GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

KERKNIEUWS

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

KERKNIEUWS

49 minuten leestijd Arcering uitzetten

GENERALE SYNODE DER GEHEFORISEERDE KERKEN.

(Vervolg ziting van Woensdag 20 September 1939.)

De werkwijze der Synode.

Ds S. I d e m a rapporteerde hierna over de verzoeken in verband met de werkwijze der Synode van de kerkeraden van Arnhem, Haarlemmermeer-O.Z., de classis Klundert en de Part. Synoden van Drenthe, Overijssel en Utrecht, die allen aandringen op tijdiger verschijning van de rapporten.

Aan de discussie namen deel de leden dr J. Th ij s, ds J. L. Schouten, prof. dr J. R i d d e r b o s, prof. dr O. V. G e 1 d e r e n, ds D. Hoe k, prof. dr K. Schilder, ouderling J. Tie 1 eman, dr W. A. van Es en ds W. H. den H o u t i n g.

De Voorzitter betreurde, dat er stemmen opgaan, die een tegenstelling maken tusschen de kerken en de Synode. Spr. kan met zijn Geref. voelhorens dat nergens zien en ook niet accepteeren.

Ouderling T i e 1 e m a n gaf het advies van prof. Kuyper in 1911 in „De Heraut" gegeven, aan de leden der Synode in overweging.

Prof. Ridderbos wees er op, dat de teleurstelling hoofdzakelijk betreft het rapport inzake de leergeschillen. Spr. vat dat niet. Men weet toch wel, dat dit een kiesche zaak is. Spr. maakt geen deel uit van de commissie en oordeelt als buitenstaander. De Synode gaf toch geen opdracht aan deputaten tot publicatie van hun rapport? Er was in de pers veel lichtvaardige critiek en daarom is een verzoek om meer vertrouwen in de Synode wel op haar plaats. Men bedoelt het natuurlijk goed, maar ondermijnt zoo het gezag der Synode.

Nu spr. iets meer van de zaak weet, kan hij zich zeer wel begrijpen, dat het rapport dezer commissie niet is gepubliceerd.

Dr J. T h ij s wees nog eens op de opdracht, die deputaten van de vorige Synode hadden ontvangen.

De Synode sprak vervolgens uit: a. dat aan iedere Synode de bevoegdheid toekomt te beslissen of de rapporten al dan niet aan de kerken zullen toegezonden worden, alsmede over den tijd van de toezending der rapporten;

b. dat in gevallen een rapport te laat gereed komt, zoodat er van te voren niet behoorlijk kennis van genomen kan worden, het eveneens aan het oordeel van de desbetreffende Synode wordt overgelaten om de behandeling van het rapport te doen doorgaan of uit te stellen.

Ook over de verzoeken van bovengenoemde kerkelijke vergaderingen om de zittingen in comité-generaal zooveel mogelijk te beperken, rapporteerde ds I d e m a.

De Voorzitter wees er op, dat het niet aangaat de gedachte te lanceeren, dat de Synode zonder strikte noodzakelijkheid in comité-generaal gaat.

Hier komen ondoordachte voorstellen ter tafel en spr. acht het ongehoord zulke dingen een Synode in de schoenen te schuiven. Spr. noemt dit kort en goed Verdacht maken'en wil in het rapport bij deze dingen, den vinger gelegd zien.

Prof. dr K. D ij k oordeelt, dat deze Synode ook behoort op te komen voor.de eere van de vorige Synode.

De terminologie van Haarlemmermeer-O.-Z., dat deze kerkeraad is „verontrust over de geheimzinnigheid waarin de vergadering der voortgezette Synode van Amsterdam, die op 5 April 1938 samenkwam, is gehuld", komt niet van pas.

Ds D. S e h e e 1 e wees er op, dat in Drenthe geen sprake is van verdachtmaking. Als er zulke ernstige dingen aan de orde komen als in 1936 het geval was, mogen de kerken toch wei inlichtingen vragen?

Ds D. Hoe k, zich aansluitend bij het betoog van prof. Dijk, oordeelt, dat Haarlemmermeer-O.-Z. moet gewezen worden op het onjuiste van haar handelwijze.

Ouderling S. van W ij k constateerde, dat in Haarlemmermeer-O.-Z. warm medeleven gevonden wordt. Spr. acht aan het voorstel van deze kerk wat in de kerkelijke pers geschreven is, niet geheel vreemd.

Prof. dr K. Schilder erkent, dat in het algemeen comité-vergaderingen noodzakelijk zijn. Spr. wil van deze zaak niet één zijde naar voren brengen. Dat er iets van geheimzinnigheid is gekomen rondom de Synode van 1936, daar is iets van aan. Niet door de Synode zelve. Maar door een publicatie die over' deze Synode is gedaan. Spr. kan hier slechts in het algemeen spreken, want hij mag het comité niet schenden. Spr. wees op den ernst van comité-vergaderingen. Wie daar spreekt zij zich van zijn verantwoordelijkheid wel bewust en hij bedenke, dat een ander op het daar gesprokene niet publiek kan antwoorden.

Dr H. K a a j & n herinnert er aan, dat dr A. Kuyper Sr er op gewezen heeft, dat de Synode zooveel mogelijk ópenlaar moet zijn. De Synode van 1618 was publiek, maar Bogerman stond niet toe, dat de Engelschen in het •openbaar hun critiek gaven op de Gomaristen, hoezeer zij zich daartegen ook hebben verzet.

Te half één werden de discussies onderbroken voor den koffiemaaltijd.

De middagzitting.

In de middagvergadering heette de Voorzitter welkom ds D. J. B. Allaart te Djocjakarta en noodigde hem uit aan de tafel der Zendingsdeputaten plaats te nemen.

De conclusies, die de commissie voorstelde inzake het vergaderen in comité-generaal en het publiceeren van de daar genomen beslissingen werden door de Synode aangenomen. Zij luiden aldus:

Uwe commissie stelt U voor, uit te spreken: a. dat iedere Synode voor wat de wijze van vergaderen betreft, heelt te oordeelen, of zij met het oog op bepaalde zaken in het openbaar of in comité vergaderen zal, en evenzeer, wat van het verhandelde in die gesloten vergadering in de acta publiek kan worden gemaakt; •

b. van deze uitspraak mededeeling te doen aan de Geref. Kerk van Haarlemmermeer (O.-Z.), aan de Geref. classis Klundert en aan de Part. Synode der Geref. Kerken van Drenthe en Utrecht.

Prof. Kuyper wees er op, dat de Geref. Kerken al meer het gevaar loopen onder invloed te geraken van het independentisme, waardoor men elke vergadering van de classis en synoden openbaar wenscht. Op de pers, die zulke denkbeelden propageert, moet ernstige critiek geoefend.

De Voorzitter wees er op, dat als straks de perspolemiek wordt behandeld, er nog meer gelegenheid zijn zal om deze dingen breeder te bespreken.

Ds N.'Duursema betreurde het, dat deze zaak zoo incidenteel aan de orde is gekomen en waardeert de wijze waarop de commissie de zaak heeft geëntameerd. We zijn niet alleen bang voor het independentisme, maar ook voor het dooden van alle belangstelling iij de kerkelijke vergaderingen. Spr. zou gaarne de discussie sluiten.

Prof. dr V. Hepp wilde uiting geven aan zijn spijt, dat in het debat elementen zijn ingedragen, die er niet alleen niet behoorden, maar die ook niet ongevaarlijk zijn. Spr. zou gaarne enkele zaken in een besloten zitting willen doorpraten.

Prof. dr J. Ridderbos zou er voor gevoelen om den kerkeraad van Haarlemmermeer-O.-Z. ter Synode te noodigen. Een verklaring van het moderamen, waarin de verkeerde voorstellingen worden rechtgezet, zou spr. gaarne gepubliceerd zien. Overtuiging en onderwijzing komen spr. gewenscht voor.

Ds D. H o e k wees er op, dat de kerk van Haarlemmermeer-O.-Z. deze zaken, nadat ze eerst op de classis en de Part. Synode van Noord-Holland geweest zijn, waar men de meening dezer vergaderingen heeft leeren kennen, toch op de Gen. Synode gebracht heeft. Spr. ontmoet hier een symptoom en oordeelt, dat hier een woord van bestraffing en vermaning op haar plaats is, in welken zin spr. een voorstel indiende.

