GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

LITERATUUR EN KUNST

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

Jan Knape: Het gevecht op de ladder. — Uitg. Bosch en Keuning N.V., Baarn.

Zün doel niet bereikt.

In zijn vorigen roman teekende Knape een droevig crisisgeval. Het bezwaar tegen zijn boek ingebracht was vooral, dat hij zijn gegeven te veel losliet, om zich te wijden aan allerlei, weliswaar •dikwijls interessante, maar toch in den roman niet noodzakelijke bijkomstigheden. Opvallend was in dit boek ook de waardeerende belangstelling voor den ambtenaar, die soms zoo groot was, dat het verhaal er onder leed.

Het is daarom geen slechte giedachte van den schrijver geweest, eens een heel boek te wijden aan het ambtenarenleven, voor de meesten een onbekend terrein. Hoewel het verhaal speelt in de oorlogsjaren, is het geen crisisroman die hier gegeven wordt. Hierin verschilt het nieuwe boek dus van het vorige, maar niet alleen hierin. Openbaarde zich de plaats van handehng vroeger door het Flakkeesche dialect, uu wordt het HoUandscli alleen gebruikt. Geen streekroman meer dus, maar een geschiedenis die zich overal zou kunnen afspelen.

Men heeft wel eens beweerd, dat de strijd om een maatschappelijke betrekking het zwaarst gevoerd wordt op de laagste treden van de laddeP. Is iemand eenmaal eenige sporten omhoog geklommen, dan ontmoet hij minder tegenstand en zal hooger stijgen minder bemoeilijkt worden. „Het gevecht op de ladder" zou dan echter een buitengewoon bittere worsteling moeten beschrijven, daar de ondei'ste treden van de maatschappelijke dorpsladder hier in het geding zijn. Zoo' heel erg heeft de auteur het echter, gelukkig, niet gemaakt.

Een pienter arbeidersjongetje, geprotegeerd door den bovenmeester, gaat in plaats van naar het land', ter secretarie. Daar komt hij in aanraking met verschillende machten, die hem in den weg treden als hij tracht snel naar boven te komen. Domme boerenwethouders zien in hem niet een knappen ambtenaar, maar het arbeiderskind dat klein gehouden moet worden. Hij bemerkt, dat geld en familierelatie meer beteekenen dan scherp verstand alleen. Als hij het tegen een verstandelijk met hem gelijkstaand iemand moet afleggen omdat diens kruiwagen beter is, laat hij zich verleiden tot een onverstandige daad. De klacht van onrechtvaardigheid ter hoogster instantie ingediend, wordt langs hiërarchischen weg op hem zelf gewroken.

Onder wijze leiding van den meester, moet hij leeren geduldig te wachten, tot hij zijn voet kan zetten op de onderste sport.

De opzet is, zooals men ziet, zeer eenvoudig, veel handeling omvat hij niet. Alles moet afhangen van de kaï-akterteekening der handelende personen en van de compositie. En juist deze beide zijn niet de sterkste zijden van het talent van den schrijver.

In een woord vooraf verdedigt hij zich tegen uitgebrachte beschuldigingen dat hij in zijn vorig boek met zijn romanfiguren levende personen op het oog zou gehad hebben. Hij ontkent dit ten sterkste, zoowel voor het vorige, als bij voorbaat voor dit boek. Ik geloof het gaarne en heb er nooit aan getwijfeld, maar het „geval" van den vorigen roman leek mij te weinig losgemaakt van een werkelijk voorgekomen geschiedenis, zooda^ het mij niet verbaast, dat Flakkeeërs er bekende personen ha zagen. In den nieuwen roman komen soortgelijke figuren voor: een goedige, zich niet zoo heel druk makende burgemeester, een over spannen secretai-is, die dikwijls heel scherp is in zijn uitingen, maar een zeer goed hart blijkt te hebben, en domme boeren-wethouders, die elke uitgave voor arme menschen als weggegooid gel" beschouwen. Het lijken meer typen, dan door de faiitasie "tof léven gewekte personen, zij worden

meer beschreven, dan uitgebeeldi Slechts zelden vertoonen zij zich als menschen van vleesch en bloed wier daden voortvloeien uit een zelfstandig, geestelijk leven. Daardoor wordt die. warmte gemist die noodzakelijk is, om mee te kunnen leven met hun lot. Zij zijn nu meer of min bleeke figuren, die optreden in een met kennis van zaken beschreven teekening van dorpsche gemeente-politiek en ambtenarij. En daar de schrijver niet sympathiseert met de laag bij de grondsche behartiging van de dorpsbelangen, worden de ambtenaren alle ©enigszins tragische figuren, levend van onderlingen naijver. Hun gevecht op de maatschappelijke ladder leidt niet tot groote innerlijke of uiterlijke conflicten, maar bepaalt zich tot dwai'sboomen en wederzijdsche hatelijkheden. De hardwerkende secretaris wreekt de hatelijkheden van de wethouders tegen hem, op den ambtenaar, meteen protégé van den goedigen, handigen burgemeester, die een ander alle werk laat doen. De ambtenaar, rijk maar dom, tracht den volontair op te stoken tegen den secretaris, zijn beschermheer, die hem snel promotie wil laten maken, om den ambtenaar en den burgemeester een hak te. zetten., . De volontair, als zwakste, wordt tenslotte de dupe van dit spel, als hij tracht met behulp van de hoogste macht de plaats te verwerven, die hij meent te kunnen bezetten.

Door de soms breedvoerige moüveering van dit onderlinge gekuip, wordt de compositie geschaad, daar de hoofdpersoon te dikwijls naar den achtergrond gedrongen wordt en de opzet, hoe een arme, knappe jongen een feilen strijd moet voeren om zich los te werken uit zijn oude milieu, te veel uit het oog raakt.

Enkele figuren, die een grootere rol spelen in het leven van den hoofdpersoon, worden kort, maar goed geteekend. De oude, vrome meester, wars van ij delen eerzucht, onverbiddelijk in strenge plichtsbelrachting, de onontwikkelde, trotsche vader en de voor het geestelijk heil van haar geleerden zoon beangste moeder, zij geven kleur aan de milieu-teekening.

Het eerste hoofdstuk, met zijn goede psychologische beschrijving van het schoolleven, wekte verwachtingen, die niet geheel bevredigd worden. De schrijver geeft daarna te veel den buitenkant van de menschen en gebeurtenissen te zien, inplaats dat hij van binnen uit zich alles laat ontwikkelen. Hij schreef daardoor een interessant verhaal over dorpsche toestanden, dat getuigt van een goed waarnemingsvermogen en een wel onderhoudenden verteltrant, maar geen diep gevoeligen roman over het ambtenarenleven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

LITERATUUR EN KUNST

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 januari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's