Nog steeds „tussen ja en neen”
Er is een duideUjk verschil tussen de wijze waarop men van synodale zijde de kwesties van de z.g. „scheuring" en het „kerkelijk conflict" en wat daarmee samenhangt aanpakt — èn de manier waarop dat steeds door onze synoden is geschied.
Het is van belang daarop te letten en bij de voortduur te blijven letten. De aanpak van een kwestie is immers beslissend voor de oplossing daarvan! Heeft men een zaak eenmaal op een verkeerde manier aangegrepen, dan is het practisch onmogelijk haar zó af te handelen dat het goede, het gehoopte resultaat wordt bereikt.
Door onze synoden is steeds met alle kracht de officiële, kerkelijke kwestie aan de orde gesteld. Zeker, er waren in de kerkelijke strijd van de iaatste jaren óók allerlei persoonlijke conflicten en moeilijkheden gerezen. Wie zal ze tellen? Maar die moeten op de wijze, waarop dat met alle kwesties, welke tussen broeders ontstaan, geschieden moet, uit de weg worden geruimd.
De zaak waar alles om draait is evenwel deze: de kerk, samengekomen in de naam en met de macht van Christus, heeft besluiten genomen. Ze heeft uitspraken gedaan en vonnissen geveld. Daarover' ging het. Daarover gaat het. Over niet vele jaren zullen allen, die daadwerkelijk in het kerkkelijk conflict betrokken waren, zijn heengegaan. Maar wat de kerk deed blijft. Dat kreeg rechtskracht en houdt die tot het wordt veranderd. Daarvoor blijven allen, die tot de gebonden kerken behoren, verantwoordelijk, zonder énige uitzondering. Want zij spreken, in de gemeenschap met de kerken waartoe zij behoren, dag in dag uit de door hun kerken vastgestelde
leeruitspraken uit en zij hernieuwen de eenmaal gevelde vonnissen eveneens van dag tot dag! Zo is het nu eenmaal als kerken het in de naam Gods wagen haar woord op te heffen in de wereld.
Daarom is door onze synoden steeds aangedrongen op het, allereerst schriftelijk, bespreken van „het ge-; heel der uit officiële stukken reconstrueerbare eigenlijke oorzaken der geslagen breuk". Prof. Schilder sprak in verband met deze kwestie de bekende woorden, dat men het bij zo'n samenspreking maar heel weinig zal moeten hebben over da geschorsten, eu evenmin over de schorsingen, m a a r heel veel over de kerkrechtelijke theorieën die achter deze schorsingen liggen.
In deze kerkelijke houding hebben alle synoden getrouw volhard. In overeenstemming met haar voorgangsters sprak de laatste, de Kamper synode, b.v. nog weer uit, dat de „gebonden kerken" aanstonds door ons zullen kunnen en moeten aangehoord worden indien deze blijkens bondige besluiten terugkomen van de fatale weg welke sinds 1942/43/44 werd ingeslagen. En nadrukkelijk werd daarbij uitgesproken, dat zelfs een besluit, waarin t w ij f e 1 werd uitgesproken of wat in 1944/45 geschiedde wel juist is geweest, voor onze kerken een aanleiding kan en moet zijn om het gesprek te openen.
In het synodale kamp pakt men deze zaken evenwel geheel anders aan.
In de greep van de nieuwe kerkelijke mentaliteit die zich concretiseert in de wil tot en de daad van „het gesprek" hoorde men over bijna niets dan over „samenspreking". Die scheen de panacé voor alle misère, welke uit de synodale handelingen van 1944/45 was voortgevloeid. Als er de wil tot het gesprek is, is immers de zaak feitelijk reeds voor elkaar!
Men schrijft daar ook rustig, dat de leeruitspraken niet de eigenlijke oorzaak van het confüct zijn geweest. Die moet gezocht worden in een akelige, sectarische mentaliteit; in het begeren om in de kerk baas te spelen; in het ressentiment van een groep, die de door haar begeerde leiding niet kon grijpen; in een houding van zelfhandhaving, die zich openbaarde in koppigheid en halsstarrigheid; in 'n coteriegeest welke de eenheid der kerken bedreigde.
