GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

GRONINGER BRIEVEN

10 minuten leestijd Arcering uitzetten

Amice frater.

De menschelijke taal is een wonderlijk ding.

Men verhaalt, dat de uitermate gewiekste Talleyrand heeft gezegd, dat de taal ons dient om onze gedachten te verbergen. Of hij het ook gezegd heeft, weet ik niet. Wel weet ik, dat het niet heelemaal juist is.

Talleyrand was de groote man van het Weener Congres, waaromtrent thans weer verschillende werken verschenen. Ik noemde er U indertijd reeds een, n.l. dat van Ferrero.

Op dat congres vergaderde de hoogste aristocratie; alle staatslieden kwamen uit de hoogste adellijke kringen. Er waren twee keizers aanwezig en vier koningen.

Thans doet men een greep naar de laagte en voeren democraten op de wereldcongressen het hoogste woord. Men denkt daarbij wef eens aan wat Multatuli zijn tegenstanders voorhield, dat er zijn, die uit gebrek aan zwaarte omhoog vielen.

Het moet gezegd, dat de tijdgenooten van Talleyrand met niet veel meer eerbied over de hooge aristocraten spraken, dan wij het thans doen over de democraten, in Lake Succes bijv.

Men zei toen: de keizer van Rusland heeft lief voor allen, de koning van Pruisen denkt voor allen, die van Denemarken spreekt voor allen, de koning van Beieren drinkt voor allen, die vati Wurtemburg eet - voor allen, de keizer van Oostenrijk betaalt voor allen.

Alcock heeft ons van den Tsaar van Rusland, den man der Heilige Alliantie, in haar bekenden roman veel te veel goeds verteld, als tenminste Ferrero gelijk heeft. Deze Tsaar was een echte mystieke Rus, niet

minder egoïstisch in zijn begeeren naar nieuwe provincies dan de bolsjeVriki thans, en niet minder zedeloos ook dan de keldermensch van Dostojewsky.

Maar de taal was in Weenen uitermate diplomatiek en fijn.

De democraten van onzen tijd schelden.

Ferrero verhaalt, dat ^de Tsaar onder het mom van fijne taal op een der groote feesten de brutaliteit had om tegen een zeer aristocratische dame, wier man hij wist op reis te zijn, té zeggen: mevrouw, uw echtgenoot is van huis, ik zou zijn plaats wel vdllen innemen. Waarop de dame — niet minder fijn diplomatiek, maar zeer waar en waardig antwoordde: Uwe majesteit vergist zich; zij meent, dat ik een provincie ben.

Zoo kon, maar dan boos, Talleyrand het ook. Hij ' liet zich door allen betalen en met een wonderlijke openhartigheid bedroog hij ze allen.

Zijn doen was onvrede te stichten en daarmee voordeel te behalen voor zijn volk, dat de nederlaag leed en de toenmaals schuldige was. Hij stichtte onvrede en hij won.

De taal diende hem niet zoozeer om zijn gedachten, wel om zijn doen te verbergen.

En zoo ervaren wij het ook meermalen. De taal • dient ons dan om de werkelijke beteekenis van ons handelen voor anderen en veelal ook voor ons zelf te verbergen. Wij zijn/ dan wel, wat men noemt, serieus, maar niettemin hoogst onwaar.

Als bijv. de synodocratische machthebbers verklaren, dat zij heelemaal met hun uitbannen en uitsluiten van het avondmaal enz. niet bedoelden maar iemand buiten het koninkrijk Gods te sluiten, dan moge de heer Schouten in zijn jongste politiek geschrift zeggen: zij zijn toch serieus en dus moet gij dit als waar aanvaarden, dit schijnt mij toe een gevaarlijke gedachte te zijn, inzonderheid voor een parlementariër.

Immers, dit moet, wie zijn ooren goed gebruikt, in menige discussie wel opvallen, dat, als iemand, werkelijk, zonder het misschien zelf te zien, , iets kwaads van plan is te doen, hij begint met de plechtige verzekering, dat hij er niet aan denkt, om het te begeeren of te doen.

Als bijv. een politicus in het parlement met eenige plechtigheid verklaart: m.d.v. ik ben heelemaal niet van plan maar iets te doen wat de vrijheid van onderwijs zou kunnen schaden, want die vrijheid is mij heilig, maar — pas dan op, want er komt wis de aankondiging van een voor die vrijheid gevaarlijk voornemen..

