GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De kerk in de waarheid geheiligd

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De kerk in de waarheid geheiligd

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

Heilig ze in Uw waarheid; Uw Woord is de waarheid. Gelijkerwijs Gij Mij gezonden hebt in de wereld, alzoo heb Ik hen ook in de wereld gezonden. En Ik heilig Mijzelf voor hen, opdat ook zij geheiligd mogen zijn in waarheid. Johannes 17 : 17—19.

(I)

Het is in dezen tijd, waarin het woord „oecumeniciteit" door schier ieder lid der Kerk wordt verstaan, dat het gebed van onzen Heiland, dat bekend staat als het Hoogepriesterhjke, bijzonder opgeld doet. En dat is wel eenigermate te verklaren; er blijkt immers uit dat bekende gebed in Joh. 17 hoezeer de eenheid der Kerk onzen Heiland ter harte gaat. Hij brengt haar niet minder dan vijf maal achtereen daarin ter sprake.

Toch is de conclusie, daaruit getrokken, als zou dit gebed voor ons gebod zijn om in den weg van samenspreking tusschen de verschillende instituten, die zich als kerk presenteeren, die eenheid trachten te bewerkstelligen, niet overeenkomstig ds waarheid, ons in dit gebed geopenbaard.

Er is terecht op gewezen, dat onze Heere Christus het gebed niet heeft misbruikt om zijdelings en bedektelijk Zijn apostelen de les te lezen. Niet om in den vorm van een gebed, en nog wel van een voorbede, Zijn apostelen op te dragen toch vóór alles voor de eenheid der Kerk zorg te te dragen is het, • dat Hij Zijn begeerte-in-dezen aan den Vader voor hun o oren kenbaar maakt.

Maar Hij maakt deze begeerte den Vader kenbaar om die eenheid der Kerk van den Vader te ontvangen, te ontvangen als Z ij n V e r b o n d s r e c h t, door Hem verworven in den weg van Zijn één-zijn met den Vader in de betooningvan Zijn Middelaar sgeh o 01 rzaamheid, op grond waarvan Hij wist, dat de Vader Hem alt ij d hoort (11:42). En Hij maakt haar kenbaar voor de o oren der apostelen, opdat zij de eenheid der Kerk zich van den Vader gegarandeerd zouden weten o p grond van Zijn verhoorde gebed.

En het is dus in de geloovige aanvaarding van het Woord van onzen Heiland, dat de Vader Hem altijd hoort, dat wij in Zijn gebed niet beluisteren een gebod voor ons om de eenheid der Kerk te bewerkstelligen. in welken weg dan ook, maar de waarheid, dat de ééne Kerk er is. De eenheid van de Woord-getrouwe Kerk met de apostelen, en in hen met Christus Jezus en met den Vader.

Waarom wij ook belijden te gelooven met art. 29 onzer Nederl. Geloofsbehjdenis, niet, dat de ware Kerk met alle sekten, die in de wereld zijn, en zich met den naam der Kerk bedekken, moet gaan samenspreken, om te trachten met hen tot vereeniging te kom.en, maar dat iedere geloovige de roeping heeft van Godswege om naarstiglijk en met goede voorzichtigheid, uit het Woord Gods te onderscheiden, welke de ware Kerk zij, om zich daarbij te voegen, zich afscheidende van degenen, die niet van de Kerk zijn.

De eenheid der Kerk is geen opgave voor ons, gelijk men thans in den Wereldraad van kerken heenwerkt naar de z.g.n. Wereldkerk, m.aar die eenheid der Kerk is een gave Go.ds op het gebed van Christus, één van Zijn verworven heilsgoederen.

En het is niet anders dan de schuldige plicht van lederen gieloovige jegens God den HEERE, om — van wat staat of kwaliteit hij ook moge zijn — zich niet op zichzelf te houden, om op eigen persoon te staan, het Kerkvraagstuk bagatelliseerende, maar zichzelf te voegenbij de ééne Kerk en zich met haar te vereenigen.

En wanneer gevraagd wordt, waar men die ééne Kerk vinden kan, dan belijden wij met datzelfde art. 29, dat de Schriftgeloovige haar adres aan de hand van de merkteekenen der Kerk lichtelijk ontdekken kan. Welke merkteekenen echter bij de krampachtige pogingen om alle sekten, die zich met den naam der Kerk bedekken, tot één Kerk samen te smelten, vanzelfsprekend in het gedrang komen.

En het is opmerkelijk, dat men onder hen, die van ons gingen, achter die merkteekenen een vraagteeken hoorde stellen, als waren zij niet in Gods Woord gefundeerd. Hetgeen te bewijzen echter, gehjk art. 31 der Kerkenordening hen verplichtte, zij nalatig bleven te doen!

Opmerkelijk ook, dat men in het Hoogepriesterhjke gebed van onzen Heiland alleen maar beluistert Zijn begeerte naar de eenheid van Zijn Kerk en al te weinig oor heeft voor Zijn gebed om de heiliging van Zijn Kerk in de waarheid, d.i. Gods Woord.