Prof. dr K. D ij k betreurde enkele uitlatingen van zijn collega Schilder. In de kwalificatie „geheimzinnigheid" zit toch een element, dat minder gunstig is. Spr. releveerde nog even den loop der gebeurtenissen in de voortgezette Synode van Amsterdam, die niet in een .publieke zitting is geëindigd en waarover een zeer kort communiqué is gepubliceerd. Er is niets gebeurd, waardoor eenige kerk met eenig recht over geheimzinnigheid spreken kan.

Ds W. A. V a n E s wees er op, dat het niet gaat over: comité-generaal in het algemeen, maar over de comité-' generaal-zitting van April 1938. Daarover had spr. gaarne rapport gehad.

De rapporteur beantwoordde een enkele opmerking.

De Voorzitter ondersteunde de gedachte van prof. Ridderbos om een verklaring te publiceeren.

Prof. Ridderbos diende daarop een advies in, dat door den Voorzitter als voorstel werd overgenomen.

Het luidt aldus:

„De Synode besluit aan het moderamen op te dragen in een tot de kerken te richten schrijven enkele (in sommige voorstellen aan het licht tredende) misvattingen aangaande de publiciteit der Synodes af te wijzen, en tegen ongemotiveerd wantrouwen, in de kerkelijke vergaderingen ernstig te waarschuwen."

Ouderling S. van Wijk wilde een bestraffing van welke plaatselijke kerk ook, losmaken van welk symptoom ook.

Prof. dr K. Schilder wilde toch manen tot voorzichtigheid en wees er op hoe moeilijk het is de grens te trekken tusschen wat publiek is on wat zulks niet is.

De Voorzitter wees er op, dat hier geen incident is, maar een symptoom.

Daarom is vermaning en onderwijzing op haar plaats. Het voorstel - Schouten werd hierna aangenomen met 36 tegen 15 stemmen.

Betrekkingscijfers.

Ds N. Duursema rapporteerde hierna over betrekkingscijfers der Zending. Zulks naar aanleiding van een verzoek van de kerk van Koudum.

Na discussie, waaraan deelnamen prof. dr G. Ch. A a 1 d e r s, dr G. Keizer, dr D. J. de Groot, werd de volgende conclusie aangenomen:

De Synode besluite:

Overwegende, dat een „willekeurige" handeling der Friesche Zendingssynode '36 niet bewezen is, omdat er wettige redenen kunnen zijn om des tij ds wil eenig punt van het agendum af te voeren; overwegende, dat de handeling dier Synode de kerk van Koudum noodzaakte een bedrag te veel voor de Zending te betalen over het jaar 1936—1937, waarvan de gevolgen wel geen „ruïneerende" beteekenis voor deze kerk zouden hebben, maar toch wel een zwaren last op deze kerk legden; overwegende, dat de gronden voor het afv.'ijzen der voorstellen van de classis Workum door de Synode van 1937 èn 1938 door den kerkeraad van Koudum niet genoemd en nog minder wederlegd worden;

lo. aan het verzoek van den kerkeraad niet te voldoen, omdat geen genoegzame gronden worden gegeven om de beslissing der Zendingssynode niet te handhaven;

2o. aan de Zendingssynode van Friesland te adviseeren, wanneer een daartoe strekkend verzoek van den kerkeraad van Koudura of van de classis Workum tot haar komt, en daartegen bij haar geen overwegende bezwaren zijn, op billijkheidsgronden haar besluit over de beschikkingscijfers voor deze classis ook op het jaar 1936—1937 toe te passen.

Tuchtrecht.

Prof. dr N a u t a rapporteerde hierna over het verzoek van de Part. Synode van Drenthe en het voorstel van die van Friesland-Noord in betrekking tot het tuchtrecht der meerdere vergaderingen.

Drenthe wilde terzake een commissie terwijl Friesland-N. om de afwezigheid van eenstemmigheid besloot deze zaak bij de Synode aanhangig te maken.

Zonder discussie vereenigde de Synode zich met de voorgestelde conclusies waarin voorgesteld werd 5 deputaten te benoemen aan wie opgedragen wordt:

lo. naar het tuchtrecht der meerdere vergaderingen, in verband met het dienomtrent bestaande verschil van gevoelen, een omstandig onderzoek in te stellen en daarvan aan de volgende Synode te rapporteeren; en

2o. dit rapport minstens zes maanden te voren aan alle kerken toe te zenden.

Doezum.

Ds F. J. J o n k h o f, Doezum, rapporteerde vervolgens over het rapport van deputaten der voi-ige Synode om een onderzoek in te stellen inzake kerkinstitueering te Doezum en eea bezwaarschrift van dhr A. K. te Doezum tegen handelingen van den kerkeraad aldaar, alsmede tegen die van de classis Grootegast.

Aan het einde van het uitvoerig rapport werden de navolgende conclusies zonder discussie aangenomen:

De Generale Synode besluite:

1. de deputaten van de Generale Synode 1936 dank te zeggen voor den door hen verrichten arbeid, en hun handelingen goed te keuren;

2. uit te spreken dat, hoewel op dit oogenblik kerk institueering te Doezum klaarblijkelijk op te groote financiëele bezwaren stuit, toch èn de kerk van Kornhorn èn de classis Grootegast in harmonieuse samenwerking met de broeders te Doezum, er op aan hebben te werken, dat, zoo spoedig als dat in redelijkheid mogelijk is, de kerkinstitueering te Doezum een feit worde, omdat het geestelijk belang van Doezum dit vordert, en omdat het, ook met het oog op de activeering van de aanwezige krachten wenschelijk is, dat op zooveel mogelijk plaatsen kerken geïnstitueerd worden.

3. den kerkeraad van Kornhorn te adviseeren zijn medewerking te verleenen tot het houden van afzonderlijke samenkomsten van de broeders en zusters te Doezum, onder leiding van den kerkeraad.

4. de Part. Synode van Groningen te verzoeken toe te zien, dat aan het sub 2 en sub 3 genoemde besluit uitvoering worde gegeven.

5. van dit besluit mededeeling te doen aan den kerkeraad van Kornhorn, de classis Grootegast, de Part. Synode van Groningen en den betrokken broeders te Doezum. ^

Reserve-veldpredikers.

Prof. dr K. D ij k rapporteerde hierna namens de staande de Synode benoemde commissie over de financiëele positie van de reserve-predikers.

De door de commissie voorgestelde conclusies werden zonder discussie aangenomen en luiden als volgt:

I. De Generale Synode besluit aan de reserve-veldpredikers en de kerken, aan welke zij verbonden zijn, te berichten, dat zij bij moeilijkheden van geestelijken en financiëelen aard veroorzaakt door den tegenwoordigen mobilisatietoestand, zich desgewenscht kunnen wenden om advies tot de deputaten voor de geestelijke verzorging der militairen, aan wie de Synode opdracht heeft gegeven dit advies te verleenen.

H. De Synode spreekt uit, dat: a. het alleszins billijk is, dat het tractement van den Dienaar des Woords, die als veldprediker dienst doet — uitgezonderd het genot van vrije pastorie — geheel worde ingehouden; b. den steun naar art. XI voor die kerken, wier Dienaar des Woords als reserve-veldprediker dienst doen, kan worden ingetrokken of verminderd, in overleg met de beti'okken instanties; c. het alleszins gewenscht is, dat de kerken, wier Dienaar des Woords als resei've-veldpredikers dienen, zoo n.l. slechts één Dienaar des Woords aan deze Kerk verbonden is, een consulent ontvangen — vooral omdat de mobilisatie zeer waarschijnlijk lang zal duren; d. de leiding en het adres van de betrokken kerkeraden moeten blijven bij de kerkeraden zelf en dus niet bij den als reserve-veldprediker gemobiliseerden Dienaar des Woords.

III. De Synode besluit deze beslissingen ter kennis te brengen van de kerkeraden en de reserve-veldpredikers.

N.S.B. en C.D.U.

Ds W. H. V. d. V e g t rapporteerde over een aantal bezwaarschriften van verschillende leden van Geref. Kerken, die tevens lid zijn van de Geref. Vereeniging voor daadwerkelijke vredesactie, die bezwaar hebben tegen de conclusies, die de Synode van Amsterdam heeft aangenomen inzake de N.S.B, en C.D.U.

