GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

PERSSCHOUW

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

PERSSCHOUW

17 minuten leestijd Arcering uitzetten

Uit Amerika.

Zonder, twijfel zijn onze lezers vol belangstelling voor het tournee van Prof. Schilder. Vooral voor de wijze waarop onze amerikaansche broederen op zijn bezoek reageeren.

Voor een paar weken „bezong" de amerikaansche „Wachter" de komst van onzen hoofdredacteur aldus:

„We krijgen bezoek. We zullen profiteeren. 't Wordt geen bezoeking. We durven het profeteeren."

Verleden week heeft Prof. Greijdanus reeds enkele stukken overgenomen, waaruit bleek met hoe groote hartelijkheid Prof. Schilder werd begroet en met welk een belangstelling hij wordt aangehoord.

Ook uit particuliere correspondentie, die wij uit Amerika ontvingen, bleek hetzelfde.

'kLaat hier volgen (in vertaling) een artikel, waarmee een bekende courant in Grand Rapids hem begroet:

Welkom, Dr Klaas Schilder!

Bij veisohülende gelegenheden hebben wij het genoegen gehad aanzienlijke gasten uit Nederland welkom toe te roepen.

Groote mannen als Dr Abraham Kuyper, Dr Herman Bavinck, Dr H. Bouwman, Dr V. Hepp, Dr S. Greijdanus en anderen zijn hier geweest en thana hebben wij de eer gastheer te zijn van Dr Klaas Schilder, Professor in de Dogmatiek aan de Theologische Hoogeschool te Kampen in Nederland.

En wij zeggen: „Welkom in Amerika, Dr Schilderl"

Onze lezers zal het zeiker interesseeren te weten, dat Dr Schilder een theoloog is in Nederland van groote reputatie en talent.

Hif heeft verscheidene kerken van de Gereformeerde Kerken in Nederland gediend len is nu Professor in de Dogmatiek aan de Kamper Theologische school.

Hij is eveneens redacteur van een rehgieus weekblad, genaamd „De Reformatie'' en verwierf zich naam door de publicatie van bijna een plank vol boeken.

Onder zijn boeken blinkt uit zijn trilogie over het hjden len den dood van onzen Heere. Twee van deze boeken zijn in hét Engelsoh vertaald door Dr Henri Zijlstra en werden uitgegeven door de Uitgevers Mij. Wm. B. Eerdmans te Grand Rapids.

Verleden jaar verscheen „Ohristus in Zijh Lijden" en juist deze week kwam uit „Christus in Verhoor". „Christus in Zijn Lijden" mocht zich verheugien in een critiek van de Amerikaansche rehgieuze pers zóó gunstig en waardeerend als maar mogelijk is. Vele recenten vain lutheitsöhe, presbyteriaansohe en andere denominatie beschouwden SchUder's boek als het allerbeste, dat ooit over het lijden van onzen Heere goschreven is.

Dr Schilder is van plan ongeveer drie weken in Michigan te vertoeven. Hij' zal spreken te Grand Rapids, Holland, Muskegon en Kalamazoo, onder de auspiciën van verschillende groepen van Gereformv-erde Kerken. Van Michigan zal hij gaan naar Chicago, dan door Wisconsin, Minnesota, lowa, Dakoiah en de andere staten van Califomië om lezingen te houden.

Dat Prof. Schilder niet bepaald een vacantie-reisje maakt, blijkt wel uit het volgende bericht uit dezelfde courant:

Luister naar Dr Schilder.

Prof. Dr K. Schilder, een van de leiding gevende hollandsche theologen, zal in de hoUandsche taal Bpreken 22 Januari 1939 in de vierde Geref. Kerk, lonia N.W. bij, Coldbrook, om 8.45 uur.

Zondagmiddag om 2.00 uur zal Dr Scliilder de hollandsche dienst leiden in de Eastern Ave, Chr. Geref. Kerk.

Dinsdagavond, 24 Jan. 1939, 7.45 uur, in de Chr. Geref. Kerk van de Twelfth Str. Onderwerp: „Geloof en Mystiek".

Woensdagavond, 25 Jan. 1939, 8 uur, in de Eerste Protest. Geref. Kerit, hoek Fuller en Franklin. Onderwerp: „De Pluriformiteit der Kerk".

Donderdagavond, 26 Jan. 1939, 7.45 uur, Ohr. Geref. Kerk van de Twelfth Str. Onderwerp: „Christus in de Bijbelscbe Geschiedenis".

Vrijdagavond, 27 Jan. 1939, 7.45 uur, in de Berea Geref. Kerk, Muskegon, Mich. Onderwerp: „Geloof en Mystiek".