Hiermee gepaard gaat een onwil om over de feitelijke gebeurtenissen te praten. Zeker, het is voor ieder duidelijk, dat de officiële uitspraken van de synoden geen druppeltje water in de synodaal-dogmatische en -kerkrechtelijke sterke dank hebben gemengd. De oude wijn van 1942/46 is nog onveranderd.
Maar vele officieuze woordvoerders in het synodale kamp spreken luide, dat er toch wel heel veel veranderd is. De „geest" is anders dan die van voor acht jaar. En men kan artikelen lezen, waarin men z'n uiterste best doet om aan te tonen, dat hier en daar toch wel een steentje van de synodale bouwsels is losgerukt of weggehakt! Inderdaad is hiervan wel wat waar! Ieder kan feitelijk de leeruitspraken „aan zijn laars lappen" zonder gevonnist te worden. En er worden ongestrafd zulke harde dingen aan het adres der synoden gezegd als de ergste bezwaarden het in 1944 nooit hebben willen of durven doen. Openlijk zegt men, dat men „afstand moet nemen" van wat de vroegere synoden hebben uitgespookt. Men wil de synodale woorden met alle plezier tot „slapende frazen" degraderen. Al werd Prof. Schilder van zware zonden beschuldigd en uit zijn ambten gedreven en al werd hij na zijn schorsing aangesproken als Weledele Zeergeleerde Heer in plaats van als Weleerwaarde Hooggeleerde Broeder, thans wordt hij evenals Prof. Greijdanus — soms zonder enige reserve — als een getrouwe dienstknecht , , geëerd".
Het is voor ons noodzakelijk al deze verschijnselen zorgvuldig na te gaan en te overwegen. Het is ongeoorloofd zich niets aan te trekken van wat „aan de overzij" geschiedt. Met nadruk heeft ook onze laatste synode immers uitgesproken, dat het tot de roeping der gelovigen behoort, allen, die voor de bedreven kerkelijke zonden verantwoordelijk zijn, op te roepen tot bekering. En daartoe is nodig, dat wij ons steeds rekenschap geven van wat onder de synodale broederen geschiedt. Waarbij men zich uiteindelijk altijd moet afvragen of inderdaad de gevallen beslissingen en besluiten worden veranderd!
We willen in dit artikel op enkele merkwaardige uitingen wijzen.
Onlangs kon men in een nummer van de Kerkbode van de „synodale" kerk van Zwolle (dat van 14 Dec. 1951) het volgende lezen:
„Verklaring.
Uit brieven, die af en toe bij onze kerkeraad binnenkomen, blijkt, dat bij vele broeders en zusters van de Geref. Kerk Art. 31 K.O. ter plaatse, de gedachte nog steeds (!!!) leeft, dat men in onze kerken , .bovenschriftuurlijk" gebonden zou zijn aan de opvatting, dat de doop verzegelt inwendige aanwezige genade (z.g. veronderstelde wedergeboorte). In verband daarmee wordt hier verklaard, niet als 'n particuliere mening mijnerzijds, maar als 'n officiële uitspraak van de Kerkeraad, dat er van een binding in bovenbedoelde zin in onze kerken geen sprake is."
Tot zover dit stuk. Het was ondertekend: C. H(outman).
Men realisere zich goed welke de betekenis van dit officiële kerkeraadsstuk is!
Indien wat hierin staat waar is, dan heeft de synodale kerk van Zwolle de leeruitspraken omtrent het genadeverbond aan kant geschoven!
Dan is ook de voornaamste grond voor de schorsing van „Cand." Schilder weggevallen.
En dan is het dogmatisch geschil op één punt ver
dwenen ! En het merkwaardige is, dat de synodale gemeenschap dat maar laat gaan! In 1944 zou een kerkeraad die dit zei geschorst zijn! Zonder twijfel.