De bezwaarschriften zijn afkomstig van de broeders A. J. Broer te Rotterdam, O. W. de Graaf te Heerenveen, D. de Heer Sr te Krommenie, J. Zandbergen en B. Eleveld, beiden te Meppel.

De discussie werd gevoerd door ouderling A. B o r- kent, dr J. T h ij s, prof. dr V. Hepp, prof. dr K. Schilder en den P r a e s e s.

Meerdere sprekers stelden de vraag waarom de aangekondigde verklaring van enkele prae-adviseerende leden nimmer in de acta is opgenomen.

De conamissie heeft geen bezwaar om het tweede gedeelte van het rapport voor de leden der Synode te vermenigvuldigen.

Prof. dr D. N a u t a sprekende voor zich persoonlijk, deelde mede, dat op verzoek van de prae-adviseerende leden bedoelde verklaring achterwege is gebleven. Om het waarachtig welzijn der kerken zelve en ter voorkoming van het maken van misbruik daarvan is zulks geschied.

De hoogleeraren Aalders en Hepp deelden mede, dat zij door dezelfde motieven gedreven werden.

De conclusies werden nog even aangehouden totdat de leden van het rapport hebben kunnen kennisnemen.

Ds W. H. v. d. V e g t rapporteerde ook over een verzoek van den kerkeraad van Warffum inzake de wijze van tuchtoefening in verband met de beginselen der C.D.U., terwijl gevraagd wordt of het niet goed zou zijn een nadrukkelijk getuigenis ter zake te laten uitgaan, waarin uiteengezet wordt, dat, wie zich bij de C.D.U. voegt, een censurabele daad verricht.

Na eenige discussie, waaraan deelnam ds D. Hoek en ouderling R. Smit van Stedum, stelde dr J. T h ij s voor de discussie uit te stellen om de zaak nog eens nader te bezien.

Na enkele mededeelingen werd de zitting om ruim half zes gesloten, nadat de assessor in dankgebed was voorgegaan.

Dertiende zitting,

In de Donderdag 21 September j.l. gehouden 13e zitting van de Generale Synode der Geref. Kerken werd besloten een schrijven van sympathie te zenden aan ouderling ds J. v. d. Berg te Renswoude, die door ongesteldheid de zittingen heeft moeten verlaten.

De praeses verwelkomde ter Synode ds W. van Dijk van Soemba, hem uitnoodigend aan de tafel der Zendingsdeputaten te willen plaatsnemen.

Hierna rapporteerde ouderling M. Knol over de visitatie der Zendingsposten.

Besloten werd:

1. aan de te benoemen deputaten op te dragen, gehoord het advies der onderscheidene vergaderingen der Zendingsarbeiders op Midden-Java en Soemba, op de volgende Synode een voorstel tot wijziging van de regeling der visitatie te brengen en afzonderlijke vragenlijsten te concipiëeren voor Midden-Java en voor Soemba, berekend op de zoo uiteenloopende toestanden;

2. machtiging te verleenen voor de met het oog op de Synode van 1942 te houden visitatie alvast gebruik te maken van die concepten, opdat zij in de praktijk beproefd worden, vóór tot definitieve vaststelling wordt overgegaan;

3. en te besluiten de Leidraad voor de Inspectie door den Raad van Toezicht op de Hospitalen in Midden- Java ten Zuiden, goed te keuren.

Voorts rapporteerde ouderling Knol over het Drukfonds. De Synode vereenigde zich met de volgende conclusies:

1. aan de te benoemen deputaten op te dragen steun te verleenen aan het Drukfonds onder bepaling, dat geen steun door de generale kas mag worden verleend, aleer de rekening over 1938 is goedgekeurd en

2. dat die steun niet meer mag bedragen dan ten hoogste ƒ 1500, — per jaar, na gemotiveerd verzoek van de bijzondere vergadering op Java en overlegging van de rekening en veiantwoording over het afgeloopen jaar en voorzoover de kas het toelaat;

3. aan de zendende kerken te verzoeken, dat ook deze' voor dit fonds een bijdrage schenken.

Ook rapporteerde ouderling Knol over de Zeridingsbibliotheken in Indië. Deputaten werden gemachtigd om op daartoe strekkend gemotiveerd verzoek aan Midden- Java ƒ 150, — en aan Soemba ƒ 100, — subsidie per jaar uit te keeren.

Tenslotte rapporteerde ouderling Knol over den Zendingshoogleeraar. De handelingen van deputaten werden goedgekeurd.

Evangelisatie onder studenten.

Prof. dr C. van Gelderen rapporteerde hierna over het voorstel van de Part. Synode van Zuid-Holland-N. om de wenschelijkheid uit te spreken van het beroepen van een predikant voor de evangelisatie onder studenten, aan welk voorstel het Verband van Evangelisatiecommissies der Geref. Kerken adhaesie betuigd had.

Het rapport oordeelde, dat de verwachtingen hier te hoog gespannen zijn en dat de positie van Ned. studenten een geheel andere is dan die van hier te lande studeerende Oosterlingen. Ook moet het aantal predikanten voor speciale doeleinden niet al te zeer worden uitgebreid.

Aan de discussie namen deel ds T. J. H a g e n, oudei'ling A. S c h o 11 e n s en dr H. K a a j a n.

Ds Hagen uitte zijn groote teleurstelling over dit rapport, dat niet voldoende gepeild heeft den nood van de studenten, die toch zoo groot is. Ds Verkuyl heeft meermalen gezegd, dat hij voor zijn arbeid tot de Ned. studenten dreigt te worden getrokken, omdat voor hen zoo weinig gedaan wordt. De evangelisatie-commissies in de academie-steden kunnen maar weinig doen. Het gaat ook om de afgedwaalden en voor hen is een speciale predikant allernoodzakelijkst. De velden zijn wit om te oogsten en nimmer had de evangelisatie zulke kansen als thans.

Ouderling Scholten s, zich aansluitend bij ds Hagen,

verheugt zich, dat bij al' de zendingszaken ook weer eens een evangelisatiepunt op het synodaal agendum staat. Spr. uitte zijn spijt, dat commissie-vier zulk een rapport indiende. De conclusies, die voorgesteld zijn, zeggen niets, dan alleen, dat het vooi'stel van Zuid- Holland-N. niet aangenomen worden moet. De zaak des Konings heeft haast en de Synode mag toch zeker' de kerken in de academiesteden wel eens opwekken om over de zaak van een evangelisatie-predikant eens samen te spreken. Het financiëele bezwaar mag niet domineeren. Spr. drong aan op wijziging der conclusies.

Dr H. K a a j a n wees er op, dat niet de indruk mag gewekt, dat in de academie-steden niets gedaan wordt voor de studenten. Utrecht heeft voor dit werk twee speciale ouderlingen, , w.o. een academisch gevormde. Eén man is veel te weinig voor het werk onder de studenten en al is al ons werk stukwerk, men wekke niet den indruk alsof met dit voorstel de eerste zet op het desbetreffende schaakbord gedaan wordt. Hierna beantwoordde de rapporteur de gemaakte opmerkingen. De commissie kwam eenstemmig tot het voorgestelde, maar zal zich niet verzetten tegen den aandrang als van ds Hagen kwam.

Een breede discussie ontspon zich nu, waaraan deelnamen ouderling T i e 1 e m a n, prof. dr F. W. G r o s- heide, ds T. J. H a g e n, prof. dr K. D ij k, ds N. Duursema, ouderling S c h o 11 e n s en dr A. D. R. Polman.

Prof. Grosheide oordeelde, dat in de discussie twee dingen door elkaar gehaald zijn, n.l. de evangelisatie onder de- studenten en de vraag of het beroepen van een predikant voor dit werk het meest geschikte middel is. Dit laatste betwist spr. Het is een feit, dat als iemand speciaal voor dit werk wordt beroepen, hij in den studentenkring a prior'i is veroordeeld. Het onopzettelijke werk is hier van beteekenis alsook de invloed van de geloovige studenten op hun mede-studenten. Het heeft ook practische bezwaren.

