GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Jets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Jets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVI.

DE AFGEVAARDIGDEN DER CLASSIS.

Op de vraag der gedeputeerden aan Ds, Stroobant, of hij niet beweerd heelt, dat men niet moet bidden, immers niet om lichamelijke zaken, antwoordt hij, dat hij dat niet gezegd heeft, »Maar daar is toch over bidden en nietoidden gesproken", zeggen de afgevaardigden, »of is het ook niet waar, dat men u tegengekomen is met uw eigen voorbeeld, uw gebed n.l. om vroegen en spaden regen." "Ja, ' herneemt de aangesprokene, »daar is over bidden gesproken en de opmerking is gemaakt, maar ik heb ook niet gezegd, üat men niet bidden moet, maar dat iV °"Seoorloofd is in gebeden na de predicatiën om zulke dingen te bidden tot een kwaad oogmerk; daar­ entegen te wenschen, dat nooit in de gebeden na de predicatiën om ongeoorloofde dingen tot zoodanige kwade doeleinden gebeden wierd. Wel is er toen ook door een der aanwezigen eene spottende opmerking gemaakt, maar ik heb hem daarop gediend, niet lachende, maar met ernste.”

Hebt ge dan niet gezegd", vragen de afgevaardigden verder, »dat iemand, die maar eenigszins twijfelt, dat Christus voor zijne zonden voldaan heeft, nog in den staat van ongenade is, en in een staat van twijfeling niet kan zalig worden, ja met God spot, als hij bidt, en voor God liegt, zoo dikwijls hij op zijn gebed Amen zegt.”

Zoo heb ik dat niet gezegd, " draait Ds. Stroobant op de wijze van allen, die kettersche leeringen leeren doch daar niet voor uitkomen; > maar wel, dat die niet gelooft, dat is: ie Christus' gehoorzaamheid nog niet kent of aannam, vooralsnog in den staat der verkeerdheid en dus verdoemelijk is, en dat hij verdoemd zal worden zoo hij in die onkennis en ongeloovigheid blijft volharden (Joh. 3 : 36), Ook heb ik er op gewezen, dat een geloovige niet mag twijfelen, voor zooveel hij een geloovige is ook niet twijfelen kan; twijfelen en gelooven niet op één tijd kan, eindelijk, twijfelen hetzelfde is als niet gelooven. Dus als iemand Amen zegt op zijn gebed m den zin als de Catechismus het voorstelt, en dan die verzekering niet heeft, welke de Catechismus voorstelt, dan liegt hij en spreekt tegen zich zelven en tegen de waarheid. Meer kan ik mij niet herinneren dat er voorgevallen is op de bedoelde reis." »Is het dan ook niet waar, collega, dat ge volgehouden hebt dat men tot God niet moet komen als een bedelaar, maar alleen omdat de Zone Gods voldaan heeft, vertrouwend, dat God ons moet vrijspreken en niet weigeren kan ons onze zonden te vergeven? ”

Neen ook dat is niet waar, " antwoordt Stroobant, „ik heb slechts beweerd, dat een gebed van een geloovige in hoofdzaak een eisch is van hetgeen wij door het geloof hebben aangenomen en door de hope verwachten; en in zooverre heb ik gesproken van het gebed als geen bedelaarseisch, ”

Heeft men u dan geen Verschoorist genoemd ? " vragen de Deputati, »Daar weet ik niet van!" is het korte bescheid van Stroobant, »Duldt ge dan Verschoors stellingen en praktijk niet? " zeggen de afgevaardigden. Met kwalijk ingehouden gramschap zegt de beklaagde: »Van mijn gevoelen omtrent Verschoor ben ik niet gehouden iets te verklaren." Is dan de weg der zaligheid door u niet ruim voorgesteld? " vraagt Ds. Tilemus. »Daar kan ik mij niets van voorstellen, " herneemt Stroobant. »Nu laten we nu nog een vraag doen, " hernemen de Deputati. »Ja, dat is goed, valt de voorzitter in, want de tijd is verstreken." »Zeg ons dan eens, collega Stroobant, wat er van die geruchten is, dat ge verscheidene malen de ergerlijke conventikelen van Verschoor hebt bijgewoond en op dien grond beweert, dat er in de gevoelens van Verschoor niets schadelijks is? " Min of meer verlegen met deze vraag aarzelt Stroobant wat te antwoorden. Eindelijk zegt hij uit de hoogte: »Het is waar, meer dan eens ben ik in Verschoors vergaderingen geweest. Maar nooit heb ik er iets gehoord behalve wat rechtzinnig is.”

Hoe gaarne men nu voortgegaan ware met het onderzoek, ten einde spoedig, naar^men hoopte, Gapinge te voorzien van den beroepen leeraar, de tijd liet het niet toe.

Toen echter den i7den November aankwam, was de Clasris weer buitengewoon vergaderd. Zoo spoedig mogelijk begon men aan de zaak van Stroobant. Betreden wij weder de consistoriekamer. Stroobant vraagt of hij voor allen iets mag voorstellen. Ja, dat is goed. Hij heeft een wehsch, dat men namelijk de feiten zal laten rusten en terstond beginnen met de leerstellingen, waarover men wil weten of de beschuldigde v/el orthodox is. Doch de broeders verlangen naar orde de dingen te behandelen. Eerst dus de feiten. Den vorigen keer heeft Stroobant daaromtrent eene voorstelling gegeven, die van die der afgevaardigden afweek.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 februari 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Jets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

Bekijk de hele uitgave van zondag 13 februari 1887

De Heraut | 4 Pagina's