Eenzelfde geluid als de kerkeraad van Zwolle liet horen, vernemen we ook van Ds M. Vreugdenhil in „Waarheid en Eenheid" van 14 Maart j.l. Hij vraagt daarin: „Mag ik inderdaad leren, dat de doop voor ieder, die hem ontvangt, precies e e n d e r is, al heeft hij niet dezelfde uitwerking, dat verbond en verkiezing niet samenvallen, dat de belofte van het v e r b o n d aan de ongelovige k i n d e r e n net zo goed toekomt als aan de gelovige, dat de heiliging van de kinderen in Christus van de eerste doopvraag niet een „zaligmakende" heiliging is en dat de eerste d o o p v r a a g dus h a n d e l t over de kinderen zonder uitzondering en dat de v e r b o n d s b e l o f t e niet is een onvoorwaardelijke heilstoezegging? Mits al deze dingen mogelijk zijnwil ik de zakelijke inhoud van 1905 voor mijn rekening nemen en het goede van onze kinderen denke n."
Men lette er op, dat Ds Vreugdenhil opzettelijk het „houden voor wedergeboren" niet noemt. Wat hij met zijn uitdrukking „het goede van onze kinderen denken" beoogt, zegt hij er onmiddellijk bij. Hij bedoelt er dit mee „dat we niet b e g i n n e n met twijfelen aan de beloften Gods. Ik vind de uitdrukking: houden voor wedergeboren niet miserabel, maar ik ben bang, dat ze te kort doet aan de waarheid, dat de wedergeboorte gewerkt wordt als regel door het Woord, dat ze miskent, dat de Bijbel zegt, dat gehele geslachten van kinderen des verbonds verloren gaan, dat ze lichtzinnigheid bevordert en mogelijk maakt, dat mensen met een ingebeelde hemel verloren gaan!"
Wat Ds Vreugdenhil schrijft is zakelijk geheel en al wat in de bezwaarschriften van 1943 te lezen was. Het is geheel wat in de Verklaring van Gevoelen staat. Het is precies dat wat de Synoden nu reeds een jaar of negen op alle mogelijke en onmogelijke wijzen afgewezen hebben. Het is net precies wat feitelijk de oorzaak werd van de schorsing van zo velen.
Men kan deze dingen alleen met droefheid en ontzetting lezen. Hier hebben we het dieptepunt van de kerkelijke misère, waarmee de synoden de haar volgende kerken heliben gezegend.
Terwijl alles wat Ds Vreugdenhil noemde vele malen werd veroordeeld, wordt het, alsof er niets gebeurd is, rustig verkondigd en gepropageerd. En men weigert te doen wat eis der Schriften is, n.l. in waarheid en puurheid te leven en dus te zeggen, ter plaatse waar het hoort: dit leer ik en dus aanvaard ik de leeruitspraken van 1942/46 niet! '
Voorts is er geen enkele kerkelijke instantie, die zelfs maar een zuur gezicht zet tegen wie plechtig bezworen woorden zo ellendig saboteren. En men zingt rustig voort over de waarheid en het recht die de Here wil en handhaaft.
Maar tei-wijl deze dingen geschreven worden horen we ook andere geluiden.
Vlak bij Zwolle ligt gelijk men weet Kampen. Daar is ook een synodale kerk. Van haar daden hebben we nog onlangs in de Persschouw kunnen lezen. Deze Kamper synodale kerk heeft net als die van Zwolle 'n kerkbode. En daarin werd ook over de synodale leer geschreven. Speciaal bm de tegenstelling tussen die leer en het gevoelen der vrijgemaakten in het volle licht te plaatsen.
' De redacteur van die Kerkbode, Ds de Vries, betoogde toen, dat volgens de belijdenis van zijn kerken de doop niet voor alle gedoopte leden der kerk hetzelfde is. Toen hij dat schreef, dapht hij naltuurlijk niet aan het feit, dat niet alle gedoopten de vrucht van de aan hen bediende doop ontvangen. Want daaromtrent is, geloof ik, geen verschil, zelfs niet onder de bonte massa van allen die zich gereformeerd noemen.