Ds T. J. Hagen is dankbaar voor de belangstelling in de Synode voor de evangelisatie. Met prof. Grosheide verschilt spr. van meening. Spr. gaf nader aan hoe z.i. het werk moet worden aangepakt. De plaatselijke actie moet door den specialen predikant worden gestimuleerd. Spr. diende een voorstel in, waarin de wenschelijkheid van het beroepen van zulk een predikant wordt uitgesproken, een van de academiesteden uitgenoodigd wordt als zendende kerk op te treden in samenwerking met de andere academiekerken en de kerken worden uitgenoodigd om dit werk financieel te steunen.

Prof. dr K. D ij k, erkennend, dat er vele kansen voor de evangelisatie zijn, vroeg of er niet te veel gespecialiseerd wordt. Spr. zou graag weer generale deputaten voor de evangelisatie hebben, net als vroeger. De kerkelijke bearbeiding van de leden-studenten der kerken zou spr. geheel uit de conclusie willen verwijderd zien. Het gaat om de evangelisatie onder afgedwaalden.

Ds N. Duursema verdedigde als voorzitter der commissie de ingediende conclusies. De zaak is van alle kanten bezien.

Oudei'ling Scholtens adviseerde om het voorstel aan de commissie te retoui'neeren en dan rekening te houden met het voorstel-Hagen. Spi'. gelooft, dat de bezwaren van' prof. Grosheide niet zoo ernstig zijn als de hoogleeraar meent.

Dr A. D. R. Polman meent op grond van zijn 5-jarige ervaring in Groningen, dat wat prof. Grosheide heeft opgemerkt, volkomen juist is.

De conclusies werden hierna met het voorstel-Hagen aan de commissie geretourneerd.

Aan de commissie werden voor deze zaak toegevoegd prof. Grosheide en ds Hagen.

Ouderling J. Hommes rapporteerde hierna over een bezwaarschrift van den heer H. v. d. Zwaag te Rinsumageest in verband met beschouwingen over de 'Verbondsleer en den bundel „Eenige Gezangen". De Synode besloot zich te houden aan de beslissing van de Synode van 1936.

Kadio-kerkdienstuitzending.

Hierna kwam aan de orde het rapport van deputaten voor Radio-kerkdienstuitzending van de hand van ds J. A. Tazelaar.

Ouderling S. v. W ij k van Heemstede, die over deze zaak rapporteerde, las eerst dit rapport.

Bij deze zaak kwamen tevens aan de orde een schrijven van- de radio-deputaten met verzoek om de positie van rapporteerende en adviseerende deputaten voor de toekomst onder oogen te zien, hët rapport van de deputaten voor de Radio-kerkdienstuitzending; een verzoek van de classis Batavia, om de kosten van deputaten niet alleen op de Indische kerken te doen drukken en een soortgelijk verzoek namens deze deputaten.

Eerst waren de conclusies over het rapport aan de orde.

Aan de discussie namen deel de leden ds D. Hoek, ds J. L. Schouten, ouderling J. Manni, ds W. L. M i 1 o, prof. dr K. Schilder, ouderling J. T i e 1 e- m a n, ds T. J. Hagen, pi'of. dr J. R i d d e r b o s, ds W. H. den Houting en ds H. Meijering, die enkele inlichtingen vroegen.

De Synode vereenigde zich met de volgende conclusies:

1. de handelingen van deputaten goed te keuren en hen dank te zeggen voor den door hen verrichten arbeid;

2. deputaten décharge te verleenen voor het door hen gevoerde financieel beheer;

3. deputaten op te dragen: - •

a. de uitzending van kerkdiensten door Gerei Kerken zooveel' mogelijk te bevorderen;

b. de uitzending van. kerkdiensten in overeenstemming met de in hun uitgebi-acht rapport op de Synode van 1936 genoemde criteria door een zoo groot mogelijk •aantal kerken te doen verrichten;

• c. de voorhanden middelen te beheercn, daaruit de door hen te maken onkosten te betalen en een jaarlijksche bijdrage van ƒ500, — ten behoeve van Radiokerkdiensten aan de Geref. Kerk te Bloemendaal uit te keeren;

d. voorts al datgene te doen, wat de eer van God en do komst van Zijn Koninkrijk kan bevorderen, mede' door de gebruikelijke Morgen wij dingen;

• e. voor gemeenschappelijke belangen in dezen samen te werken met de deputaten voor Radio-kerkdienstuitzending in Ned.-Indië;

f. de Kerken, die na de Synode van 1933 er niet, of onvoldoende toe overgingen een collecte te houden voor de Radio-kerkdiensten, alsnog daartoe op te wekken;

g. aan de volgende Gen. Synode over de verrichte werkzaamheden en over den stand der financiën en het gevoerde financieel beheer, rapport uit te brengen.

Over de door de commissie voorgestelde conclusies inzake het schrijven van de radio-deputaten over hun positie, ontspon zich enkele discussies, waaraan deelnamen ds W. H. den Houting, ds D. Hoek, ds H. M e ij e r i n g, ouderling J. Manni.

De Synode vereenigde zich met de volgende conclusies: 1. de Synode spreke als haar gevoelen uit, dat het karakter van haar deputaatschappen moet gezien als ze zijn, van slechts uitvoerenden aard onder gehoudenheid van ter zijner tijd over gedanen arbeid verantwoording te doen;

2. de iDenoemde deputaten bij voorkomende gevallen als de aangewezen adviseurs te beschouwen, als dit gewenscht wordt geacht door de commissie;

3. dat geen belangrijke critiek op den arbeid van deputaten behoort te worden uitgebracht, alvorens deputaten in de gelegenheid zijn gesteld eventueel gelaakte handelingen in de vergadering van de praeadviseerende commissie toe te lichten.

Ten aanzien van het verzoek van de classis Batavia besloot de Synode:

a. deputaten voor de Radio-kerkdiensten in Nederland op te dragen, aan de deputaten van de Radio-kerkdiensten van de Geref. Kerken in Ned.-Indië, jaarlijks een bedrag van ten hoogste ƒ600, — (zeshonderd gulden) ter beschikking te stellen uit de hun ter beschikking staande fondsen;

b. zij draagt deputaten op, de kerken mede te deelen, dat uit de collecte voor Radio-kerkdiensten in Nederland, ook bovenvermeld bedrag. wordt bestreden.

Tenslotte rapporteerde ouderling S. v. W ij k in deze zitting over het rapport van deputaten voor den geestelijken arbeid in de IJsselmeergebieden.

De gedachtenwisseling werd gevoerd door ds W. H. den Houting, ds H. M e ij e r i n g, ouderling J. v a n W o er d e n, prof. dr D. N a u t a en d s D. H o e k, waarna werd gepauzeerd.

De middagzitting. Arm-verzorging.

In de middagzitting rapporteerde ouderling M. U. Dijkstra van Anjum over het verzoek van de Part. Synode van Friesland-N. inzake de roeping der Kerk ten aanzien van de verzorging der armen. Aangezien de diaconieën onder invloed van den toenemenden nood en de overvleugeling door de burgerlijke armenzorg al meer gevaar loopen haar ideaal pi-ijs te geven om zelf de armen der gemeente te verzorgen, besloot deze Part. Synode de diaconieën op te wekken zoolang mogelijk ook vast te houden en de Gen. Synode te verzoeken daaraan ernstig haar aandacht te schenken.

De commissie stelde aan de Synode voor, dat deze, overwegende, dat op het gebied van den kerkelijken dienst der barmhartigheid, met name ten aanzien van de grenzen tusschen dezen dienst en de overheidsarmenzorg veel vragen gerezen zijn, die om een zooveel mogelijk eenparige beantwoording roepen,

besluit een commissie van 7 leden te benoemen, aan welke wordt opgedragen:

1. een onderzoek in te stellen naar de vraag, welke de roeping der kerk is ten aanzien van de verzorging der armen in verband met de tegenwoordige toestanden;

2. haar rapport 6 maanden voor de volgende Synode aan de kerken toe te zenden.

Aan de discussie namen deel prof. dr G. M. den H a r t o g h, dr 'W. A. v. E s, prof. dr D. N a u t a en ds W. L. Mil o, waarna do conclusies met algemeene stemmen werden aangenomen.

