AAN „BEZWAARDE BROEDERS"
Hoe lang nog, „broeder", moet het duren, dit slechte spel met Gods gebod; te zeggen: „Ach, dooj Gij de vuren die wij ontstaken. Slecht de muren, want wij, wij zijn onmachtig. God!"
Zal God Zijn welgevallen toonen aan 't volk, dat wederstrevend blijft gewillig in Zijn huis te wonen, en dat de lieflijkheid der zonen als broeders, uit zijn midden drijft?
Niet hun die zéggen: Heere, Heere! maar die daar doen des Vaders wil, zal God de ware wijsheid leeren om zich van 't kwade af te keeren, hen maken in verdrukking stil.
Staakt dan Uw roepen, bidden, streven, indien de daad te groot mocht zijn voor 't harde hart. Wilt gij niet beven voor Hem die oordeelt aller leven, zoo weet, dat tiiet slechts brood en wijn
tot Zijn gedachtenis gegeten U vrijspreekt van dit groote kwaad, want Gij, Gij hebt toch dit geweten: God zal Zijn kerk gehoorzaam heeten als zij in Zijn kracht wederstaat!
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 september 1949
De Reformatie | 8 Pagina's
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 17 september 1949
De Reformatie | 8 Pagina's