GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

„DE VINGER GODS"?? OF SOMS:HET WOORD VAN JAHWE?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

„DE VINGER GODS"?? OF SOMS:HET WOORD VAN JAHWE?

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

Wat betreft het woord dat gij tot ona gesproken hebt wij zullen naar u niet luisteren, maar stellig alles doen om voor de hemelkoningin te rooken en haar drankoffers te plengen, gelijk wij gedaan hebben •• toen wij verzadigd werden met brood en het goed hadden en geen kwaad aanschouwden. Doch sedert wij opgehouden zijn met voor de hemelkoningin te rooken en haar drankoffers te plengen, hebben wij aan alles gebrek gehad en' zijn door hei-zwaard en den honger te gronde gegaan. Jer. 44 : 16-18 (vertalieg dr G. Ch. Aalders).

Hoe komt het toch, dat zich de mensch verhardt? De Prediker (8 : 11, 12) geeft op die vraag het antwoord: et oordeel over de booze daad volgt niet onmiddellijk; en vandaar komt het, dat het hart van den mensch vol is van kwaad doen. Saurin, waalsch predikant in Den Haag, heeft dit feit genoemd „la cause la plus générale de l'endurcissenment des hommes" (de algemeenste oorzaak van de verharding der menschen"-(Sermons, 1732, XX VU, 541). Hij stelt de •waag 1), of wij wel zouden blijven doorgaan met zondigen, indien er profeten in onze straten rondliepen, die met duidelijke vingerwijzing riepen: og veertig dagen, nog veertig dagen, en dan komt het! Zoo riep Jona in Ninevé. Of, indien het onder ons ging zooals met Ananias en Saffira: e hadden gelogen tegen den H. Geest, en zie, dadelijk vallen ze dood aan de voeten van Petrus, (542/3). Maar, zoo zegt hij, dat is geen regel, dien God volgt. Neen, God geeft vaak „uitstel": n dan komt de mensch op zijn verhaal. Zijn „verhaal" is: isbruik van Gods „goedertierenheid" (vgl. Rom. 2, K. S.). „On peut abuser du délai, que la miséricorde de Dieu accorde aux Pécheurs, on peut être, dis-je, dans cette disposition, ou en Demon, ou en Béte, ou en Pbilosophe, ou en Homme: ouer sa santé, sa prospérité, sa jeimesse a vomir des outrages contre Dieu, & inventer de nouveaux molens de le blasphemer, tandis qu'il diffère de punir celui qui se fait un plan de vie si affreux, c'est abuser en Demon du délai, que Dieu accorde aux pécheurs" (544). Dat is: en kan misbruik maken van het „uitstel", dat God geeft; en dit misbruik kan geraffineerd zijn: et stelt in de periode van het interim tussöhen zonde en straf een nieuw program op, om zich tegen Hem te stellen onder dui. velsche directie.

Saurin heeft zich met deze plaats uit Prediker 8 intensief bezig gehouden; hg komt er op terug, als hij spreekt over Genesis 15:16: e ongerechtigheid der Amorieten is nog niet tot haar hoogtepunt gekomen, en daarom laat Grod hen nog betijen (a. w. 357, v).

Maar we behoeven niet heelemaal naar de Amorieten toe, om een voorbeeld te vinden. We kunnen dichter bij huis blijven: ook de kerk maakt misbruik van het „uitstel" (zooals het van ons standpunt uit lijkt te

mogen heeten), het „uitstel" van de straf. Romeinen 2 legt met straffe logica de Joden, d.w.z. de grootheid, die tot Pinksterfeest toe had gegolden als de kerk, onder het vonnis van misbruikmaking van de distantie tusschen zonde en straf. En Jeremia heeft er ook kennis mee gemaakt.

Dat was in Egypte. Tegen zijn waarschuwing in, en onder pleging van geweld, had men hem meegevoerd naar Egypte, hem met Baruoh, zijn secretaris. De karavaan was aangekomen in Thaehpanhes, aan de Oos.t-" grens van Egypte. De reizigers, die Jeremia hadden meegevoerd, hadden zich over het Egyptische grondgebied verspreid. En daar was het weer gekomen tot dpn eeredienst aan de „Melècheth" (de koningin) des ' hemels, de hemel-koningin. Dat was een der afgoden, waaraan de heidenen zich hadden overgegeven; de bijzonderheden van dezen afgodendienst kennen we niet. Eeeds vroeger (7 : 16—20) had de profeet zich daartegen verzet: óó stellig was de toom van Jahwe tegen deze afgoderij, dat de profeet niet meer bidden saocht om afwending van het gericht (7 : 16).