Dr A. D. R. Polman rapporteerde in dit verband over een bezwaarschrift van br. J. L. A. B. Duynstee te 's-Gravenhage.

Gezien het besluit om 7 deputaten te benoemen, , besloot de Synode dit uitvoerig bezwaarschrift in handen dezer deputaten te stellen.

Fondsen uit „historische goederen".

Prof. dr H. H. K u y p e r rapporteerde hierna over het verzoek van de Part. Synode van Zeeland inzake het gebruik van fondsen uit „historische goederen". De hoogleeraar had terzake een gedocumenteerd rapport uitgebracht, dat in druk verschenen is en aan de leden der Synode was ter hand gesteld.

Aan de discussie namen deel dr A. D. R. Polman, ds W. H. V. d. V e g t, ouderling J. V e r w o e r d, ds T. J. Hagen, ds A. S c h e e 1 e en dr 'W. A. v. Es.

Dr Polman vroeg of dit alles nu wei valt onder art. 14 der Armenwet. Is het door dr J. W. Noteboom terzake gemaakte onderscheid juist? Zijn de verschillende bezwaren, die uit art. 14 voortvloeien in het rapport niet te licht gekleurd? Spr. meent, dat dr Noteboom in het Diaconaal Correspondentieblad de zaak juist gesteld heeft.

Ds 'W. H. V. d. 'V e g t gaf eerst een nadere toelichting van het voorstel-Zeeland. Met veel wat in het rapport staat, gaat spr. mee. 'Waarom is de weg door de Synode van 1927 gewezen, niet betreden? Er blijft een principieel bezwaar tegen het bewandelen van den aangewezen weg. Er moet niet vi'orden uitgegaan van wat Overheid en volksvertegenwoordiging zeggen, maar de kerk moet de principiëele lijn ook de Overheid wijzen. Spr. kan dan ook niet anders dan na bestudeering handhaven wat Zeeland in haar voorstel heeft gezegd.

Dr 'V a n Es wees. op de sinds 1927 bij vele diaconieën verminderde draagkracht. Spr. vroeg een nadere inlichting over de derde conclusie.

Hierna beantwoordde prof. dr K u y p e r de gemaakte opmerkingen. Spr. wees op de moeilijkheid van de door hem behandelde materie en lichtte nader de historie van het voorstel-Zeeland toe. Er is een sterke neiging geweest na de reformatie van de vorige" eeuw om de diaconale bemoeiingen uit te breiden. Reeds op het eerste, . Chr. Sociaal Congres in 1891 heeft prof. Rutgers Sr daartegen gewaarschuwd. In diaconale kringen is sterk' de gedachte gekweekt, dat men niets van buiten mag aannemen. Spr. heeft daartegen steeds sterk geopponeerd. De vaderen hebben dit standpunt nimmer ingenomen. Het is spr. zeer wel bekend, dat zijn standpunt door dr Noteboom niet gedeeld wordt. Spr. heeft met dr N. meermalen van gedachten gewisseld, maar kan zijn zienswijze niet deelen. Er is over het karakter der historische fondsen onder de juristen veel verschil. Spr. kan niet inzien, dat de diaconieën niet uit deze fondsen zouden mogen ontvangen als er geen condities in de Armenwet gesteld zijn.

In Zeeland is men in de histoi'ie te ver gegaan en reeds 'Voetius is daartegen opgekomen. Art. 36 der belijdenis zegt wel degelijk, dat de Overheid geroepen is den heiligen kerkedienst te onderhouden. Nooit is gezegd, dat alleen de kerken de armen zouden onderhouden. Als de Hooge Raad onze rechten erkend had, aldus spr., zouden we wel degelijk don eisch hebben kunnen stellen van kapitaliseering van ons deel op de historische goederen, waaruit in de historie de predikantstractementen getrokken werden..

Als de eisch door eenige Overheid zou worden gesteld, dat de namen der armen moeten bekend gemaakt, zouden we daarin niet kunnen bewilligen. De Synode nam daarop de volgende conclusies aan:

1. dat de Gen. Synode evenals de Part. Synode van Zeeland van oordeel is, dat de zoogenaamde historische armengoederen, die aan den weldadigheidszin onzer voorvaderen te danken zijn, behooren tot de goede middelen, waarvan ons Bevestigingsformulier zegt, dat de diakenen gebruik mogen maken, en dit inzonderheid geoorloofd is, wanneer de diaconieën door de oeconomische toestanden in nood verkeeren en niet uit eigen middelen voor hare armen kunnen zorgen;

2. dat de Synode echter moeilijk voldoen kan aan het verzoek dezer Part. Synode om bij de regeering er op aan te dringen de bepalingen in art. 14 Armenwet, die volgens haar een belemmering zouden zijn voor onze diaconieën om uit deze historische goederen van het Burgerlijk Armbestuur subsidie te krijgen, weg te nemen, daar de genoemde Synode niet heeft aangegeven welke bepalingen volgens haar zulk een belemmering zijn en de Gen. Synode voorts zeker niet van oordeel is, dat de Burgerlijke Armbesturen zulk een steun aan de diaconieën zouden moeten verleenen zonder de noodige waarborgen, dat de diaconie zelve niet in staat is uit eigen middelen voor hare armen te .zorgen, aangezien dit tot misbruik aanleiding zou geven en de offervaardigheid dempen zou;

3. dat de Gen. Synode daarom meent aan elke diaconie te moeten overlaten of zij, noodlijdend zijnde, van de Bui'gerlijke Armbesturen, die over deze historische armengoederen te beschikken hebben, daaruit steun wil vragen en alleen dan wanneer deze Armbesturen van de bepalingen in art. 14 Armenwet gebruik zouden maken om in het diaconaal beheer zelf zich te mengen of de namen der armen, die ondersteund v.'orden, te weten te komen, de diaconieën dit zouden moeten weigeren en de Gen. Synode daartegen bij de Regoering zou hebben op te komen.

De 'Voorzitter richtte een vi/oord van bijzonderendank tot prof. Kuyper.

Ds P. C. de Bruin rapporteerde over een schrijvenvan het hoofdbestuur van den Bond van Ned. Predikanten, dat zijn ervaring t.a.v. de prodikantspensioenen ter beschikking van de Synode stelt.

De Synode besloot aan het Hoofdbestuur van den Bond van Nederlandsche predikanten te antwoorden, dat zij met groote erkentelijkheid van het aanbod van den Bond heeft kennis genomen; dat zij echter van dat aanbod geen gebruik kan maken, wijl in de regeling der pensioenen thans geen verandering wordt aangebracht, doch dat zij haar gi-oote • waardeering wenscht uit te spreken voor de vriendelijke gezindheid, waai-^van het aanbod blijk geeft.

Ge-coha-ma.

Prof. dr V. Ge ld er en rapporteerde hierna over het rapport van het Geref. Comité Handelsmarine (Ge-coha-ma) en éen verzoek van de propagandacommissie van Ge-co-ha-ma om in de te geven aanbeveling vooral de zeekerkèn op het hart te binden het Comité te steunen.

Na enkele opmerkingen van ds T. . J. Hagen vereenigde de Synode zich met de volgende conclusies:

1. aan het Gereformeerd Comité Handelsmarine hartelijk dank te zeggen voor den verrichten arbeid eij voor het uitgebrachte verslag;

2. vijf deputaten te benoemen, waaronder drie predikanten en twee andere leden onzer kei'ken, voorts twee secundi voor elk van deze groepen, dus in totaal vier secundi;

3. aan deze deputaten op te dragen:

a. den arbeid van het Gereformeerd Comité Handelsmarine over te nemen en voort te zetten;

b. te overwegen of het mogelijk en raadzaam zal zijn, ' na enkele jaren een predikant te beroepen voor de geestelijke verzorging der varenden bij de handelsmarine; en daaromtrent de eerstvolgende Gen. Synode te dienen van advies, eventueel na voorloopige bespreking met een plaatselijke kerk, die in aanmerking .zou komen, om met het beroepingswerk-te worden belast; .

4. de financiëele belangen van dezen arbeid zeer bij de kerken aan te bevelen, inzonderheid bij de kerken met leden, die varen bij de Handelsmarine.

De zaak-Roorda.

