GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Het offer is niet algemeen, de dank zij ’t daaran aak niet

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Het offer is niet algemeen, de dank zij ’t daaran aak niet

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

De armen hebt gijUeden altijd met u, maar Mij nxei; altijd. Joh. 12 : 8

Er is een opvatting, die meer en meer de geesten verblindt: alle offer is betaling: des éénen dood is des anderen brood. En: Christus' offer valt óók onder die AL.GEMEENE WET.

Nu, zóó heeft Judas ook 't probleem gesteld. Hij vond dan ook, dat er vergel ij kenderw ij s door die Maria in Bethanië wel wat overdreven werd in de waardeering van het liefdesoffer van den Rabbi.

Maar Christus wijst die herleiding van Z ij n lijden en Z ij n offer tot de kategorie van het generale lijden af. Hij weet z ij n offer éénig. Dus óók zijn dood. Ook zijnen grafgang. Als Christus Gods vsdl, ook in de voorbereiding zijner begrafenis over zich komen laat, dan schikt Hij zelf zich hart en zinnen tot den dood; de Priester in Hem legt in beginsel de handen aan zichzelf, als aan de eigen eenige offerande van zichzelf.

Ja, meer dan dat.

Door zijn begrafenis als die van den gezalfden en te' zalven Herder-koning aan te kondigen, en zoo te profeteeren, dat het schandegraf het keerpunt op den weg naar de heerlijkheid wordt, neemt Hij de zijnen mee in den gang dezer heerUjkheid, en vertoont zich als dien beteren priester, die, ofschoon hij sterft, getuigenis bekomt, en dan wel (Marcus 14 : 9) een wereld getuigenis, een oecumenisch getuigenis, „dat Hij leeft", dat ÉQj priester is naar betere, d.i. naar Melchizédek's ordening, levende, geheel uitzonderlijk, tot in alle eeuwigheid. Immers, in dézen kring, den kring der repraesentanten van zijn kerk, beteekent het woord, dat in de geheele wereld „tot Maria's gedachtenis gesproken zal worden, van hetgeen zij gedaan heeft" (Mare. 14 : 9) niet slechts, dat aan Maria's naam gedachtenis zal gesticht worden (hoe weinig weten we eigenlijk van haar? ), maar vooral dat in en door haar, en zoo in en door Hem, aan Gods verbondsnaam „over heel de wereld gedachtenis zal gesticht worden"; evangelische (Mare. 14 : 9) gedachtenis. Gedachtenis van God, openbaar geworden in den Zoon, die getuigenis, ook nardus-getulgenis, bekomen heeft, en ook genomen heeft, getuigenis in een door het priesterrecht beschermde („laat af van haar") en m den kerkkring onder getuigen officieel aanvaarde dotatie, dat Hij eeuwig leeft, naar Melchizédek's heel éénmalige wijze. Melchizédek, Christus' type, nam de tienden van Abraham aan; de tienden van den biiit, van zooveel oliekruiken. Melchizédek's antitype neemt de tienden, en dan —• want f lesch en hart komen erbij .— de tienden aan van deze evangelisch gequalificeerde dotatie-brengende dochtei* van vader Abraham.

Welnu, is Hij de éénige, de gansch bizondere, waar is dan Zij neer? men Hem dan op één hjn, in de verzorgingsdistributie, met een massa, met een genus, met een klasse, met „de armen"? Hij laat zich niet classtficeeren; dit ware zelfverloochening, miskenning van Zijn éénigheid, „Zijn éénmaligheid, in offer en persoon".

Is Hij niet algemeen, maar zeer bizonder, hoe stelt

, , De armen hebt gij altijd met u"

Hun behoefte en haar voorziening, het onderlinge spel van geven en nemen, valt onder uw generaliseerende begrootingen.

„Maar Mij hebt gij niet altijd"; in Mijn „geval" past de individualiseerende begrooting. Want wat aan Mij geschiedt is een zaak voor één keer. Arm ziet ge mii, tot het uiterste der armoede zal Ik gaan. Maar Ik zal den rijkdom werven en beschikken. Al uw begrootingen zullen uit Mij, mijn armoede en rijkdom van één keer, gevonden worden, —^'èn geautoriseerd. Mijn koningschap berust in ajn volkomen éénig-zijn op Mijn volstrekte onderdanigheid in haar volkomen éénigheid; daar is niets fe generaliseeren', en ook niets te individualiseeren van ónzen kant, in onze laatste begripsvorming althans niet. Daar valt alleen te gelooven, wat gezegd is, maar alle verstand te boven gaat.

