GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

HOOFDARTIKEL

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

HOOFDARTIKEL

9 minuten leestijd Arcering uitzetten

De Soefi-beweging.

De eeredienst der Universeele aanbidding, die Inayat Klian hoeft ontworpen, is bestemd om personen van versclüliende godsdienstige overtuiging nader tol elkander te brengen en met elliaar te doen samengaan. Ze is voor den ecliten Soefi liot ware nog niet. De Soefi's zullen niet alleen genoegen nemen met den uitwendigen kant van do Soefi-boodsch'ap, maar zij zullen behoefte hebben aan den esoterischen kant en verlangen naar de inwijding. Deze inwijding is voor hen „die zoekende zijn naar de verwezenlijking van een dicpei- leven", i)

Wat hieronder precies verstaan moet worden, wordt nader verduidelijkt in: Een inleiding tot het Soefisme (uitgave 1921, Soefi-uitgeversmaatschappij) deel 4. Inwijding heeft in de eerste plaats te maken met de verhouding tusschen den leerling en den meester, den moeried en den moersMd. Dö leerling moet den meester beschouwen als den raadgever op „het geestelijk pad". Deze meester geeft den leerling echter niets en leert heim ook niets; want „hij kan niet geven wat deze reeds bezit; hij kan hem ook niet leeren, wat de ziel van den leerling altijd geweten heeft". ^) Het eenige wat de meester doet voor den leerling is, dat hij ham toont hoe hij zich een weg moet banen naar het licht binnen in hem. Nu is dat doel volgens do Soefis ook wel te bereiken zondör een specialen gids, doch wie dat doet, vaart dan als oen schip over den oceaan zonder kompas. Als men wordt ingewijd, houdt dat dus in, dat men zich toevertrouwt aan een betrouwbaren gids.

Men kan niet meer dan één meester volgen. Wie zijn licht tegelijk bij twee verschillende leeraren opsteekt, kan nooit iets goeds bereiken. Dit wordt op de volgende manier duidelijk gemaakt: „Dit zou zijn als het reizen in twee booten, met één been in de ééne, en met het andere been in de andere boot. Wanneer dan iedere boot haar eigen weg volgt, al ontmoeten zij elkander bij hetzelfde doel, zal toch de reiziger in zee verdrinken." •')

Ieder, die dus ingewijd wenscht te worden in de Soefi-orde, moet daarmee verklaren, dat hij Bereid is haar leeringen en doeleinden te aanvaarden én dat hij nu ook andere lee'ringen zal willen prijsgeven.

Met welk doel moet men de inwijding vragen? Om God te kennen en met Hem in gemeenschap te zijn. Om het vuur van de goddelijke liefde te ontsteken. Om in staat te zijn het handschrift der natuur te lezen en in de ongeziene wereld te schouwen. Om te leeren zichzelf te beheerschen. Om de toorts der ziel aan te steken en het vuur dtes harten te doen ontvlammen.

De inwijding wordt dus niet gevraagd uit nieuwsgierigheid, om te zien, wat er in een geheime orde gebeurt. Ook niet om daardoor een prachtige positie in de maatschappij te kimneu verkrijgen. Ook niet om flink wat critiek te kunnen geven op degenen met wie men in nader contact zal komen.

Een belangrijke Vraag, die nog voor beantwoording overblijft is deze, waarom de inwijding geheim is. Waarom moet de Soefi-leer niet wijd en zijd verspreid worden? Inayat Klian zegt daarover dat elke leer verkeerd kan uitgelegd en verdraaid voorgesteld en belachelijk gemaakt kan worden. Om dat te voorkomen moet er wel geheimhouding bestaan met betrekldng tot het onderwijs dat aan de echte Soefi-leerlingen gegeven wordt. Toch is het aan den anderen kant niet zoo dat de geheimhoud'ing van een zeer streng karaliter is. De boeken die door het hoofdkwartier van de Soefi-beweging worden uitgegeven, bevatten vejel elementen die ook door de Soefi-loerlingen nader overdacht worden, en die besproken worden in de samenkomsten die de Moersliid! heeft met zijn moerieds.