Het is dan voor het gebed van onzen Heere Christus om de heiliging van Zijn Kerk in de waarheid, dat wij de twee weken, welke ons nog van Pinksteren scheiden. Uw aandacht vragen.

Wij beginnen dan met vers 18, waarin wij beluisteren de drangreden tot dit gebed. „Gelijkerwijs Gij Mij in de wereld gezonden hebt, alzoo heb Ik ook hen in de wereld gezonden".

Het is in de eerste plaats een voorbede voor Zajn twaalf • apostelen, uitgenomen Judas, de zoon der verderfenis. Hen wist Hij Zich van den Vader gegeven, opdat zij Zijn getuigen zouden zijn. En al had de officieele uitzending nog wel niet plaats gehad, maar zou deze eerst geschieden na Zijn opstanding en vóór Zijn hemelvaart, zij lag toch in principe reeds in hun verkiezing en roeping besloten.

Dat handjevol mannen zou straks de wereld moeten ingaan met de prediking van het Koninkrijk der hemelen. Het zou zich niet in knussen discipelenkring uit de wereld mogen terugtrekken, maar wist zich juist de wereld als zijn arbeidsterrein aangewezen.

Op hun zending in de wereld valt hier dan ook alle nadruk. Daarvan is het, dat ook de v e r g e 1 ij - king spreekt, welke de Heiland maakt tusschen Zijn zending door den Vader en die van de apostelen door Hemzelf.

Er is toch geen sprake van, dat de apostelen in de wereld een geHjke opdracht te volbrengen zouden hebben als hun Heer en Meester. Zijn taak en roeping als de Middelaar Gods en der menschen was een gansch eenige, welke Hij met geen sterveling, ook niet met Zijn apostelen deelen kon. Tot de volbrenging daarvan moest en zou Hij geheel alléén gelaten worden, en geheel alleen gelaten moeten worden!

Waar het woordje „gelijkerwijs" op doelt is op de zending in de w e r e 1 d ! Op de zending in de wereld als zulke n, die „van de wereld niet z ij n", VS 14. Gelijkerwijs de Heere Christus als de Gezondene des Vaders van Zichzelf getuigen kon, dat Hij was van boven en niet van beneden (Joh. 8 : 23), zoo ook kon Hij van Zijn apostelen getuigen, dat zij — als zulken, die het Woord Gods van Hem in geloof hadden aanvaard, dat Woord, hetwelk immers is 't zaad der wedergeboorte — ook van boven waren en niet van beneden. Het woord voor wedergeboorte spreekt nl. in het Grieksch tegelijk van een" geboorte van omhoog, door kracht van boven!

En het was die wedergeboorte door het levende en eeuwigblijvende Woord van God, hun aanvankelijke levensvernieuwing daardoor, welke hun positie in de wereld zoo buitengemeen gevaarlijk maakte. Want de wereld verdraagt niet wat van boven komt, maar verzet zich daartegen in vlammende vijandschap en haat.

Reeds had de Heere Christus in Zijn tafelgesprek tijdens het laatste Pascha Zijn apostelen daarop voorbereid. „Indien de wereld u haat, zoo weet, dat zij Mij eer dan u gehaat heeft. Indien gij van de wereld waart, zoo zou de wereld het hare liefhebben, doch omdat' gij van de wereld niet zijt, maar Ik u uit de wereld heb uitverkoren, daarom haat u de wereld" (15 : 18, 19).

Ook hadden zij dien haat der wereld jegens hun

Meester reeds tot openbaring zien Icomen, b.v. in het gebed der heidensehe Gadarenen om als-'t-u-blieft hun gebied te verlaten, omdat zij meer waarde hechtten aan hun varljens dan aan Jezus. Maar OOIJ in de dreigende houding der Joden, waar zij — vanwege Zijn getuigenis van Zijn één-zijn met den Vader — de steenen opnamen om Hem te steenigen (10 : 31).

En waar zij voorbestemd waren om als Zijn getuigen in de wereld uit te gaan, daar konden zij weten, wat daarbij ook hun te wachten stond.

En mochten zij zich n u nog altijd sterk hebben gevoeld, doordat hun Heer en Meester Zelf bij hen was, waar Hij gereed stond Zijn werk hier op aarde te beëindigen om weer te keeren tot den Vader, daar is thans Zijn gebed voor hen om hun bewaring in Gods Naam, d.i. Zijn Openbaring, vs 11 en in onzen tekst om hun heiliging in de waarheid. .

Let wel, de Heiland bidt nergens, dat Zijn apostelen voor den haat der wereld gespaard mogen bUjven. Dat kan eenvoudig niet! Evenmin als Hijzelf bij de getrouwe vervulling van Zijn ambtsroeping den haat 4er wereld kon ontgaan.

En de apostelen hebben dan ook dien haat der wereld op hun beurt aan den lijve ondervonden. In gevangenschap en lichaamsfoltering, tot in den marteldood toe. En, o zeker, zij hadden dat alles kunnen ontgaan, wanneer zij n.l. hun roeping ontrouw geworden waren. Wanneer zij voor de dreiging uit den weg waren gegaan: olstrekt niet meer te spreken, noch te leeren in den naam van Jezus (Hand. 4 : 18). Dan hadden zij hun geloof best voor zichzelf mogen houden, en zou niemand hen een stroobreed in den weg hebben gelegd.