Prof. dr G. M. den Hartogh rapporteerde hierna over het beroep van den kerkeraad van Roodeschool t.a.v. de besluiten van de classis 'Warffum en de Part. Synode van Groningen inzake het niet verstrekken van, een attest aan den heer B. Roorda te 'Winsum, benoodigd met het oog op een onderzoek naar art. 8 K.O.

, Ouderling J. Manni, ds H. M e ij e r i n g en ouderling A. Scholtens stelden een enkele vraag.

De Synode nam de volgende conclusies aan:

De Generale Synode:

' overwegende, dat aan de classis 'Warffum het recht, om br. B. Roorda te 'Winsum niet te ondervragen en om toch te beslissen over het verleenen of onthouden van medewerking om te komen tot het onderzoek van de . Part. - Synode, bedoeld in art. 175, Acta Generale Synode 1893, blijkens het in genoemd artikel vervatte Synodaal besluit niet kan worden ontzegd;

dat de Part. Synode van Groningen tot de handhaving

van het recht van de classis Warffum bevoegd en verplicht was; •

verklaart het bezwaarschrift van den kerkeraad van Roodeschool tegen de desbetreffende besluiten van classis en Part. Synode ongegrond en besluit van deze uitspraak mededeeling te doen aan den kerkeraad van Roodeschool, aan de Part. Synode van Groningen en aan de classis Warffum.

Prof. den Hartogh rapporteerde eveneens over een verzoek van den kerkeraad van Pietersburen in betrekking tot dezelfde zaak.

De Synode sprak uit, dat zij, gelezen hebbende het oordeel en het daarbij aansluitende verzoek van den kerkeraad der Geref. Kerk van Pietersburen in de zaak van br. B. Roorda te Winsum,

overwegende, dat door den kerkeraad geen enkele grond is aangevoerd waarop zijn oordeel en daarmee zijn verzoek steunt,

besluit het schrijven van den kerkeraad der Geref. Kerk van Pietersburen voor kennisgeving aan te nemen en deze beslissing aan genoemden kerkeraad mee te deelen.

Hierna ging de Synode in Comité-Generaal ter behandeling van enkele bezwaarschriften, w.o. ook een van den heer Roorda.

De veertiende zitting.

In de op Vrijdag gehouden 14e zitting kwamen allereerst enkele zendingszaken aan de orde, die nog resteerden, van het agendum van Donderdag.

Allereerst rapporteerde ds N. D u u r s e ma over de samenwerking tusschen de inheemsche kerken en de zending.

De Synode vereenigde zich zonder discussie met de volgende conclusies:

lo. de. handelingen der deputaten voor de zending onder Heidenen en Mohammedanen in betrekking tot deze zaak goed te keuren; en hun evenals de Bijzondere Vergadering op Midden-Java dank te zeggen voor het door hen overgelegde ontwerp eener Regeling van het verband tusschen Javaansche Kerken en Zending;

2o. uit te spreken, dat naar haar oordeel dat verband behoorlijk geregeld kan worden, zooals in deze Regeling wordt bepaald; waarbij echter in artikel 11 de toevoeging moet gemaakt in den tweeden zin na „Der deputaten": „voor zoover zij geen lid van een dezer beide vergaderingen zijn";

3o. aan de Bijzondere Vergadering van missionaire Dienaren des Woords op Midden-Java ten Zuiden op te dragen namens haar dit concept aan te bieden aan de Synode der Javaansche Kerken op Midden-Java, met haar daarvoor voor zooveel dat noodig zal blijken in overleg te treden, en, wanneer deze Javaansche Synode zich met dit concept kan vereenigen, met haar deze Regeling aan te gaan;

4o. de Bijzondere Vergadering te machtigen, om bijaldien mocht blijken, dat de Javaansche Synode eenige wijzigingen in dit concept begeert, die wijzigingen aan te brengen, na hiervoor in overleg te zijn getreden met de te benoemen deputaten voor de zending en de instemming dezer deputaten met de voorgestelde wijzigingen te hebben verkregen;

5o. aan de te benoemen deputaten voor de zending op te dragen, van deze besluiten aan de genoemde Bijzondere Vergadering mededeeling te doen en voorts alles te verrichten, wat tot de invoering en uitwerking dezer Regeling bevorderlijk kan zijn.

Ds A. S c h e e 1 e bracht hierna rapport uit over de financiën der zending, waarover het laatste hoofdstuk van het zendingsrapport handelt. Tevens kwam hierbij in behandeling een brief van den heer Soedarmo. Prof. dr F. W. Grosheide vroeg of het wel in orde is als iemand een gift geeft voor een bepaald zendingsdoel, daarvan 10 % in de generale kas te storten.

De rapporteur wees er op, dat het niet aangaat hier een incidenteele beslissing te nemen. Het voorstel is precies zoo uit de vorige acta overgenomen.

Prof. dr G. M. den Hartogh wees er op, dat de erflater mag geacht worden de besluiten der Generale Synoden te kennen.

Ds N. D u u r s e m a wees er op, dat het in de oude Zendingsorde door de Gen. Synode aldus is bepaald.

Prof. dr J. H. B a v i n c k v/ees er op, dat deze be' paling billijk is, omdat generale deputaten mede tal van zendingszaken financieren. Alle terreinen hebben gemeenschappelijke belangen en die worden uit de generale kas betaald.

Ds W. Breukelaar betoogde in gelijken geest.

De Synode vereenigde zich daarop met de volgende conclusies:

De Generale Synode besluite:

1. aan de te benoemen deputaten voor de zending de benoeming en instrueering van quaestores naar art. 26 der Zendingsorde op te dragen;

2. goed te keuren de handeling der deputaten, die aan ds E. Verwiebe zonden een gift groot ƒ 1000, —, volgens besluit van de Gen. Synode van Amsterdam 1936;

3. aan de te benoemen deputaten voor de zending geen opdracht te geven om wederom de uitgave van „De Macedoniër" met subsidie uit de generale kas te steunen;

4. aan de te benoemen deputaten voor de zending vrijheid te geven den heer Soedarmo te steunen in zijn studie tot predikant, met een som van' ten hoogste ƒ300, — per jaar, indien zij dit gewenscht achten en onder stipulaties door deputaten vast te stellen;

5. goed te keuren, de handelingen der deputaten betreffende de boeken der balanswaarde van de gebouwen in Indië;

6. goed te keuren de handelingen der deputaten inzake bewaring van gelden en effecten;

7. goed te keuren, wat deputaten deden in betrekking van het pensioen- en repatriatiefonds;

8. vriendelijk dank te zeggen aan de heeren W. Arntzen, J. van de Grampel en P. Ingwersen, die geheel belangeloos de administratie in al haar omvang hebben nagezien in de jaren 1936 tot 1938;

9. de te benoemen deputaten te machtigen mede te Werken tot een billijke oplossing van de liquidatie van do Java—Soemba-film en dat. in overleg met de onderscheidene zendingen, die vroeger van dit comité gelden ontvingen;

10. met bijzonderen nadruk al de kerken op te wekken zich getrouw te houden aan de bepaling, dat van alle inkomsten ook van inzamelingen voor een bijzonder zendingsbelang en van ontvangsten met nader bepaalde bestemming, 10 % moet worden gestort in de generale kas;

11. de te benoemen deputaten te machtigen namens de Gen. Synode zoo noodig één of meermalen een extracollecte aan de kerken te vragen ten behoeve van de generale' kas, welk verzoek mede door de leden van het moderamen dezer Synode zal worden geteekend;

12. aan de te benoemen deputaten voor de zending de machtiging te verleenen 'evenals de vorige Synode dit deed, in geval van besliste noodzakelijkheid ter voorkoming van stagnatie in den gang van zaken, kasgeld op te nemen voor rekening van de gezamenlijke kerken tot een maximum van ƒ25.000, —;

13. goed te keuren de door de deputaten gedane betalingen hunner onkosten;

14. de deputaten voor de zending onder de Heidenen en Mohammedanen voor den arbeid naar ax't. 18 der Zendingsorde te déchargeeren en aan hen en in het bijzonder aan de beide quaestores ds W. Breukelaar, dr W. G. Harrenstein en ook aan ds J. Krüger, die een tijd als Ie quaestor heeft gefungeerd, dank te betuigen voor de in dezen verrichte gewichtige diensten.