Wanneer de leerling besloten heeft de inwijding te vragen en haar te ontvangen van den Moershid, moet hij tijdens zijn leerlingschap vermijden: o.m. spiritualistische proeven te nemen; spiritistischte séanoes te houden; het karakter der menschen te beoordeelen en te voorspellen. Hij moet daarentegen toonen de gewenschte discipline te bezitten, een eerbiedige houding tegenover den moershid te willen aannemen. Hij moet ook matig zijn, begeerte naar eenzaamheid kennen, een rein leven zooken en leven in ononderbroken geestelijke meditatie.

Het ideaal voor den Soefi-leerling is dus niet om de kennis die hij verliregen heeft uit te dragen, maar om zichzelf daarin te verheugen en zich daarin steeds meer te verdiepen.

Meer dan eens is natuurlijk aan Inayat Khan de vraag gesteld, of de Soefi-boodschap dan niet gebracht moet worden aan alle menschen en of het wel verantwoord was de menschen onkundig te laten van den „rijkdom" van deze leer.

Merkwaardig is de gedachte, die Inayat Khan dienaangaande ontwikkeld heeft. Hij stelt het zóó voor, dat de wereld en de menschen die er lin wonen, slapen. Slechts enkelen zijn ontwaakt; dat zijn de Soefi's, die inzicht gekregen hebben in den wonderen samenhang van al de wereldgodsdiensten.

Waarom wekken de ontwaakte zielen de menschen nu niet uit den slaap? Wel „het is niet raadzaam kleine kinderen, wier eenig geluk bestaat in sluimer, te wekken. Hun groei hangt af van hun slaap. Kinderen moeten slapen. Daarom wandelen do ontwaakte zielen — de Soefi's — langzaam en zachtjes uit vrees, dat hUn voetstappen den sluimer der slapenden zouden verstoren. Zij wekken op hun weg slechts degenen, wien de reizigei-s op het geestelijk pad' rustig de hand kunnen reiken. Het is niet onvriendelijk om enkelen te wekken en velen te laten slapen, doch aan den anderen kant is het zeer vriendelijk om hen die slaap noodig hebben te laten sluimeren." *)

De noodzakelijkheid van het leerling-worden en leerling-zijn is niet bepaald een nieuwe vinding van Inayat Khan. Deze beschouwing is voor een heel belangrijk deel te vinden in vele sj'stemen van Oostersche wijsgeeren. Men denke slechts aan de artikelen die indertijd in dit blad vertaald, verschenen over: De ridderlijke kunst van het boogschieten in Japan. *)

Inayat Khan mag wel de gedachte zijn toegedaan, dat er ook op dit punt een overeenstemming mogelijk is tusschen de Oostersche godsdiensten en het christendom, dit is toch eengroote

vergissing van hem en zjjn aanhangers. Als hij ook in het christendom dergelijke gedachten van wea^eldmijding en sterk doorgevoerd individualisme vindt, dan heeft hij toch met een karikatuurbeeld van het christendom te doen.

Da Heilige Schrift wil juist van deze wereldmijding, die een gevolg is van valsche mystiek, niets weten. Als de christen zich in zijn eigen kringetje opsluit, en daar zoekt de hoogste geestelijke genieting die Mer op aarde verkregen kan worden, en als hij de gemeenschap der heiligen — da kerk — versmaadt om zich een gemeenschap te vormen van enkele ingewijden, die geacht worden op hetzelfde geestelijk niveau te staan, dan zal het Woord Gods over zulk doen oen zeer scherp oordeel uitspreken. Het nieuwe verbond brengt al de geloovigen, klein en gl-oot, juist samen in de breede gemeenschap der kerk. Deze gemeenschap wordt door Jezus Christus begeerd en gezoclit. Het .geloof van den christen zal dan ook niet versterkt worden, als hij zich terugtrekt in een eigen kringetje om daar allerlei „geestelijke" bespiegelingen te houden, maar als hij zich voegt in gehoorzaamheid onder het ambt en zoekt de gemeenschap van de heiligen, de samenkomst van de gemeente, als hij zich onderwijzen en vermanen laat in gewilligheid door de wettige ambtsdragers, die in opdracht van den Koning der Kerk het Woord Gods hebben te brengen.