Verder lezen we, dat Prof. Schilder op Zondag 29 Januari drie maal zal voorgaan, 's morgens in een Gereformeerde, 's middags in een Chr. Geref. en 's avonds in een Presbyteriaansohe kerk!! De laatste dienst was nog niet definitief vastgesteld — meegedeeld wordt, dat er pogingen in het werk zijn gesteld om dien dienst te doen plaats vinden.

Het is zeer interessant om in deze dagen de amerikaansche kranten in te zien. Niet alleen om wat er in geschreven wordt over de reis van Prof. Schilder!

Weldadig doet b.v. ook aan de nuchtere, zakelijke wijze waarop over de hoUajidsche kerkelijke en theologische situatie wordt gesproken.

Men leze b.v. van Ds Zwier het volgende:

Het is verblijdend fvoor elk, die belang stolt in de Gereformeerde theologie, dat er tegenwoordig in de Gereformeerde Kerken van Nederland ernstig gewoTisteld wordt om verder te komen, om dieper inzicht en meer helderheid in dit geloofsstuk.

Als Dr Kuyper nog leefde, zou ook hü zich hierin verblijden. We weten dat uit het Voorwoord, dat hij aan het eerste deel van zijn werk over de gemeene gratie liet voorafgaan.

En dit is ook geheel in overeenstemming met den wensdh van onze Synode van 1924, die er bij ona allen op aandrong, dat we het leerstuk der gemeene gratie in nadere studie zouden nemen en de problem'en, die daardoor naar voren gebracht worden, ons nauwkeurig zouden indenken.

Nu dit geschiedt, al is het dan 'odfc aan de overzijde tvan den Oceaan, verblijden we ons.

Na „ongeveer alles gelezen te hebben" wat er in het afgeloopen jaar in Nederland over de gemeene gratie geschreven werd, is dit Ds Zwier's eindconclusie.

Ja, we gaan vooruit. De nevel door verkeerde voorstellingen en onjuiste suggesties en ongegronde aanklachten over de werkelijke situatie geworpen begint al meer te verdwijnen.

De frissche amerikaansche bries helpt daar prachtig aan mee. ,

Broederdienst van de fijnste soort. Het daghet... in den Westen!

Nog eens: de Radio.

Nu we enkele persstemmen over de jongste gebeurtenissen in de radiowereld hebben doorgegeven, willen we vóór alles ook nog een uitspraak van den Voorzitter der N.C.R.V. overnemen. Velen zullen die reeds in de „Omroepgids" hebben gelezen.

Mr v. d. Deure schrijft, dat hij op verzoek van Minister van Boeyen voorshands over de bewuste aangelegenheid zal zwijgen. Dit evenwel hooren we over de houding der Vereeniging zelf:

Over een ding kunnen onze leden gerust zijn. Wij zijn bereid, Hervormden zoowel als Gereformeerden zoover mogelijk tegemoet te komen biji het doen van speciaal kerkelijke uitzendingen. We begrijpen, dat daarbij onafhankelijkheid moet zijn gewaarborgd. Maar nooit zal ons Belstuur aich kunnen leenen tot federatieve samenwerking met zelfstandige Hervormde of Gereformeerde groepen. Dit zou, gezien de ervaring van vijftien jaren, het begin van het einde beteekenen.

De Regeering heeft de macht, de orthodox-protestansche samenwerking op radio-gebied uit elkander te slaan. Maar we weten, dat ook de overgrooto meerderheid der Hervormden er niet mee instemt, idat op die wijze de invloed van Roomsch-Katholieken en van Socialisten vrordt vergroot. De volle verantwoordelijkheid rust hier op Minister van Boeyen. En, waar het gaat om het bestaan van onze N.G.R.V., wachten we met begrijpelijke spanning af, welka beslissing deze bewindsman, voorgelicht door den Radio-raad, nemen zal.

Met dankbaarheid zullen de leden der N.C.R.V. ongetwijfeld deze verklaring hebben vernomen.

Prof. Hepp merkt naar aanleiding van de actie van dé Ned. Herv. Radio-Vereen, nog op:

Nederl. Hervormden — niet allen, want er zijn er gelukkig ook, die er met kracht tegen opkomen — hebben al zoo menigmaal samenwerking met de Gereformeerden door hun kerkisme verstoord.

Hier hebben we slechts te maken met een nieuw geval.

Toen de Christelijke scholen onder financieelen druk verkeerden, zetten zoowel Hervormden ala Gereformeerden er de schouders onder. Maar niet zoodra kwam er verruiming van subsidie of da specifiek Hervormde scholen rezien als paddeistoëlen uit den grond.