Prof. dr J. H. B a v i n c k bracht hierna het eindrapport over het zendingsrapport uit, waarin van rijken zegen wordt gewaagd, die stemt tot huivering en dankbaarheid. Want het werk werd met bezoedelde handen verricht. Zendingsdeputaten hebben met wijsheid en voorzichtigheid hun werk verricht en inzonderheid past een woord van warmen dank aan ds W. Breukelaar, die 40 jaar als scriba deze deputaten heeft gediend. Zijn arbeid is voor de zending van opbouwende beteekenis geweest. God moge hem bij het klimmen der jaren zijn liefdevolle gemeenschap al meer doen smaken.

De commissie stelde voor de handelingen van deputaten goed te keuren en hartelijken dank te betuigen aan deputaten met name aan het moderamen en de quaestores, groeten en heilbeden der kerken in het vaderland aan te bieden aan alle broeders en zusters, die op Midden-Java en Soemba arbeiden tot de verbreiding van Gods heerlijk koninkrijk en aan de kerkeraden der inheemsche gemeenten op deze beide terreinen.

De Voorzitter zich aansluitend bij het woord van dr Bavinck huldigde ds Breukelaar voor zijn moed, beleid en trouw de zending bewezen en bad hem eveneens Gods licht toe in den avond van zijn leven.

Ds W. Breukelaar, dankend voor deze goede woorden, dankte de Synode en de kerken voor het in hem gestelde vertrouwen en verklaarde, dat het werk hem geen last maar een lust was.

Dr H. K a a j a n rapporteerde vervolgens over enkele appèl-zaken in betrekking tot de Zendingsorde.

Christelijke en neutrale vakorganisaties.

Prof. Dr K. D ij k rapporteerde hierna over een schrijven van de broeders A. de Lange en A. Ving e r 1 i n g, beiden te Goes, die vragen, dat de Synode uitspreke de noodzakelijkheid van Chr. organisatie voor maatschappelijke aangelegenheden ook voor werkgevers en middenstanders en ten tweede over de verkiesbaarheid tot het ambt van hen, die weigeren zich christelijk te organiseeren, maar in z.g. neutrale of algemeene organisaties georganiseerd blijven. Tevens kwam hierbij in behandeling een schrijven van de heeren A. Stapelkamp, H. Amelink en enkele andere vooraanstaande leiders der Chr. vakbeweging, dat eveneens de aandacht der Synode voor deze zaak vraagt.

De commissie wees er op, dat de Synode zich slechts over de principiëele zaak kan uitspreken en alleen de geestelijk-zedelijke beginselen kan aangeven. Zij kan niet optreden als propagandiste voor welke organisatie ook en is evenmin aansprakelijk voor de geste van welke Chr. vakorganisatie ook. Te meenen, dat de Synode van Leeuwarden 1920 zich alleen heeft uitgesproken voor Chr. vakorganisatie voor arbeiders, en niet voor boeren, tuinders, middenstanders en werkgevers, is een misvatting.

De commissie wenscht er op te wijzen, dat de kerken bij de verkiezing van ambtsdragers niet verder kunnen gaan dan te letten op de eischen van de H. Schrift met name zooals die worden gegeven, bijv. in de brieven van Timotheus en Filemon. Natuurlijk past bij het nomineeren van ambtsdragers voorzichtigheid, want zij, die niet rekenen met de beslissingen der Synodes kunnen kwalijk anderen vermanen. In dien geest stelde de commissie enkele conclusies voor.

Een breede discussie ontspon zich.

Prof. Grosheide gaf een uiteenzetting van de geschiedenis op de Synode van 1920, toen spr. rapporteur was.

Spr. wees er op, dat op het gebied der werkgevers tal van terreinen zijn, waar alle Chr. organisatie ontbreekt. Ook vergete men niet, dat de zaali hier van één kant ter tafel komt. Daarom past voorzichtigheid en ga men niet verder dan het thans voorgestelde.

Dr W. A. V. Es zou gaarne eenige wijziging in de voorgestelde conclusies zien aangebracht.

Dr J. T h ij s wenschte eveneens een wijziging in de tweede conclusies.

Ds W. H. V. d. V e g t wees op de buitengewone moeilijkheden, die men in Goes op dit terrein heeft. De Goessche adressanten willen verder gaan dan in de conclusies wordt voorgesteld.

Spr. zou gaarne iets positiefs over de Chr. vakbeweging in de conclusies willen opgenomen zien. We staan hier voor ontzaglijke moeilijkheden, naar spr. uit zijn omgeving met voorbeelden illustreerde. De Chr. vakbeweging staat niet onder Geref. invloed en meerdere van haar voormannen zijn de ethische beginselen toegedaan. Spr. zou gaarne een conclusie er tiij willen zien voorgesteld, waarin uitgesproken wordt, dat de leden der Chr. vakbeweging zich in alles moeten laten leiden door Gods Woord.

Ds W. L. M i 1 o vroeg een nadere inlichting over wat de rapporteur bedoelde met meer technische vereenigingen.

Dr D. J. de Groot sloot zich aan bij dr v. Es en dr Thijs.

Ouderling J. v. Woerden oordeelde, dat de Synode zich positief moet durven uitspreken, ook als er geen Chr. organisatie is, mogen we ons niet aansluiten bij organisaties, die in woord en daad ingaan tegen wat Gods Woord duidelijk leert en gebiedt.

De Voorzitter accentueerde eveneens, dat hier groote voorzichtigheid past, waarbij prof. dr J. W a t e- rink zich aansloot, enkele voorbeelden daarbij ter illustratie gevende.

De kerk heeft de dingen niet te regelen. Ieder moet eigen plicht verstaan en men gebruike de kerk niet om alle moeilijkheden op te lossen. Daarvoor zijn de dingen te gecompliceerd en daarvoor is de kerk niet.

We zijn ook nog Nederlanders en moeten ons aan samenwerking in nationaal opzicht niet onttrekken.

Hierna beantwoordde de rapporteur de gemaakte opmerkingen.

Men vergete niet, dat de ingekomen stukken betrekking hebben op de beslissing van de Synode van 20. Toen is een beslissing genomen en daarbij sluiten de voorgestelde conclusies aan. Er is over de uitspraak van Leeuwarden misverstand ontstaan. Te meenen, dat Chr. vakorganisatie alleen voor arbeiders is en niet voor werkgevers, is een gedachte, die spr. nadrukkelijk wraken wil.

Als de voorgestelde beslissing dienen kan om de Chr. vakbeweging te steunen, zal spr. daarvoor God danken.

Met de opmerking, dat we toch ook de nationale eenheid in het oog moeten vatten, zij men voorzichtig. Men . heeft ons wel tegengevoerd, dat we met de Chr. school de nationale eenheid gebroken hebben.

De commissie heeft zich onthouden van het noemen van voorbeelden en spr. weet van de dingen, die ds Milo genoemd heeft. In chr. sociale organen verschijnen wel artikelen, waarin o.a. gewraakt wordt, dat vooraanstaande figuren in de Geref. jeugdbeweging in neutrale organisaties zijn georganiseerd. Men hebbe hier een open oog voor de moeilijkheden en schrijve zulke artikelen niet, ook al worden ze ingegeven door liefde voor de Chr. vakbeweging. Een conclusie er bij maken als ds V. d. Vegt voorstelde, zou beteekenen, dat de kerk zich begeven zou op een terrein, dat het hare niet is. De voorstanders der Chr. vakbeweging vrage van de kerk toch niet meer dan haar taak is. Als dit debat en de conclusies deze vakbeweging tot steun kunnen zijn, zal spr. zich hartelijk verheugen.

Bij de replieken wees prof. dr V. H e p p er op, dat men wel onderscheiden moet tusschen kerk en maatschappij. De indertijd uitgegeven brochure van de zijde der Chr. vakbeweging „Ken uw belijdenis", gaat te ver. Voorzichtigheid blijft geboden en men bedenke, dat de Synode niet precies kan aangeven hoe in de maatschappij gehandeld moet worden. De Synode moet niet verder gaan dan uitspreken, dat de kerken hebben toe te zien, dat de leden in hun persoonlijk en hun georganiseerd leven hebben te wandelen naar den Woorde Gods. In concrete dingen kan de kerk geen uitspraak doen. Spr. zou het willen houden bij de conclusies van Leeuwarden en wil waken, dat de kerk haar bevoegdheid niet te buiten gaat.