De man verbergt door zijn woord het karakter van zijn wezenlijk bedoelen, misschien wel allereerst voor zich zélf. '

Weer een bewijs, hoe, als wij niet buigen voor Gods Woord, al de rijke gaven, die God ons schonk, zich keeren tegen ons zelf en den naaste.

De man is serieus, maar hoogst gevaarhjk onwaar. Wij hooren in onze gesprekken over de juiste consequenties van onzen kerkelijken strijd, , de doorwerking der Reformatie voor gansch ons leven, menigmaal üeggen: ik ben heelemaal niet van plan tegen die juiste gevolgtrekkingen in te gaan, ik zie de eischen van ons belijden zeer goed, ik wensch in alles gehoorzaam te zijn, maar...

Geloof mij, dan volgt een betoog, waaruit blijkt, dat die zoo spreekt, toch voor den klaren eisch der reformatie terugdeinst eni U op het belangrijkste punt in de practijk zal afvallen.

De man is zeker serieus, daarvan niet, hij tracht zijn ongehoorzaamheid, zijn besluiteloosheid te verbergen voor zich zelf door zijn vaak langdurig redeneeren.

Het is buitengemeen merkwaardig, dat, als wij behoefte gevoelen, om te zeggen, dat wij iets niet willen of begeeren, wij juist bezig zijn om de werkelijkheid van ons doen voor ons zelf en voor anderen schuil te doen gaan achter ons woord.

Wij misleiden ons zelf en wij misleiden anderen. Alles op zeei' ernstige wijze.

Een zeer sterksprekend voorbeeld las ik daarvan in een rede van den secretaris der Wereldkerk, Dr W. A. Visser 't Hooft, die het antwoord zou geven op de vraag: hoe staat het met de oecumenische beweging? Wat de oecumene wel en wat zij niet is.

Hij zeide o.a. met nadruk, dat de Oecumenische beweging geen Protestantsch Vaticaan bedoelt te zijn. Zij is een genieenschap van kerken, die zeggen: wij 'zijn niet genoeg één, om samen de Una Sancta te manifesteeren, maar wfl erkennen elkander als kerk van Christus en willen in die iieschouwing samenwerken en samenspreken.

Als er nu waarlijk niets van aan was, dat men in de oecumene allengs meer komt tot een Protestantsch Vaticaan, een onfeilbaren Paus van een Protestantsche wereldkerk, de redenaar had geen enkele reden gehad om zulks met nadruk te verklaren.

Uit het werkelijke doen, uit de klare feiten zou het wezenlijk karakter der oecumene duidelijk spreken.

Als gij iemand ontmoet, die zuidwaarts loopt en U met nadruk verklaart, dat hij er niet aan denkt zuidwaarts te wandelen, dan is het zeer goed mogelijk, dat die man serieus is voor zich zelf, maar gij ' begint toch te twijfelen aan zijn verstandelijke gezondheid, en gij doet dien man een dienst met hem duidelijk te maken, dat hij juist wel naar het zuiden zijn schreden richt.

Zoo is het nu zeker met de oecumene.

Met nadruk wordt verklaard: wjj willen geen protestantsch Vaticaan, geen Paus voor onze wereldkerk, zooals Rome wereldkerk wil zijn. Maar men heeft in werkeUjkheid reeds een oppermachtig Vaticaan en een heel erg onfeilbaren Paus.

Men wil immers een erkenning en samenwerking van allerlei kerken, van allerlei belijden, en het gaat er dus om, dat men in weerwil van alle verschil, toch iets vindt, waarin men één is, en dat ééne wordt geformuleerd en zal de basis vormen waarop de samenwerking plaats heeft. Een formule, waarin ieder leggen kan wat hij wil. Het moet ons duidelijk zijn, waarop dit uitloopt.

De Roomsche wereldkerk heeft een paus en die p r o-d u c e e r t, wat hij acht christelijk behjden te zijn.

Hij zegt het Woord Gods te aanvaarden, maar neemt er de apocriefe boeken bij, en de traditie, en een wereld van besluiten. Er komt geen einde aan. Al maar produceeren tot de waarheid van het Woord niet meer zichtbaar is.

Er verscheen nu een inderdaad interessant werk , over „Augustinus als zielszorger" door den zeer bekwamen professor Van der Meer.

Wat mij in dat werk in het bijzonder trof, was de erkenning van den schrijver, dat Augustinus de mis niet kende, zooals de Roomsche kerk die thans leert, en ook de vereering van Maria niet, zooals Rome die thans drijft tot de aanbidding toe, hoezeer dit ook wórdt ontkend.