Maar omdat zij zich hun roeping bewust waren, dat zij als getuigen van Jezus Christus van God in de wereld gezonden waren, en zij de dreiging weerstonden met hun: ordeelt zelf, of het recht is voor God, u, Joodsche Raad, meer gehoor te geven dan God. Want wij kunnen niet laten te spreken van hetgeen wij gehoord en gezien hebben (Hand. 4 : 19, 20), daarom is de haat der wereld, niet het minst van de kerkehjkc wereld, over hen losgebarsten, welke hen ten doode toe heeft vervolgd.

En datzelfde geldt van de Kerk, gebouwd op het fundament van apostelen en profeten. Haar geschiedenis geeft er overvloedig blijk van, dat de wereld haar verdraagt, ja zelfs met gunstbewijzen overlaadt, wanneer zij n.l. haar roeping van de verheerlijking van Gods Naam in de prediking van het volle Woord Gods maar verzaken wil; doch dat de wereld haar op alle manier en met alle kracht tegenstaat en poogt uit te roeien, wanneer zij zich haar roeping bewust blijft en onbeschroomd het Woord Gods verkondigt over heel het leven in al zijn verbanden en verhoudingen.

De geschiedenis der Kerk geeft er bovendien overvloedig blijk van, dat zoo vaak de wereld in de Kerk binnendringt en een geest van synthese zich van haar meester maakt, dat, zoodra de Gteest des Heeren de reformatie der Kerk bewerkt, en haar zich aan dien synthesegeest ontworstelen doet, het juist de ontrou­ we en afvallige kerk is, die de uitgeleide vergadering der geloovigen het felst bestookt en benauwt.

Waren het niet de Joden steeds weer, die overal de heidenen tegen de apostelen opzetten, en door hun lasterlijke aantijgingen de vervolging tegen hen ontketenden? En heeft de Roomsche kerk anders gehandeld tegenover de Kerken der Reformatie in de 16e eeuw? En de Hervormde kerk tegen de Kerken der Afscheiding in de vorige?

En wat ervaren wijzelf als Vrijgemaakte Kerken van degenen, ^ die ons wilden binden aan hun menscheUjke vonden en wetten, en ons vanwege onze meerdere gehoorzaamheid aan God dan aan de menschen hebben uitgebannen? Heeft'men niet al zijn best gedaan — en gaat daar nog steeds mee door! —• om met behulp van de rechterhjke macht ons alle vergadergelegenheid te ontnemen en zoo onzen Kerkdienst onmogehjk te maken? Zijn er niet predikantsgezinnen uit de pastorie gezet op een wijze, waarover de wereld zelfs schande spreekt? En wordt niet soms vandaag aan den dag op leugenachtige en lasterlijke manier tegen ons geageerd, zóó, dat men het tenslotte zelf gelooft? Wroet men niet in de ingewanden der Kerk op een wijze, waarin alleen de Satan behagen scheppen kan?

Het is hard en uitermate pijnlijk deze bejegening te moeten ervaren; te moeten ervaren van menschen, die zich naar den Naam van Christus noemen. Maar vreeselijker is de schuld, die degenen op zich laden, welke deze dingen doen. En het is troostvol voor de Kerk, als zij weten mag, dat deze bejegening haar wedervaart vanwege haar trouw en gehoorzaamheid aan haar Goddelijke roeping. Want in plaats van zich daardoor uit haar evenwicht te laten brengen en aan het twijfelen aangaande haar zaaksgerechtigheid, mag zij veeleer daarin zien een bewijs, dat zij zich bevindt op den goeden weg. Dat ook aan haar bewaarheid wordt het woord van haar Heer en Koning: de wereld heeft ze gehaat, omdat zij van 'de wereld niet zijn, gelijk Ik van de wereld niet ben (vs 14). Want van wie is onze Heiland zóó gehaat als van Zijn eigen volk, dat weigerde zich te laten terugroepen van de wijsheid der Ouden tot het eigen Woord van God? !

Dan mag de Kerk temidden van alle aanvechting en bestrijding, ook onder droefheid en leed over de ontrouw en afval der broeders, die eens naast ons stonden, ja ons voorgingen in den strijd der vrijmaking van 's Heeren Kerk, toch rustig en zeker haar weg vervolgen, in de blijde geloofswetenschap, dat daar ügt het gebed van haar Hoofd en Heer: Vader, Ik bid niet, dat Gij hen uit de wereld wegneemt, maar dat Gij hen bewaart van den booze (vs 15). De bhjde geloofswetenschap ook, dat de Vader Hem altijd hoort. Dat dus haar bewaring van den booze van den Vader is gegarandeerd! Een bewaring, die zich voltrekt door haar heiliging in de waarheid. Welke heiliging onze Heere Christus eveneens tot inhoud van Zijn Hoogepriesterlijk gebed heeft gemaakt, gelijk we volgende week hopen te zien.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's

De kerk in de waarheid geheiligd

Bekijk de hele uitgave van zaterdag 13 mei 1950

De Reformatie | 8 Pagina's