Dr H. K a a j a n verhaalde van de ervaringen in eigen gemeente. Spr. acht willekeur aanwezig en zou gaarne zien, dat de kerkeraden één lijn trokken.

Prof. dr K. Schilder acht als hij het wèl ziet, twee stroomingen aanwezig, de één wil blijven bij Leeuwarden en de andere wil de mannen der Chr. vakbeweging een steun geven. Beide stroomingen hebben een stukje van het gelijk aan hun zijde. De oude antithese, waarmede Kuyper Sr ons zulk een machtigen dienst heeft bewezen, is bezig wat af te slijpen. De kerk moet een positief geluid laten hooren, al kan zij niet bepaalde maatschappij-vormen aangeven. Misschien is het mogelijk door in de 2e conclusie een wijziging te brengen het juiste in beide stroomingen te vereenigen. Spr. geeft zulks in nadere overweging.

Dr W. A. V. Es kan het betoog van prof. Dijk niet onderschrijven. Spr. vindt Chr. organisatie voor werknemers noodiger dan voor werkgevers, omdat de organisatie van werknemers in den politieken strijd een wapen is en meermalen was. Waarin bestaat de Christelijkheid van de vakbeweging? In het propageeren van de Chr. beginselen is de Chr. vakbeweging er nog niet, naar spr.'s oordeel.

Ds N. Duursema heeft het betoog van den rapporteur met genoegen gehoord. We moeten, aldus spr., op alle terrein Christelijk denken, handelen en spreken. Ook op organisatorisch gebied. En die eisch mag niet verslappen, omdat we staan temidden van een vaak nietchristelijke wereld. Alle neutraliteitsgedachte moet verworpen. Ook al zijn er dingen, die we onjuist achten, daarom mogen we nooit in het allerminst de gedachte voet geven, dat we ons neutraal mogen organiseeren. Daarin gaat spr. met den rapporteur mee. Maar overigens mogen we de consciëntie der menschen niet zonder noodzaak binden. De dingen staan in alle plaatsen niet gelijk. Zoo is het toch ook inzake de tuchtoefening. Spr. wilde de tweede conclusie doen vervallen en de derde bekorten.

Prof. dr J. W a t e r i n k oordeelde, dat er tusschen h3m en den rapporteur geen principieel verschil is. Spr. verdedigde nader zijn gevoelen en wees er op, dat er t.a.v. de Chr. school een uitdrukkelijk gebod is. De vaderen hebben er op aangedrongen, dat de Overheid een nationale en een Chr. school ons volk geven zou. En overigens staan de dingen niet gelijk. De practijk is in verschillende organisaties zoo geheel anders. Spr. wees op het Groene Kruis, waarin tal van Geref. dominé's medewerken. Neem ook de Coöp. Boerenorganisaties. Dat alles heeft niets met de antithese te maken. Zij is er. Maar dank zij Gods genade heeft de Satan nog niet op elk gebied de klove doorgetrokken. Waar het mogelijk is beware men de eenheid totdat het niet meer kan en de eenheid van Gods volk geldt boven die van de natie. De kerk moet het Evangelie prediken en de Christenen moeten op elk terrein hun roeping vervullen. Spi\ wil met de uitspraak van Leeuwarden volstaan.

Ds G. D i e m e r oordeelde, dat kerk en vakorganisatie vanmorgen een goede beurt hebben gehad. Het debat was geen verloren tijd. De strijd is de laatste jaren niet het minst op sociaal terrein gestreden en de Chr. vakbeweging heeft gestaan in ons land voor de zaak van het Koninkrijk Gods. Spr. wees op den eisch, dien

.416, . de confessie stelt voor het kerkelijk leven. De uitspraak van Leeuwarden—1920 moet in haar verband gezien worden. Spr. sloot zich aan bij het woord van prof. Waterink. Men zie de positieve uitspraak van 1920 in het juiste licht en ga niet verder. Want anders zou men moeten komen tot den eisch van Geref. vakorganisatie. Spr. wil waarschuwen tegen die organisaties, die ingaan tegen wat Gods Woord leert.

Hierna diende prof. D ij k van dupliek. Wat prof. Hepp zeide, gaat eigenlijli in tegen Leeuwarden, waarvan deze hoogleeraar eigenlijk at wil. Maar zóó moeten we de zaak niet stellen. Nimmer is tegen de uitspraak van Leeuwarden een gravamen ingediend. De commissie heeft in haar conclusies niets anders gedaan dan de uitspraak van Leeuwarden verduidelijken. Spr. verdedigde nader de voorgestelde tweede conclusie, die den kerkeraden tot steun kan zijn. Men ga niet opzij omdat er dan moeilijkheden komen bij tuchtoefening en nomineering van ambtsdragers.

Men mag niet elke vereeniging, die neutraal wordt genoemd, veroordeelen, want er zijn technische vereenigen waar Gereformeerden op hun plaats zijn. Natuurlijk komen in een gemeenschappelijke organisatie stroomingen voor. Maar als men een pleidooi houdt voor nationale eenheid wil spr. het doen voor de Christelijke eenheid. De kerk heeft tot taak en roeping te doen wat zij kan. Dat onderschrijft spr. met prof. Schilder gaarne. Spr. wil met dr v. Es niet discussieeren over de vraag of Chr. vakorganisatie noodiger is voor arbeiders dan voor werkgevers. De werkgeversorganisaties hebben zich ook wel aan liberale zijde in den politieken strijd geworpen.

Spr. ontkent tegenover ds Diemer, dat de voorgestelde conclusies de consciëntie binden.

De commissie heeft geen oogenblik beweerd, dat waar dit kan, de nationale eenheid moet worden bewaard. Maar met dit argument heeft men vaak de Chr. organisatie gediskwalificeerd. Spr. deed een dringend beroep op de Synode, om de voorgestelde conclusies toch niet te verwerpen!

De conclusies kwamen nu één voor één in behandeling.

Dr T h ij s ontwikkelde bezwaren tegen de eerste conclusie. Ook ds D. Hoek achtte die conclusie veel te algemeen.

Prof. D ij k verdedigde nader deze conclusie, die voor spr. zeer duidelijk is.

Prof. dr D. N a u t a stelde een redactiewijziging voor, waardoor aan de bezwaren van dr Thijs werd tegemoet gekomen.

De Synode besloot de conclusies naar de commissie te retourneeron om een nieuwe formuleering te overwegen in het licht van de gevoerde besprekingen.

Hierna bracht prof. dr F. W. Grosheide rapport uit over het rapport van den quaestor der Synode van 1936. Het rapport werd goedgekeurd en de quaestor gedechargeerd, terwijl ta.v. een bepaalde zaak een nader onderzoek zal worden ingesteld.

Nadat dr W. A. v. Es over een bezwaarschrift had gerapporteerd, ging de Synode ten besluite nog even in comité-generaal.

Dinsdagmorgen komen de zaken van de Theol. School aan de orde, minus de kwestie van het jus-promovendi.

De vijftiende zitting.

In de Dinsdag te Sneek gehouden vijftiende zitting was burgemeester A. Warnaar van Hazerswoude voor het eerst aanwezig als primus-afgevaardigde van Zuid- Holland-Noord. Door op te staan van zijn zitplaats, betuigde hij instemming met de belijdenisschriften.

Ingekomen was een schrijven van ds S. J. P. Goossens te Amersfoort, die er sterk bij de Synode op aandrong zijn zaak niet tot een verdaagde Synode aan te houden, zulks om allerlei stoffelijke en geestelijke redenen.

De Voorzitter stelde dit schrijven in handen van de desbetreffende commissie.

Ds W. H. den Houting deelde mede, dat de commissie zelf ook gaarne zulks willen zou, maar dat daarvan geen sprake kan zijn, wijl het rapport nog lang niet gereed is en de zaak toch zoo goed mogelijk moet worden geregeld.

De commissie zal den brief van br. Goossens nader bezien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's

KERKNIEUWS

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 29 september 1939

De Reformatie | 8 Pagina's