

Het laatste nummer van „D© Heraut" wordt ten zeerste ontsierd door een artikel, dat het blad heeft overgenomen uit „The Banner", het orgaan van de Christelijk Gereformeerde Kerken in Amerika.

Vervolgens:

Het spijt ons zeer, dat de Hoofdredacteur van „De Heraut" gemeend heeft, dit minderwaardig geschrijf een plaats te geven in het blad, dat nu al tientallen jaren door vele Gereformeerden als een huisvriend beschouwd werd, maar helaas steeds minder beschouwd wordt. Heeft Prof. Kuyper nu inderdaad niet begrepen, dat dit artikel niet alleen zeer belesdigend is voor Prof. Schilder, maar voor alle Gereformeerden? Of wordt hij zoozeer verblind door zijn antipathieën tegen Prof. Schilder, dat alles, wat maar Toor den Kamper hoogleeraar onaangenaam is, in „De Heraut" een plaats mag vinden?

Ik acht inderdaad dit artikel beleedigend voor alle Gereformeerden. Laten wijl het ons voor gezegd houden: in hem, die onderwijs geeft in het belangrijkste vak der theologie, de dogmatiek, heeft deze Amerikaan zoo weinig vertrouwen, dat hiji de komst van dezen dogmaticus met vrees tegemoet ziet. Prettig voor de curatoren van de Theol. School, die dezen gevaarlijken man handhaven ! Prettig voor de Synode, die met algemeene stemmen hem tot hoogleeraar benoemde! Prettig voor de ouders, die hun zonen aan dezen man toevertrouwen! Prettig voor de studenten, die dit onderwijs ontvangen! Prettig voor de kerken, want straks komen de discipelen van dien gevaarlijken man en gaan de kerken verwoesten! Zij zijn reeds bezig, want zijn discipelen krijgen beroepen. Waarom is deze Amerikaan toch zoo bang? Heeft Dr K. Schilder ooit iets gepubliceerd, dat kettersch was? Zoo al kettersch mocht zijn, wat door de hoogleeraren VoUenhoven, Dooyeweerd en anderen gezegd is over de ziel, dan staat hij daar toch niet schuldig aan. Mocht al kettersch zijln, wat Prof. VoUenhoven leert over de twee naturen van den Qhristus of wat Prof. Waterink daarover schijnt te leeren, hiji heeft daar part noch deel aan. Zoo kettersch mocht zijn, wat Prof. Schilder leert over de pluriformiteit der kerk, dan is in elk geval niemand nog bij de bevoegde instanties geweest om hem over zulke ketterijl aan te klagen.

Het eenige, dat deze Amerikaan naar voren weet te brengen, is de gemeene gratie. „In sommige opzichten heeft de Kamper hoogleeraar meeningen, die overeenkomen met die van mannen, wier meeningen veroordeeld zijn door onze Synode van 1924 en die daarom niet langer lid zijn van de Christelijke Gereformeerde Kerlken in Amerika."

Ds Kuiper is niet zoo beleefd, eens precies te zeggen, waarin die meeningen overeenkomen.

Verder:

Arme Amerikaansche Gereformeerden, die zoo voorgelicht worden. Arme Synode van Kalamozoo, uw beslissingen zijn zoo onschriftuurlijk — volgens den gedachtengang van Ds Kuiper althans — dat een rustige discussie op de basis van Gods Woord hen in gevaar moet brengen. '

Wat zullen wiji verder zeggen? Ik wenschte, dat in Amerika een knap theoloog was, die ons wilde voorlichten, en daartoe persoonlijk naar Nederland kwam. Naar Amerika komt een der grootste theologen van Nederland, en nu zijln ze zóó bang, dat die theoloog iets te kort zal doen aan uitspraken van een Synode, dat hiji maar niet komen moet.

Ik heb geen raad te geven aan Prof. Schilder. Maar ik mag wel hopen en bidden, dat God hem genade mag geven, ook deze smaadheid als een Christen te dragen.

Het wordt gemakkelijker gemaakt door de velen, die tegen den „Banner"-redacteur openlijk ingaan. Ds Vreugdenhil besluit:

Tenslotte: wat zijn wijl toch kleinzielig! De wereld is in de hoogste onrust, en wij. Gereformeerden, maken elkander het leven en de studie van 't Woord Gods onmogelijk. Wat is de HEERE toch genadig, als Hij ondanks dat nog zegent! Als wij die genade maar niet misbruiken: hoe zal dan Zijn toorn losbranden?

