GEESTELUKEADVIEZEN
(Alle inzendingen, deze rubriek betreffende, aan Ds D. van Dijk, Akkerstraat 26, Groningen.)
Over de Polemiek.
Voor ik verder ga met de beantwoording van Bog op antwooi-d wachtende vragen moet mijl toch iets van het hart over bovenstaand onderwerp. Daar is in den laatsten tijÜ telkens geklaagd over den bitteren toon in de polemiek.
Nu is diaar op zichzelf niets tegen.
Wi| loopen, als wij publiek, in de pers, gaan strijden, altijd gevaar, dat wij ons wel eens teveel laten gaan.
Het is zelfs heel goedi mogelijk, dat wij, zonder opzet, in onbedachtzaamheid, den tegenstander wel eens pijn doen.
Daarom, nog eens, is het goed, dat wij' in dezen elkander controleeren en terecht wijzen.
Nu doet zicli met betrekking tot deze zaak evenwel een eigenaardig verschij'nsel voor.
Do klacht over felheid in de polemiek komt In hoiofdzaak van één kant.
Daar roert zich wat in ons kerltelljk leven. Daar is, met betrekking tot allerlei onderwerpen, nieuw inzicht bezig zidh' baan te breken.
(Zie vervolg op blz. 228.)
Sommigea (waartoe ikzelf belioor) zien daarin een zegen.
Anderen achten dat een bedenkelijk verschijnsel. En nu komt de klacht over felheid, in de critiek inzonderheid van de zijde van hen, die ik daar het laatst noemde.
Vooral de Hoofdredacteur van „De Reformatie" heeft het, in dit opzicht, vaak moeten ontgelden. Nu behoort tot hen, die de felheid en onbroederlijkheid in de polemiek bestrijden, ook Ds Veldkamp van Sneek.
Dat is zijn goed recht.
Alléén, men zou dan mogen verwachten, dat hijizclf in zijn bestrijding van anderen, die felheid, die bitterheid, die onbroederlijkheid in elk geval vermeed.
En nu de werkelijkheid.
Vaaa mijn hand verscheen, een paar weken geleden, een boekje: „Verbond en Belijdenis".
De bedoeling van den uitgever is, dat dit bO'Ckje zal worden uitgereikt aan broeders en zusters ter gelegenheid van hun belijdenis.
Ds Veldkamp heeft dat boekje gerecenseerd. Hij is het met den ip.houd van dat geschriftje niet eens.
Natuur], ''!: kan geen mensch hem dat kwalijk neiixen.
Maar wat zoO' vreemd aandoet, dat is de bitterheid^ de felheid, waarmee deze recensie is geschreven.
Ik zal niet ingaan op de aanmerkingen, die Ds Veldkamp maakt op de taal en den diepgang van het boekje; ofschoon daar nog wel iels van zou zijn te zeggen. Alléén, de toon, waarop' deze dingien gezegd worden is wel wat eigenaardig bij iemand, die zoo krachtig ijvert voor een andeiren geest in den onderlingen strijd.
Maar dat daargelaten.
Ds Veldkamp heeft ten volle het recht de dingen to zien, zooals hij ze ziet.
Wat evenwel niet geoorloofd is, dat is, wat Ds Veldkamp verder doet.
Ik heb geschreven: „Het onderzoek naar de echtheid van zijn geloof, aan de hand van kenmerken, past niet in het kader van het leven uit het Verbond".
Ds Veldkamp zegt daarvan:
„D at is natuur 1 ij k m oge 1 ij k. Maar het past w è 1 in het k a d er van het leven in en uit Schrift en Belijdenis".
In de eerste plaats wil ik opmerken, dat Ds Veldkamp, die blijkbaar zoo. gesteld is op zuiverheidvan uitdi-ukking, het hier toch wel wat vreemd doet.
Hij zegt hier: „Het is mogelijk', dat het niet past in het kader van het leven uit het Verbond; maar het past wel in het kader van het leven in en uit Schrift en Belijdenis".
Maar dat gaat toch niet. Ik daöht, dat het leven uit het Verbond hetzelfde was als het leven in en uit Schrift en Belijdenis. Wat past bij het één, past natuurlijk bij het ander.
Of meent Ds Veldkamp, dat het loven uit het Verbond! losgemaakt kan worden van Sc'hrift en Belij denis ?
„In elk geval", zegt Ds Veldkamp, had Ds van Dijk toch een poging moeten doen om te weerleggen, wat o.a. in den Heidelbergschen Cateohismus, de Dordtsche leerregels en de Nederlandscbe Geloofsbelijdenis heel anders staat, dan hij het zegt".
Die eisch nu is onbillijk.
Uit den treure heb ik altijd weer betoogd, dat wat in onze belijdenisschriften over deze dingen staat anders moet verklaard, dan Ds Veldkamp wil. Moet ik dat dan in elk geschrift wéér doen?
Neen, Ds Veldkamp, die mij' liier zonder meer beschuldigt van afwijking van Sahrift en Belijdenis, had dat moeten bewijzen.
En ik mag verwachten van Ds Veldkamp, dat hij of bewijze wat hij zegt, óf terugneme wat hij heeft geschreven.
Ik raag verwachten van Ds Veldkamp, dat hij, al is het maar met één Sdhriftuurplaats, bewij'ze, dat de Heilige Schrift den mensch, die twijfelt aan zijn slaat, als grond voor zijn zekerheid, wijst naair „kenmerken".
Ik mag verwachten van Ds Veldkamp, dat hij duidelijk make, dat mijn opvatting over de door hem bedoelde belijdenisuitspraken, onhoudbaar is.
En als hij dat niet kan, dan moet hij terugnemen wat hij' schreef.
Het slot van zijn recensie luidt aldus:
„Dit boekje, dat de jonge belijders legen hmi eigen belijdenis ophitst, is 'n groote vergissing. Censeo delendum esse..."
Afgezien van het feil, dat een man, die zóó fel polemiseert, zichzelf het recht, om anderen te vei-manen, uit de hand laat glippen, is zulk schrijven ongeoorloofd, wijl het is een publieke aanklacht van afwijking en ketterij, zonder eenig ander bewijs, dan de eenvoudige bewering: „Het gaat in legen Schrift en Bielijdenis"....
Indien Ds Veldkamp met hartstocht had betoogd, zooals ik zelf dat indertijd tegen het boekje van Dr A. Kuyper Jr heb gedaan, dat hij' mijn opvatling schadelijk acht voor het leven des geloofs, hel ware zijn recht geweest.
Maar ik ontzeg hem hel recht om zoo, zonder meer mij aan te klagen van afwijking.
Dat is toch zeker geen geoorloofde polemiek.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 21 april 1939
De Reformatie | 8 Pagina's