Overal waar de neiging bestaat om het werk- Gods hl de kerk te verachten, om vervolgens over datzelfde werk zich te verblijden in eigen aparte groep en formatie, daar is de rechte weg verlaten, en daar is het christendom van het fundament waarop alleen maar gebouwd kan worden afgegleden. Daar is het mogelijk om te spreken over aansluiting van Oosten en Westen, om te zoeken den samenhang van Oostersche en Westersche mystiek, — valsche mystiek dan.

Doch waar, zooals het naar de Schrift behoort te geschieden, de nadi-uk gelegd wordt op de waarde van de belijdenis en op de wettigheid van het ambt in 's Heeren kerk, op het gezag van het Woord Gods en bovenal op de kerk als Christus' lichaam, daar is het aanstonds duidelijk, dat hier geen overeenstemming mogelijk is. ^) Heel dit gedachten-schema, zooals het door Inayat lOian gegeven is, gaat buiten de Heilige Schrift om. We gelooven toch dat de Bijbel ons geeft de grondregels voor de gemeenschapsoefe^ ning met God, maar deze zijn anders, radicaal anders, dan die van de Soefi-beweging.

De kerk des Heeren heeft ook een opdracht te vervullen. Jezus heeft tot zijn discipelen gezegd, vlak voor zijn Hemelvaart: Gij zult mijn getuigen zijn, zoo te Jeruzalem als in geheel Judea en Samaria, en tot aan het uiterste der aarde. (Hand. 1:8b) en ook dit: Gaat dan henen, onderwijst al de volken, dezelve doopende in den naam des Vaders en des Zoons en des Heiligen Geestes, leerende hen onderhouden alles wat ik u gebodeH heb. (Matth. 28:19).

Aan de kerk zijn de woorden Gods toevertrouwd. Maar niet om zich daarmee af te zonderen van

140 de wereld, niet om een geheimlee'r ei'van te maken, maar om het Ie doen hooren: Ontwaakt, gij die slaapt en staat op uit de dooden en Gliristus zal over u lichten. (Ef. 5:14).

Het is in het gehocl niet - vriendelijk om anderen lo laten slapen. Integendeel, het is plicht en gebod om de wereld te roepen tot geloof en bekeering, tot de gemeenschap der kerk die haar zahgheid verwacht van Jezus Christus. Het is dringend noodzakelijk om te zeggen: Laat u met God verzoenen. Anders zult ge omkomen. Anders zult ge verloren gaan.

Op dit punt is Inayat Khan met zijn Soefiboodschap dus al heel ver afgeweken van wat Gods Woord ons leert. Hier staat het christendom lijnrecht tegenover de Oostersche godsdienstige beschouwingen. Zij staat er met het woord van Petrus: Want wij kunnen niet laten te spreken hetgeen wij gezien en gehoord hebben. (Hand. 4: 20). Zij moet brengen aan Jood en heiden, aan den primitieven menscli en aan den cultuurmcnsch, aan al de „slapers" de prcdildng van dien eenigen naam die er tot zaligheid gegeven is.

Het een staat met het ander in verband. Wie de kerk als de van God gekozen gemeenschap voorbijloopt, om daar iets anders voor in de plaats i te stellen, kan komen tot wereldmijding en wereldverwaarloozing, maar wie de plaats der kerk ziet \ bij het licht van de Schrift die zal zich ook willen bezinnen op de roeping der kerk in een wereld vol ongeloof.


1) Inayat Khan, de Boodschap en de Boodschapper, Soefi- Serie no. 1, pag. 45. 2) a.w. pag. 67. 3) a.w. pag. 69.

4) a.w. pag. 72. 5) De Reformatie, 18e jaarg., pag. 251 v.v.

6) Men zie ook het opstel van Prof. Dr K. Schilder in: Tusschen Ja en Neen: Over ware en valsche mystiek, hfst. 8.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's

HOOFDARTIKEL

Bekijk de hele uitgave van vrijdag 2 februari 1940

De Reformatie | 8 Pagina's