Neen, Ds De Vries betoogde dat de docjp reeds in en bij zijn bediening aan de kinderen niet voor alle kinderen gelijk is. Hij schreef immers letterlijk: „de belijdenis noemt de doop het sacrament van wat Christus voor het verbondsvolk gedaan heeft. Gedaan heeft ! Dat is méér dan een belofte geven, waarvan de vervulling onzeker blijft. Het gaat hier om het zaad der verkiezing. Daarvoor heeft Christus aan het kruis gehangen en Zijn bloed gestort. En de doop is de verzegeling van de door Christus' heilswerk gerealiseerde genade, die toekomt aan de „kinderen der belofte". En naar het spraakgebruik van Paulus zijn dat niet de dopelingen zonder meer, maar de dopelingen, aan wie de belofte vervuld wordt".
Ik ga op deze redenering niet in.
Hoewel ze aan alle kanten kraakt en rammelt.
Op één ding wil ik wijzen! ~
Dat is dit, dat volgens Ds De Vries de doop naar synodale opvatting de verzegeling is van een alleen aan de uitverkorenkinderen toekomende gerealiseerde genade. De doop verzegelt iets dat alléén aan het zaad der verkiezing toekomt.
Zie dit is de onvermengde sjTiodale wijn!
Het ging en gaat bij de synoden inderdaad om deze „waarheid". Het ging en gaat bij de synoden inderdaad om de stelling, dat de sacramenten aanwezige genade verzegelen!
Wie het anders zegt liegt, opzettelijk of onopzettelijk!
En wie dit niet van harte en ten volle leert, saboteert de synodebesluiten en leeft op onwaarachtige, oneerlijke wijze in de kerk, dat is: voor 's Heren aangezicht.
Wil men — om nu eens niet de officiële stukken te citeren — een betrouwbare getuige?
Men luistere naar Dr Hoek — hij maakte als lid, scriba of praeses alle synoden der laatste jaren mee!
Toen de gebr. Bos gecapituleerd waren voor het synodale leerbegrip van een de inwendige genade verzegelend sacrament schreef hij in zijn kerkbode:
„In vele bezwaarschriften werd geponeerd, dat de sacramenten — en dus ook de Doop, waarover het voornamelijk ging — slechts (!!!) bezegeling waren van de belofte des Heeren. Volgens de bezwaarden mocht niet gezegd worden, dat ook inwendige genade innerlijk verzegeld werd. Ook nu wordt dit door zeer velen in den kring der kerken onderhoudende artikel 31 K.O. ontkend. NAAH ONZE VASTE OVERTUI GING IS DEZE OPVATTING IN STRIJD MET SCHRIFT EN BELIJDENIS. ONZE SYNODES HEBBEN HAAR DAAROM MOETEN AFWIJZEN".
Dat is duidelijke en eerlijke taal.
Zo staat j a tegenover neen in de synodale kerken.
Maar men neemt ze geen van beide ernstig!
Want men roept over en weer: wat gij leert is in strijd met Schrift en bel ij denis en geeft vervolgens mekaar de hand (of niet!) en beweert voorts dat 1942/46 pacificatie bracht!
Maar ik hoor boven dit alles uit de vermaning van Sikkel, dat een kerk die niet uit het woord van Gk)d leeft en dat niet volstrekt ernstig neemt almeer „verpunt". Voor haar goed figuur, voor haar uitwendige behoeften en belangen, voor de gewilde vorm houdt ze nog een uitwendige gestalte vast. Maar ze is , , een zaakje met een zakje" — met knappe sprekers misschien, en een paar m.ensen met geld; misschien een weeshuis en een armhuis als hoogste bezitting". Onze Heiland sprak eenmaal: Uw ja zij ja en uw neen, neen en wat boven (let wel er staat niet:
tegen, maar boven) die is uit de Boze.
Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt
voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen,
vragen, informatie: contact.
Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing.
Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this
database. Terms of use.
Bekijk de hele uitgave van zaterdag 3 mei 1952
De Reformatie | 8 Pagina's