Dat viras een merkwaardige coïncidentie: de afgodische eeredienst had reeds in de dagen van Davids koningshuis, onder het koningschap van Manasse, zich een plaats veroverd in de kerk. En Jahwe had daarover zijn misnoegen te kennen gegeven. Het Woord waS gepredikt: want de prediking wil den menschen alle onschuld benemen: zij is tussshen-schakel tusschen het kwaad, dat de gerichten wakker ixjept, en de executie van het vonnis. In Gods wijzen raad is dit interim tusschen oordeelsaankondiging en oordeelsexecutie dienstbaar aan den raad Gods aangaande de anapologeotstelling van zijn volk; d.i, van ^let ontnemen aan dat volk van alle onschuld. Dat interim nu wordt voor den profeet-herder tot „kairos" voor zijn voorbede: hij gebruikt het interim om als „herder onder Jaihwe" aan te dringen op vergeving. Maar hem wordt een openbaring gedaan, dat zulke voorbede ditmaal geen zin heeft: het oordeel zal zich voltrekken. En aangezien het doorgaan-met-zondigen ook een stuk van de straf is, daarom is de verharding van het volk in de interimsperiode, ook zelf een naderbij komen van het gericht.

Maar het volk begrijpt dat niet. Dat het iets niet . begrijpt, wil het evenwel zich niet bekennen: het meent, alles goed te begrijpen. Het legt het interim uit als een niet-interim. Het gaat immers góéd? Is er geen voorspoed in het land? Brood volop! In de eerste dagen van Jeremia's werkzaamheid scheen de zon van den voorspoed in volle kracht. En juist in die dagen werd de Hemelkoningin officieel vereerd. Maar toen waren de spelbrekers gekomen: Jeremia, en Josia; een profeet van. de orthodoxie, en een koning van de reformatie. De profeet was opgetreden toen Josia nauwelijlts 20 jaar oud was. En Josia had een zoogenaamde reformatie ingevoerd; over twee termijnen was diens restaiiratiewerk verloopen; en kijk, juist nadat Josia verscheiden was, was de ramp-Bpoed over Juda gekomen. Na Josia's dood was het met de politieke en economische ontwikkeling bergafwaarts gegaan. Dat was nu het resultaat geweest van den zoogenaamden reformatie-arbeid van dien rigorist Josia, die den eeredienst van de hemelkoningin had verboden. Was dat niet de vinger Gods?

Ja, ja, Eoen heeft over dien „vinger Gods" al heel jyat geschreven. Duurzame evenwichtsstructuren, ze golden als teeken van goddelijke gimst: goedkeurend kwam dan, naar men geloofde, de „vinger Gods" van onder de wolken vandaan. Plotseling optredende katastrofes, ze heetten een schot voor den boeg, of nog erger: de „vinger Gods" kwam, zoo gaf men dan toe, ditmaal dreigend, zoo niet straffend, van onder de wolken vandaan. Feiten spraken adaequate taal: de geschiedenis kondigde de normatieve proef op de som der historie af.

Maar ach, hoe men zich vergist! Wanneer spraken de feiten een simpele taal? Klare taal?

Jahwe heeft ook met deze laatste vraag het volk en vooral zijn redeneerende wijzen, gevangen in hun arglistigheid. Er is tusschen wat Jeremia „zonde" noemt en de door hem gedreigde „straf" een interim, een tusschenperiode; die wordt hun een aanleiding om het verband tusschen het een en het ander te ontkennen. Maar, ligt er dan ook geen interim tusscheij de „deugd" (zooals zij het zien) van den cultus der hemelkoningin en haar „belooning"? Waarom pleegt men den afgodendienst? Wel, waarom anders, dan omdat de aigodendienst „voordeelig" is en „loon" brengt? De afgoden inmaers laten zich betalen; men „koopt" hun gunst: de eeredienst levert „verdiend" voordeel op. Zoo is de logica van het heidendom. Maar ware ze juist, dan moest juist een periode van cultus van de hemelkoningin gevolgd zijn door voorspoed. Doch zie, het werd tegenspoed. Komt men uit den doolhof der feiten ooit uit zoolang men de feiten verklaart bij eigen licht ? Feiten hebben geen eigen licht.

Neen. Men komt er niet uit. Want niethetfeit, doch wel het Woord legt zichzelf uit. Zichzelf en óók het feit. Niet „de vinger" van „G o d", maar alleen het „W oord" van „J a h w e" leert ons wijsheid, en verdraagt een proef op de som der historie. Geen „v i n g e r", doch „W oor d". Geen „g o d", maar „Jahwe". Want Jahwe IS God. Hij alleen. Bekend i'it belofte en eisch.


1) De vraag' is door de Dordtsche Leerregels (III—TY) bevestigend beantwoord.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

„DE VINGER GODS

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 maart 1947

De Reformatie | 8 Pagina's