In „De Wachter" oordeelt ds J. H. Rietberg:

Maar wat beweegt ds Kuiper dan om zoo te schrijven? Het blijkt duidelijk, dat hij bang is voor hernieuwing van den strijd. Doch zal er werkelijk opnieuw strijd ontstaan, dan moet één van beiden waar zijn: of de beslissing van 1924 is niet zoo heel goed gefundeerd, óf bij de leden van de kerk in Amerika is het geloof in die beslissingen niet zoo vast, als Ds Kuiper zegt, dat het bij hem zelf is.

En al zou het nu waar zijn, dat prof. Schilder in sommige opzichten anders dacht, dan de beslissingen van 1924, dan behoeft toch zeker niet tegen hem gewaarschuwd te worden als tegen iemand, dien men op dit oogenblik liever niet in Amerika ontvangt?

Dan zou het mannelijker zijn geweest, als ds Kuiper geschreven had: „We zijn er niet bang voor, dat prof. Schilder komt; hij kan ons geloof in die beslissing van 1924 niet schokken en wij zullen hem wel eens heel helder vertellen de gronden van ons geloof". Wie bang is, dat zijn „geloof" op een bepaald punt aan den tand gevoeld wordt, spreekt daarmede toch eigenlijk uit, dat het met zijn „geloof" niet al te best staat.

Zijn schrijven kan ik alleen verklaren, wanneer ik het zie, öl als een sterke uiting van vrees, öf als het gevolg van een beïnvloed zijn door anderen.

Voorts:

Uit zijn slotzin blijkt, dat ds Kuiper met anderen gesproken heeft. Er hebben dus sommigen samen gesproken over de mogelijkheid om de komst van prof. Schilder tegen te houden. Misschien zouden prof. Grosheide en prof. Hepp hier kunnen spreken van „konkelen".

Vervolgens:

Naar ik stellig verwacht, zal men zich in Amerika tegen dit schrijven verzetten en zal het Publication Committee, dat in opdracht van de Synode voor „The Banner" zorgt, zijn afkeuring uitspreken.

Wanneer niet op een of andere wijze dit stuk onrecht hersteld wordt, zal onze komende synode zich met een vraag hierover tot de zusterkerk in Amerika moeten wenden. Zij zal dit niet stilzwijgend kunnen voorbijgaan.

Het eerste is al gebeurd, en zeer duidelijk ook wat prof. Kuyper betreft:

In zijn vertaling staan heel wat fouten, en het eigenaardige is, dat deze fouten hoofdzakelijk onvriendelijkheden zijn aan het adres van prof. Schilder.

Tenslotte:

Wat voor goeds zit er in de overname van dit stuk? Wordt „De Heraut" er heter van? Of wordt prof. Kuyper zelf er beter van? Of worden onze kerken er door gediend?

Het stuk was bekend. Niet één van onze bladen nam het over. Dit deed alleen „De Heraut".

Wie de moeite neemt zulk een artikel te vertalen en dan met niet één woord te laten uitkomen, dat hij het afkeurt, mag geacht worden zich met de hoofdstrekking hartelijk te vereenigen.

Het is onmogelijk, dat iemand, die het wél meent met onze kerken en de verhoudingen onder ons, dit doen van prof. Kuyper zal kunnen goedkeuren.

Of is het zoover gekomen, dat onder ons alles maar mag?

Het is meer dan droevig! Gelukkig behoeft prof Schilder zich van zulk geschrijf niets aan te trekken.

En zal hierdoor zijn reis naar Amerika niet bedorven worden.

Ds H. Veldkamp merkt in „Friesch Kerkblad" op:

In hoeverre het getuigt van wijs beleid, om dit artikel thans te schrijven, ia vanaf deze zijde van den oceaan uiterst moeilijk te beoordeelen. Men zou vanuit de verte gezien zeggen: wat is er tegen? Wie zal bovendien zeggen, hoeveel profijt wij hier nog kunnen trekken van het licht, dat ginds ontstoken wordt?

Eindelijk vermelden we nog wat Ds E. H. Broekstra schrijft in „Leidsche Kerkbode":

Op uw vraag, hoe ik oordeel over het opnemen van een stuk uit Amerika in „De Heraut", betreffende het gaan van Prof. Schilder naar Amerika, kan ik kort zijn. Ik betreur het ten zeerste, dat „De Heraut" gemeend heeft dit te moeten opnemen. Ik vrees, dat hier iets is, dat de broederlijke liefde niet kan goedkeuren. Meer wil ik er liefst niet van zeggen.

Ziehier de oogst.

O ja, één blad is er nog. „De Banier". Dit orgaan (redacteur ds G. H. Kersten) zuigt venijn, en dan met wellust. Ik wilde voor dr H. H. Kuyper wel, dat hij de eer genoot, door het blad van ds Kersten te worden belasterd. Als 't andersom is, dan is 't niet best.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 16 december 1938

De Reformatie | 8 Pagina's