UIT DE SCHRIFT
en ziet, Aarons staf, voor het huis van Levi, bloeide; want hij bracht bloeisel voort, en bloesemde bloesem, en droeg amandelen. Numeri 17: 8b.
Gbrlstus' ambtshandbavlng In het wonderteeken van Aarons bloeienden staf.
Dit wonderteeken wordt omlijst door de droeve historie van Korach, Dathan en Abiram: die poging, om sekten en muiterij aan te richten in kerken en wereldlijke regeeringen.
Twee revolutionaire stroomingen hebben een monsterverbond aangegaan: Korach, de Leviet, moppert over het feit, dat alleen het geslacht van Aaron met het priesterschap bekleed is — Dathan en Abiram, de Rubenieten, kunnen het maar niet zetten, dat de president der natie óók al uit den stam van Levi is — en zoo hebben deze drie hun talenten als volksmenners beproefd, en 't zaad der revolutie rondgestrooid, onder vromen schijn 1) natuurlijk (demagogen trekken soms graag een religieus jasje aan, ook in onzen tij: d!) — God handhaaft Zijn eer, vreeselijk is Hij in '^ gericht — maar diep heeft het oproer-zaad wortel geschoten — reeds den dag na het strenge oordeel over dte drie leiders vlamt de muiterij opnieuw op^)... maar nu ontbrandt de wraak des Verbonds voller: een epidemische plaag eischt 14.700 menschenlevens, in een spanne tijds...
En in dit alles handliaaft Christus het ambt: Mozes moet, naar het bevel des HEEREN, twaalf staven registreeren, voor eiken stam één; de namen moet hij er op schrijven, inplaats van Levi editer Aaron (daar gaat immers het pleit om!) , — deze staven moet Mozes leggen voor de Ark, in de Tent der samenkomst.
Zoo geschiedt het — de nacht gaat voorbij, en als de nieuwe morgen gekomen is, en heel het volk zich rondom de Tent verzameld heeft, betreedt de bejaarde leider opnieuw het heiligdom en ziet! het wonderteeken:
hier is een dood stuk hout, onvruchtbaar, gelijk de andere staven; zonder aarde, zonder wortel, zonder water, zonder zon wordt het een levende amandeltwijg — een bloeiende twijg — welk een prachtgezicht, die weelde van licht-rose en witte bloesems! ze zien de amandelroede bloeien, want de bloesems gaan over in vruchten.
De HEERE bevestigt hiermee Zijn door een tee ken. Woord
Hij handhaaft het ambt voor het huis van Aaron, en spreekt in dit teeken uit, dat het alleen vrij(machtige verkiezing is. Niet in Aaron zelf of in zijn zaad ligt de grond voor die verkiezing — de grond is souveretne genade.
En de Heere handhaaft het ambt niet alleen. Hij brengt het ook tot zegenrijken vruehtenbloei, gelijk de bloesems profeteeren.
Iets van dien bloei mocht het volk reeds aanschouwen, toen Aaron, te midden van den oordeelsbrand des HEEREN, met het reukwerk der verzoening stond tusschen de levenden en de dooden s): daarin kwam de kracht van den komenden Verlosser openbaar.
God laat niet varen de werken Zijner handen! Zoolang 'dit Aaronieüsch priesterschap onder Israël gehandhaafd wordt, zoolang zal er zijn een overblijfsel der verkiezing, door Hem Zelf in Zijn handpalmen gegraveerd — en daarom moet het Bondsvolk geloovig leeren zien op den staf, die bloeit, en in zijn knop en bloesem profeteert van een beter, een onvergankelijk Priesterschap, machtig om volkomen verzoening te schenken, en eeuwige gerechtigheid aan te brengen. *)
Want ten diepste is de staf, welke den naam van Israels eersten hoogepriester draagt, de staf van zijn e enig en Hoogepriester: Jezus Christus.
De HEERE handhaaft hier Aaron niet om hemzelf, maar omdat hij voorlooper en type van Christus is: de opstand tegen Aaron was in den •diepsten zin een zich vergrijpen aan Hem, Die in den dienst der ceremoniën Zijn schaduw vooruitwierp.
Daarom wijst het wonderteeken der bloeiende amandelroede heen naar den Boom des Levens, die eeuwig vrucht draagt. De Meerdere van Aaron is de Eenige, aan Wien het bloeisel der waarachtige levensvrucht wordt gezien. Hij is de frissche groene scheut, uit een doirre aarde voortkomend — en Hij bewerkt het wonder, dat ook Zijn volk in Hem begrepen, een eeuwige, onvergankelijke bloesemkroon mag dragen —- dat niet slechts „Aaron's staf', maar ook „de andere elf" bloeien — dat heel het uitverkoren geslacht ©en koninklijk priesterdom, een heilig volk mag vormen — dat ieder, die zichzelf in zijn verlorenheid en schuld heeft leeren kennen, en tot het Kruis de toevlucht mocht nemen, bekleed is met het ambt der g e 1 o o v i g e n.
Aanbiddelijk wonder: een houten staf, welke een bloesemende, vruohtdragende amandelroede wordt! een doode zondaar, die veranderd wordt in een leesbaren brief van Christus!
Het gaat met Gods kinderen als met den amandelstruik: naar zijn uiterlijk is hij dor en dood, maar als de bloesems ontbotten gaan, wordt die witbebloemde struik een lust voor de oogen!
Zoo gaat het ieder verloste: het doode hout wordt levend, groen. Vruchtdragend!
En dat mag ons troosten in de pij'n van onze ambtsbediening.
Hoe meer immers Gods kinderen jagen naar heiligmaking, hoe meer ze smartelijk ervaren, dat ze maar een beginsel der volmaakte gehoorzaamheid kunnen grijpen. En dat maakt vaak moedeloos: bloesems? vruchten? ach. Heer, 't lijkt er niet op...
Maar Christus Zelf handhaaft het ambt — en in Hem ziet de HEERE Zijn kinderen als bloeiende takken aan den Boom des Levens — die in 't Huis des HEEREN zijn geplant, zien door des Hoogsten hand hun wasdom steeds vermeêren — eeuwig zullen ze groen en frisch gewenschte vruchten dragen...
O, het is goed, dat men den HEERE love, en Uw Naam psalmzinge, o Allerhoogste! den psalm, het lied op Uw eeuwigen Sabbatdag...
1) Vgl. Num. 16:3.
2) Vgl. Num. 16:41. 3) Vgl. Num. 16: 47, '48. ' 4) Vgl. Hebreen 9.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 30 juni 1939
De Reformatie | 8 Pagina's