Toen de Overheid aan onze Inrichtingen voor Zenuwlijders en Geesteszieken geen steun bood, droegen de Gereformeerden den zwaarsten last en de Hervormden profiteerden er mee van. Maar niet zoodra werden de financieele aspecten gunstiger of Hervormden stichtten door kerkisme aangegrepen eigen gestichten.

Zoo ging het ook met de Stichting voor tuberculoselijders.

Wij verlangden voor vereenigingen dikwijls wel een confessioneel Gereformeerden, maar nooit een kerkelijken grondslag.

Het kerkisme kwam steeds van de zijde van Her- .vormden.

Zij zochten als de zware tijden van offeren voorbi| waren, telkens weer heil in separatie.

Helaas is deze teekening maar al te waar.

Ds Wisse over „de kenmerken".

Ds Wisse schrijft in „De Wekker" over de waarde der „kenmerken" voor de zekerheid des geloofs. Hij doet het aldus:

Ik wil n.l. er bijzonder uw aandacht op vestigen, dat men nooit aldus moet doen: n.l. dat men zou gaan redeneeren op deze wijze: ik weet niet of wat ik in mijn zieleleven mag gewaar te worden, wel echt zaligmakend geloof is, daarom: ik ga eens nauwkeurig na welke de kenmerken daarvan zijn; om dan bij wijze van een conclusie, als een optelsom te komen tot de overtuiging: ja hoor, alles bij elkaar genomen, mag ik wel géiooven dat ik geloof. Zie op die manier komt men nooit tot ware begronding; gelooven dat mijn geloof is geloof, moet niet rusten op verstandelijke conclusies by redeneertrant. Immers al dadelijk valt op te merken, dat redeneering een niet hecht» 'grond is, aangezien alle redeneering bloot staat aan tegen-redeneering en zóó aan omverredeneering. Zoodra de tegenredeneering maar ©ven sterker is, gaat de eerste redeneering er weer aan. Daarenboven, hoe kan men nu ooit op grond van zulke redeneeringen

160 • tot een conclusie Ikomen aangaande de echtheid van zijn geloof. Let wel ik zeg: op grond van etc. Kenmerken «ijn terdege aanwezig, en dienen ook 'goed te worden gepreekt, onderwezen, betracht etc. Dit a; Ies is 'bij mij niet in geding. Maar wel is het een andere vraag: of die kenmerken en bun uiteenzettingen nu do weg kunnen heeten, waardoor men grond vindt om te zeggen: ik weet dat mijn „geloof (het echte is". Zie zij kunnen van achteren bevestigen mijn geloof; maar b e g r o n d e n is iets andens dan bevestigen. Begronden dat zou zijn, dat iik eerst niet weet, gansch niet weet of ik geloof ja 0£ neen; en dat ik nu al die kenmerken eens ga „bekijken", om zidh aan te toetsen, en daar dan de conclusie uit op te maken: ja hoor, ik heb het ware geloof, of ook omgekeerd.

Zoo komt m.i. nooit iemand tot deze vergewisheid- En dat kan ook niet. Waarom niet? Wel, als ge zoo zoudt te werk gaan, dan moest ge toch uit den aard der zaak eerst weer uitmaken, of zoo één • of ander kenmerk wel waarlijk in u aanwezig is. Bij twijfel, zal ik immers odk de - vraag stellen: ja maar, hoe weet ik nu, dat dit of dat kenmerk werkelijk in mij is. De twijfel verplaatst zich dan alleen maar.

Hoe het dan z.i. vs'el staat met de zekerheid des geloofs, teekent Ds Wisse aldus:

•Hoe 'zit dat nu? Wel geloöven is een daad Gods des Geestes in de ziel, en de Heilige Geest, die 't geloof werkt stempelt in zijn eigen werk Zichzelf dan ook af, zoodat bet ware geloof bet getuigenis des Geestes in zich mededraagt. Odk dit behoort tot den rijken inhoud van dit machtige woord van Paulus, nadat ge geloofd hebt zijt ge verzekerd. Ik durf verklaren, als naar den Woorde Gods, dat als iemand werkelijk door den Heiligen Geest wordt bewogen, tot de daad des geloofs, hij dan in die ure niet tegelijk redeneert; ja maar zou dit nu wel geloof zijn? Dit kan wel tegen 't geloof aanrollen en 'het bestrijden, maar de acte des geloofs zelf, sluit de waarborg van de echtheid meteen in de daad des geloofs mede in. En boe weten we dan weer dat dit getuigenis des Heiligen Geestels werkelijk Z ij n getuigenis is? Ook dit is buiten beredeneering. Dat is juist de aard van zulk getuigenis. Het doet Eich zoo sterk, zoo onweerstaanbaar, zoo echt „geestelijk" geiden, dat alle redeneering overbodig wordt: n.l. om nog een grond apart te leggen. De Geest getuigt, dat de Geest de waar'heid is. De Geest getuigt aangaande zichzelf boven alle redeneering uitheffend. Daar is geen vierde persoon. Dus de derde persoon is de sluitsteen en de grond. De Geest doet verstaan dat de Geest de Geest is, en daarom directe waarheid. Daar 't geloof ook wel vergeleken wordt met hooren, zien en diergelijke zoo vinden we op natuurlijk gebied bier dan odk de analogieën Yan de overeenkomstige Terschijnselen. B.v. als ik zeg, ik zie het Jicht, dan ikan men ook vragen naar de gronden van dat zien, •af uw zien wel zien is, of uw oogen wel betrouwbaar izijn enz. Maar zoo doet practisoh toch niemand. Door (het zien zelf, zien we dat zien is zien. De betrouwbaarheid van onze zintuigen is als een gegeven te- Toren voorondersteld, en wordt practisoh beleefd. Zoo is het in boogeren zin nu ook in de genade. Bij uw ücbt zien wij het licht; dat licht, dat wij door zien krijgen te zien en dat zonder zien geen licht voor ons was, maar dat ook zoodanig verliobt, dat ik zie of ik wil of niet, en waardoor ilk mijn zien aanvaard als zien. Dat er met dit al nu veel namaak is, dat is beilaas maar al te waar. En dat we ook daarom •goed het onderscheid tusschen waar en valscb dienen te kennen zal onaantastbaar dienen geacht te worden.

Maar dit is iets anders, dan waar we het hier nu over hadden; n.l. kunnen kenmerken en hun heredeneering nu gelden als de grond waarop mijn ziel van de echtheid van haar geloof wordt overtuigd. En dan blijft vóór en na de stelling vaststaan: de overtuiging aangaajide de echtheid van Gods werk vindt plaats door deze werkingen Gods des Geestes zelve.

•Wie in de golven worstelt, en het reddingskoord mag grijpen die gaat niet eerist philosofeeren, of dit koord wel houdt, en of zijn handen wel waarlijk grijpen; maar die handellt en zoo wordt bij; 'gered. Zoo ook in de genade.

Het zou ook aan de kracht en de heerlijkheid van het geloof te kort doen, als wij dit geloofsleven op diezelfde wijze als wij hier afkeurden, gingen verschrompelen.

Als de grondgedachte van dit stuk consequent wordt vastgehouden in prediking en alle ander ambtelijke •werk, dan zijn we dicht in de buurt van Calvijn, die het zoo scherp heeft gezegd in zijn Institutie (III, 14 19), dat „de heiligen, wanneer het gaat over het grondvesten en vaststellen van hun zaligheid, zonder te letten op de werken, alleen op Gods goedheid de oogen richten. En zij wenden niet alleen zich tot haar vóór alles als tot het begin van hun gelukzaligheid, maar zij rusten in haar ook als in de vervulling. Wanneer de consciëntie zoo gegrondvest, opgericht en bevestigd is, wordt ze ook bevestigd door het beschouwen van de werken; namelijk in zooverre als zij getuigenissen zijn, dat God in ons woont en regeert. Daar dus dat vertrouwen op de werken geen plaats heeft, tenzij ge eerst het gan sche vertrouwen van uw hart op de barmhartigheid Gods gesteld hebt, mag het niet schijnen te strijden met dat vertrouwen^ waarvan het afhankelijk is".

't Grondvesten en vaststellen van de zaligheid ge- Bchiedt alleen door het oog te richten op Gods goedheid. Geloof is dus naar buiten zien, omhoog zien. „Het fundament' des geloofs is de genadige belofte, omdat op haar het geloof eigenlijk berust" (III. 2. 29). „Zoodra" daarom „ook de minste droppel des geloofs in onze harten is ingedruppeld, beginnen we i-eeds het vriendelijke en liefelijke en ons goedgunstige gelaat Gods te aanschouwen" (III. 2. 19). „Kortom waarlijk geloovig is slechts hij, die met een vaste overtuiging er van overtuigd is, dat God hem een genadig en goedgunstig Vader is, en die van Gods goedertierenheid zichzelf alles belooft, die, op de beloften van Gods goedgunstigheid jegens hem vertrouwend, een ontwijfelbare verwachting der zaligheid heelt." (III. 2. 16.)

Calvijn en de Kerb.

