Rast van Jonningen ende synodocratische pers
Eerst heeft ds Vellenga, en daarna heeft dr v. d. Zanden het de moeite waard gevonden, met veel reserves de één, en met wat minder reserves de ander, Ietwat nonsens over te nemen uit een correspondentie tusschen wljlen Rost van Tonningen en wijlen Seyss Inquart, waarin — door eerstgenoemde — de naam van «ndergeteekende genoemd werd. De heer Rost van Tonjüngen vond het op zekeren datum noodig aan Seyss Inquart te vertellen, dat ondergeteekende zich hield aan het schrijfverbod, dat van de duitschers was uitgegaan - toen ze ondergeteekende loslieten, voorlooplg. En nu gaat, lioewel R. v. T. van de toenmalige uitwerpsynode heel pijnlijke (ik zeg er meteen bij: heel onware) duigen zegt, «erst ds V. dS, t zeven, en daarna gaat dr v. d. 'Z. weer ds Vellenga zeven, en zóó komt langzamerhand de goegemeente (alsof Z6 het nóg niet wist) te weten, dat het met ondergeteekende niet veel zaaks is. Alsof daarmee beslist was, dat de vijf eischen, die men van synodewege mij openlijk stelde, metterdaad de kracht van een goddelijk gebod hadden, en dat daéraan te voldoen roeping Twas.
Het blijkt den heeren ontgaan te zijn, hoewel ze het Tconden lezen, reeds enkele jaren lang, dat ondergeteekende zich hield aan een wensch van curatoren.
Eveneens, dat hij, toen het noodig werd, wel degelijk publicaties deed, al stond zijn naam er niet op. Dr v. d.
Z. kan den tekst ervan, voor overname krijgen.
Maar wat doet dat ter zake ? Als de heeren meenen, dat R. v. T. een getuige is, van wien het de m.oeite waard is, een sltuatieteekening (ja. Ja, dat zegt dr v. d. Z.) te ontleenen, goed. Ik vind hem geen betrouwbaar getuige, en ik zeg hardop, dat wat hij van de uitwerpsynode aan ikwaads zegt, niet waar is.
Maar ook ik heb een en ander vernomen, onder getuigen, en schriftelijk, wat via R. v. T. over bepaalde personen, kerkelijk vooraanstaand, In betrekking tot deze zelfde aangelegenheid is beweerd. Nooit heb ik het gepubliceerd; al kouden de heeren weten, dat er zoo iets was. Niet de minste behoefte heb ik er aan, met zulk materiaal te werken. Noch in de krant, noch ondergronds. Maar é, ls de heeren het met mij eens zijn, dat men beter zulke dingen buiten beschouwing laat, wel, laat ze dat dSn consequent zoo vinden. En niet van „sltuatieteekening" spreken, waar ze den tijd beter konden gebruiken door te spreken over de zestien punten en de kerkrech telijke rapporten van 1944.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 22 april 1950
De Reformatie | 8 Pagina's