Wat zegt nu Dr van der Meer? Augustinus aarzelde toen nog, hij was nog niet zoover, doch de kerk kwam gedurig al verder. Steeds meer licht, al meer een produceeren van nieuw belijden. Vanuit het Vaticaan, door den Paus.

De protestantsche oecumene van I> r Visser 't Hooft heeft — Oslo bewees het opnieuw — een heel anderen Paus. Dat is de man, die het meest reduceert. Die al maar afdoet van de Schriftuiu-lijke waarheid.

Die Paus behoeft niet telkens met groot ceremonieel te worden gekozen als er een Paus is overleden. De wisseling van het gezag is geruischloozer als die van de koningin in de bijenkorf, het gaat maar zoo, doch zeer besUssend: de nieuwe paus is de man van het uiterste minimum. Eli zijn gezag is zonder grens, zoolang men de eenheid stelt boven de waarheid.

Elke nieuwe formule is, wat het spreken naar de Christelijke waarheid betreft, een steeds leeger vat. Thans is het de roep: Christus de Heer.

Als er straks in die oecumene iemand komt, die zegt: voor mij is de groote wijze mensch de Heer — en hoeveel Stoicynsch gif vinden wij niet reeds in de „oecumene" — dan zal. men, wil men de protestantsche eenheid handhaven, tot die formule moeten komen.

In werkeUjkheid is men er al. Want hoezeer. de vrijzinnigheid thans in bewogen taal spreekt over den Christus, de wezenUjke inhoud van haar belijden is, dat zij bedoelt het hoogere in den mensch. En bij het Barthianisme is het in wezen niet anders.

De Ned. Herv. kerk verklaart tot reformatie te zijn gekomen, en nu eerst zal die kerk zich laten gelden. Maar wie den hals buigt onder het juk van Jezus Christus en Zijn Woord, die ziet, dat deze volkskerk nog nooit zoo diep zonk als thans. 'Wlant wat eertijds geduld werd, dat wordt thans als gelijkwaardig erkend. Vrijzinnig werd gelijkberechtigd met orthodox. De Ned. Herv. kerk kreeg een paus, de man van het minimum, erger dan die van het booze „quatenus". Zij is thans verantwoordelijk voor alle reductie. En zij buigt er voor, nog wel met den mond vol van zuiver belijden.

En als wij nu zien, dat in de synodocratische kerken, na een productie van nieuw belijden, juist die mannen den loop der dingen daar gaan beheerschen, die in het Geelkerkenconflict nog werden teruggewezen; zij, die zeggen niet naar binnen doch naar buiten te zien en met ook grooten ophef bezig zijn de werefd met haar cultuur te overwinnen; de mannen, die ook, zij het nog met een scheel oog, loenzen naar de oecumene, natuurlijk met de verzekering, naar Borgers Rijn: ik wensch geen stap terug te treden, en dat zij absoluut niet van zins zijn maar een tittel of jota van de gereformeerde belijdenis los te laten, dan moeten wij den moed hebben dezen lieden en heel ons gereformeerde volk de werkelijkheid van hun doen goed voor oogen te stellen. Zoo duidelijk mogelijk, ondanks hun protesten. Uit waarachtige liefde voor hen zelf en-voor die zij meesleuren naar de dwaling. En als de leiding der Antirevolutionnaire partij begeert, dat wij het doen dezer lieden naar hun spreken zullen aanvaarden, - wijl dat spreken toch serieus moet worden genomen, dan js het onze dure plicht te zeggen, dat dit serieus spreken onwaar en onwaarachtig is.

Als men het goed getuigenis in de politieke partij uit de Reformatie geboren, wil buitensluiten, dan is deze partij van haar kracht beroofd.

En voorts mogen wij allen goed op ons zelf letten, en bidden om voor zulk kwaad bewaard te blijven — want het menschenhart is arglistig meer dan eenig ding — en dat wij nimmer onze traagheid en halfheid ter wille van allerlei moeilijkheden voor ons zelf en voor anderen willen verbergen door te verklaren, dat wij het heusch heel goed meenen en aan de kracht van het getrouw belijden en handelen niets wenschen af te doen.

Met hartelijke groeten en heilbede,

Uw toegenegen MARNIX.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's

GRONINGER BRIEVEN

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 1 november 1947

De Reformatie | 8 Pagina's