Ds Vreugdenhil heeft in ons blad dringend de aandacht gevraagd voor het nieuwe boek over en van Calvijn, bewerkt door Ds J. Douma en Ds W. H. v. d. Vegt.

In de inleiding van dat boek heeft Ds v. d. Vegt, zooals reeds werd opgemerkt, ook zéér belangwekkende dingen gezegd over de visie van Calvijn op de Kerk des Heeren.

In een Kerkblad werden enkele citaten daaromtrent overgenomen. Nu ook onder ons de discussie omtrent de Kerk in vollen gang is, is het van belang, dat deze uitspraken van Calvijn een zoo groot mogelijken kring bereiken.

Daarom neem ik ze hier over:

De Reformatie is voor hem (Calvijn) reformatie der Kerk. Zoo is hij een man der Kerk. De kinderen Gods zijn hem kinderen of burgers der Kerk. Het Woord Gods noemt hij Woord der Kerk. De prediking is prediking der Kerk.

Calvijn sluit ook de kerkelijke prediking niet uit als hij van de oude Kerk de belijdenis overneemt: buiten de Kerk geen zaligheid.

Bij „Kerk" dacht Calvijn hier n.l. niet enkel aan de onzichtbare Kerk, als mystiek lichaam van Christus, alleen bij God bekend. Hij dacht evenzeer aan de Kerli als moeder der geloovigen, zooals ze het door God aangewezen orgaan is om den mensch tot geloof te brengen.

De Kerk is met het oog hierop onmisbaar, vooral door de belangrijkste funktie der Kerk, waarin heel het kerkelijk leven kulmlneert: de prediking.

De Kerk is de gemeente, die om en door het Woord vergaderd wordt. Tot de Kerk behooren, blijkt uit het naar de Kerk gaan. „Als de klok luidt", wordt ieder verwacht in „de school van God..."

Calvijn onthoudt zich in de waardeering van deze samenkomsten van alle relativisme. Hij laat onder geen voorwaarden plaats over aan de willekeur der menschen, maar verklaart zoo stellig mogelijk: God kan niet oprecht worden aangeroepen dan alleen door hen, aan wie door de verkondiging van het evangelie Zijn goedertierenheid en goedgunstigheid is bekend gemaakt en vertrouwelijk is voor oogen gesteld.

Wie dus in deze dagen het verband los maakt tusschen vroomheid en kerkelijkheid, kan allerminst Calvijn tot zijn vader rekenen.

„Kan men dan niet zeer veel lezen en tot God bidden voor zichzelf? Moet men een kerkgebouw binnen gaan om onderwezen te worden, terwijl toch ieder de Schrift thuis heeft? "

Calvijn antwoordt: „Wij moeten God niet verzoeken en meenen zonder vleugels te kunnen vliegen. God verwijst zijn kinderen duidelijk naar den schoot der Kerk". En voor wie deze uitspraak niet afdoende is, heeft hij nog sterker en scherper vermaningen en uitlatingen als deze: „het is een duivelsche arrogantie de samenkomsten der gemeente te verzuimen".

„Discipelen van den duivel" doen het.

Typisch Calvijnsch is hiervoor het beroep op het apostolisch woord: zoo is dan het geloof uit het gehoor...

Op deze wijze heeft Calvijn de noodzakelijkheid der prediking voorop gesteld. Ja, hij zegt zelfs: wie niet ter kerk komt, verwerpt het Woord Gods en den Zoon Gods. Wie zich tegen de prediking verklaart, is als een rebel, die Christus den schepter uit handen rukt. Hun dwaze aanmatiging maakt ze tot doodsvijanden van het volk Gods, ze keeren de orde Gods om; ze roeien de waarheid Gods uit; ze blusschen den Geest uit, zij snijden de zenuwen in het lichaam van Christus door, ze scheiden zich af van Zijn lichaam, zij verklaren oorlog aan God, zij verloochenen hun eeuwig heil. Zonder de prediking van het Woord is er niets anders dan verderf. Die zich boven de predilüng stelt en haar niet zoekt, moet als een ongeloovige en ver later van den godsdienst beschouwd, hij laat zich door den duivel regeeren: de Heere geeft hem over aan een verkeerden zin, levert hem aan Satan over. En deze verleidt hem door zijn listen en lagen.

Daarentegen is de kerkgang een teeken, waardoor wij tot zelfs door de engelen erkend worden als Gods kinderen.

Dat is wel heel sterk gezegd!

„Het is een duivelsche arrogantie de samenkomsten der gemeente te verzuimen — Discipelen van den duivel doen het."

Maar het is echt van Calvijn.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

PERSSCHOUW

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 17 februari 1939

De Reformatie | 8 Pagina's