EVEN PARKEEREN.
Een vader begraaft 2ijn zoon., .')
Mijn dierbaar kind! Het is met groote zorg en innige droefheid, dat ik de pen opaieem om je deze regels te schrijven. Ik voel dat ik niet lang meer zal leven en durf daarom niet wacliteii niet dezen brief, sclaoon bet sclirijven daarvan mij' zwaarder valt dan ik kan zeggen. Ais ik terugzie op mijn levensweg, dan moet ik verklaren met Jakob: ik ben gei-inger dan de weldadiglieid' en trouw, die Gij aan uw luieclat gedaan hebt. Reeds in mijn jeugd Iieeft de Heere Zich aJs de trouwe Verbondis-God aan mij doen kennen, Plij' gaf mij het geloof om al Zijn weldaden aan te nemen. Die weldaden waren vele! Als wij soms bij het huisorgel den psalm zongen: Vergeet niet één van Zijn weldadigheden, dan schoot mij het gemoed vol. Zeker, ik heb zorg gekend, toen ik als klein zakenman achter de kar hep. God schortk mij ech
ter in je moeder een kostelijlie gade, zij was niet één van die moderne vrouwen, die 'vrees Iiebben voor het Idnderbed, die veel eischen en weinig geven, zij was een ware Maniiinne en zjjl is nog mijn Hulpe in mijn levensavond. Ik weet wel, dat het tegenwoordig in de kringen, waar jij wel vertoeft, mode is, te smalen op die sloofjes, maar de Schrift zeot: wie zulk een vrouw gevonden heeft, heeft een goede zaak gevonden en hjj lieeft oen welgevallen .getrokken van den Heere. Haar zachtmoedige en stille geest heeft haar weleens belachelijk gemaakt bij de menschen, maar was kostelijk voor God. Toen later de .Heere ons bedrijf zegende en ons vermogen deed wassen, hebben wij dat alles uit Zijn Hand aangenomen. Wiji hebben den Heere niet eerst rekenschap gevraagd van de wijze, waarop het Hem behaagt Zijn schatten over de menschen te verdeelen, maar wij hebben met Hanna en Maria Zijn Naam geloofd; De Heere maakt rijk! Al heeft er ook bij uw vader en moeder aan het leven der dankbaarheid veel ontbroken, toch mogen wij zeggen met den apostel: door de genade Gods ben ik dat ik ben. God heeft uw vader bewaard en staande gehouden, zoodat ik met een erbroken hart mag danken: ik ben van mijn God iet goddelooslijk afgegaan. De Heei'e schonk on.*! n uw broeder en zuster twee huwelijkspanden, ie met ons een even dierbaar geloof deelachtig ijn. Alleen gij, mijn oudste, het begin mijner heerijkheid en het begin mijner sterkte, gij zijt de mart van ons leven geworden. Je waart altijd een entimenteel ventje, zooals men dat uitdrukt, je
had-t altijd erg veel medelijden met je zelf en erg veel met jezelf op. Maar je vader in! de ziel te grieven en je moeder op het hart te trappen, daar kon je sentimenteel zieltje wel overheen. Dat je maatschappelijk mislukt bent, twaalf ambachten en dertien ongelukken gehad hebt, kan ik je vergeven. Ik heb met vreugde voor je gewerkt, ook toen verval van krachten mij tot rusten maande, ik heb voor je vrouw gewerkt, die je wel trouwen maar niet onderhouden kondt, ik zou voor je kinderen gewerkt hebben, maar helaas die hebt jullie niet gewild. Dat alles was mij niet te veel. O, dat ik het had mogen beleven, dat je als de Verloren Zoon waart teruggekeerd, hoe had mijn ziel gejubeld; deze mijn zoon was dood, maar is weder levend geworden! Maar jij verachtte het beste kleed, een uniform noemde je dat. ; Mijn Kind, ik sta nu met den voet in het graf. Straks zal je zeggen: de mortibus nil nisi bene, want je doet graag dik! Laat ik je nog eenmaal mogen waarschuwen. Jullie praat tegenwoordig weer over genade, alsof genade een toevlucht zou bieden aan een verbondsbrefcer. Laat ik je zeggen, dierbaar Kind, dat er geen genade is die ns leert de weldaden Gods te verachten. Genade eert ons één ding: de weldaden aan te neen met een kinderlijk hart. Mijn zoon, hoewel itterlijk bedroefd van ziel, ben ik toch niet ganscli
zonder hoop voor je. Niet, omdat je au fond een goede jongen bent en het toch zoo- best bedoelt. Neen, je bent een slappe, eigenwijze jongen, leen ongeloovig en ongehoorzaam kind. Maar er is iets, dat jij honend — God moge je deze lastering vergeven — het systeem van den Burgerlijken Stand noemt. Gods "Woord noemt dat Het Verbond. Aan dien Verbonds-God, in Wiens driemaal heiligen Naam je bent gedoopt, draagt je stervende vader je op! Daarin is al mijn lust, hoewel Hij het nog niet deed uitspruiten.
1) Naar aanleiding van het boek van H. M.-van Randwijk: Een zoon begraaft zijn vader. Uitgave- G. F. Callenbach N.V., Nijkerk.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van vrijdag 13 oktober 1939
De Reformatie | 8 Pagina's