Dat zijn „geval" geheel eenig is, en dus eigenlijk geen „geval", hoe lang heeft het geduurd, eer ajn jongeren dat verstonden. Simon Petrus heeft tot Hem gezegd: uw lijden zóó erg is niet noodig; we bleven binnen de normale maat, de standaarflmaat. En thans zegt Judas Iskariotih hetzelfde, maar van den anderen kant: die waardeering is zóó duur niet noodig; blijven we toch binnen de normale maat, de standaardmaat.

O Simon Petrus, hoe hebt gij Judas toch gehinderd. En, Heiland, hoe hebt Gij moeten lijden tusschen die twee. Want waarlijk: vleesch en geest der kerk ontmoeten u, in Simon en Maria. Het „ga achter mij", dat Simon en den Meester beiden pijnlijk was, vindt nu zijn tegenvsdcht in het „laat af van haar"; pijnüjk voor zoover het nog kerkmenschen afstraffen moet, maar pijn-stillend, voorzoover het dit ééne kerklid Maria in audiëntie — en in méér — ontvangen kan.

Doch Judas treedt principieel ter zijde. Simon én Maria zijn te verbinden; Simon en Judas, Maria en Judas niet.

Ook hèm moet Christus aanhooren. En als Hij 't doet, dan zien wij: 't lijden, dat in die veelsoortige satanische oppositie over Hem komt, verzwaart zich. Als Simon Petrus een satan wordt, is hij nog om ts kneden tot een willig medewerker; „achter mij, satan", zegt Christus, en de man gaat ook achterwaarts. Maar Judas gaat van dit uur af voorwaarts: wat hij doet, doet hij van nu af haastiglijk. Een satan-in-moment was Slmon Petrus; één en andermaal; zelfs ditmaal nog. Maar een satan-in-de-continuïteit, dat blijkt die Judas Iskarioth.

Maar in de varieerende stem der mensehen komt tot Hem de stem van God. Hij vraagt den Zoon: ze willen u brengen onder een algemeenen noemer, die generalisanten; maar gij, bUjft gij u zelven zien en bekennen en bejegenen als den gansch Eenige? Bewaart gij uw messiaansch bewustzijn? Redt gij dal uit die menigerlei verzoeking en obstructie? God vraagt Hem onder die drukke menschenbedrijven door: „Gelooft gij, Jezus van Nazareth, dat gij wettiglijk door Maria, zoo'n draagster van het ambt van alle geloovigen, en van niet meer dan dat, dat gij door Maria, die heelemaal geen Simon Petrus, geen exclusieve sleuteldragei; is, dat gij in Maria wettiglijk van de Kerk, van de gemeente, en mitsdien van God zelf nu in herhaling tot uw ambt geroepen (gezalfd) zijt? "

„Ja Ik", zoo antwoordt Hij, „ja Ik, van ganscher harte". „Laat af van haar. Laat af van Mij, want alzoo betaamt het ons, alle gerechtigheid te vervullen".

Want wél beseft Hij, dat tusschen Simons satanie en Judas' satanie de uiterlijke overeenkomst nog groot is; dat ook Maria zélf verbijsterd vragen zou: „Heere, wanneer heb ik u gezalfd? " „wanneer heb ik over broeder Simon u getroost? " Wel is het waar, dat ook bij deze zalving nog vleesch en wereld komt; — maar: toch. Hij heeft in God geloofd, en dus Zichzelf gekend. Dat machtige woord: „de armen hebt Gij altijd met U, maar Mij niet altijd"; het is geen lauw gebaar, waarmee Hij armen-van zich afschuift, maar een, krachtig gebaar, waarmee Hij in hun KLASSE niet wil zijn opgeteld, als nummer zooveel. Hij wil niet zijn gebracht in een of andere EXASSE, óók van de rijjcen niet. Ook van de godenzonen niet. Hij wil gansch éénig zijn.

En zóó juist schuift Hij niemand van zich af, en niemaud wordt door Hem op zij geschoven; Hij kan nü armen en rijken aannemen, als zij maar arm zijn naar de wet des Koninkrijks, en rijk willen worden gemaakt door Hem, weer naar diezelfde Rijkswet.

De paupers zien wij dageüjks, maar ónze Pauper'is gansch éénig; zijn armoe, zijn Pauper-tas, wel men­ schen, die verblindt u, tenzij dat gij gejooft.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's

Het offer is niet algemeen, de dank zij ’t daaran aak niet

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 16 oktober 1948

De Reformatie | 8 Pagina's