GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Lets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Lets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXIV.

HET BEZOEK.

De laatste woorden van Juffr. Roman brachten de afgevaardigden der Classis tot nadenken. Zou daar een nieuwe ketterij van Stroobant aan het licht komen? Zouden zij dan vragen, wat er verder besproken was? Doch neen. De gastvrouw zeide immers uitdrukkelijk, dat zij zelve hem die stellingen omtrent de ziel en hare schepping niet had hooren uiten. Zij dankten dus Jufïr. Roman voor hare bereidwilligheid, om hun te woord te staan en verlieten de zaal in de woning, waarin zij een uur vertoefd hadden, om thuis hun rapport voor de aanstaande Classisvergadering samen te stellen.

Den 4en Mei (1690) kwam de Classis bijeen. Het beroep van Meliskerke werd geapprobeerd, voor de vacante gemeenten O.-en W.-Souburg geloot, wie haar de eerstvolgende Zondagen zouden dienen. Een onderwijzer onderging een examen. En toen kwam het rapport der classicale afgevaardigden in zake Stroobant op het tapijt. Het was een kort overzicht van de feiten, die er omtrent Stroobants ketterijen aan het licht gekomen waren. Nieuws vinden wij in dit receuil (zooals de classis het overzicht noemde) niet, behalye wat de gedeputeerden bij hun bezoek aan juflrouw Roman hadden vernomen. Ds. Stroobant had zijn receuil niet, ofschoon de classis hem de samenstelling er van opgedragen had. Neen, zei hij, dat kan ik niet doen. Mijne argumenten zouden met een kort receuil dienaangaande hun meeste kracht en klem komen te verliezen. Tot een mondelinge deductie ben ik bereid. En het woord bij de daad voegende, gaf hij een verklaring van de vaak besproken feiten en gesprekken.

Hiermee stelde hij echter de classis niet tevreden. Zij verlangde tegen hare volgende sessie een kort overzicht van de historie der feiten van zijne hand.

Wij zgn aan den i8den Mei. De Walchersche classis is weer bijeen. Daar vragen gedeputeerden van de kerk van Gapinge gehoord té worden. Binnen komt de heer C. Groen Burg van Veere, als representant van den halsheer i), de heer

l) In dien tijd, van welken wij liierboven spreken, maakte men onderscheid tusschen Anibachtsheeren en halsheeren. De eersten konden óf enkele personen zijn óf steden. Zij hadden »de lage jurisdictie (rechtspraak), benevens jacht, visscherij, vogelerij" in hunne heerlijkheden. Den halsheeren kwam »het bedrijf der hooge crimineels grafelijke jurisdictie" toe. De dorpen van Walcheren (behalve Domburg en' Westcapelle) stonden onder een der 4 steden als halsheeren. Zoo Gapinge onder Veere.

Radius (als representant van de Ambachtsvrouw), Ds. W. Vermaten (als director) en twee kerkeraadsleden. Allen zijn afgevaardigd door het Collegium Qualificatum van Gapinge, om namens hunn kerk «nochmaal? ootmoediglijk onze toevlucht tot UEerw. vergadering te nemen en te vertoonen het verval, waaronder deze kerk nu al eenige jaren heeft gezucht" en te vragen, den beroepen leeraar, van wlen zij geen afstand kunnen doen, hun toe te wijzen of »om Gode betamelijke redenen het beroep te improbeeren en alzoo onze kerk uit haren drukkenden nood op de eene of andere wijze te verlossen." De classis geeft dezen gedeputeerden ten antwoord, »dat men letten zou op hun verzoek en dat het hun voornemen is, van daag ten principale in deze zaak te vigileeren, dat ook bij haar noch bij hare gedeputeerden, de schuld niet ligt, dat deze zaak dus lang is slepende gehouden."

Hierop ontvangt Ds. Stroobant het woord, om zijn receuil voor te lezen. In het kort komt dit hierop neer:

a) Hij loochent het gesprek van het begin van Juni over den ruimeren weg der zaligheid en vraagt bewijs.

b) Hij wijzigt het gesprek, in het begin van October met juffrouw Van der Vegt gehouden. Want zegt hij:

1. Ik heb zeker traktaatje van Ds. Brakel niet veracht, maar den Bijbel boven hetzelve gesteld.

2. Ik heb toen niet gezegd, dat de weg naar den hemel ruim is, maar wel: »Wees gij niet bekommerd over het veel of weinig getal, maar strijd gij om in te gaan.”

3. Ik heb toen ook niet gezegd, dat men niet moet bidden, maar wel: men moet niet bidden tot een kwaad oogmerk enz.

c) Hij verklaart zich ongehouden om een oordeel uit te spreken over de gevoelens van Verschoor, omdat hij ze niet kent, ofschoon hij Verschoor meer dan eens gehoord heeft en nooit iets onrechtzinnigs vernomen.

d) Hij ontkent den ernst van het gesprek met ju (Trouw Roman over het Hattemisme.

Op deze uittreksels uit de geschiedenis der feiten geven zoowel de gedeputeerden als Ds. Stroobant ieder zijn receuil van de Capita Theologiae (de Theologische punten).

Het resultaat van deze ^schriftelijke voordracht is, dat de vergadering geen contentement (neemt) in de conduite en expressiën van Ds. Stroobant tegen de Gedeputeerden. (Hij heeft ze namelijk van partijdigheid beschuldigd). (De afgevaardigden) bedankt voor hunne gedane devoiren. (Zij) vindt met meerderheid van stemmen goed, de kerk van Gapinge niet langer op te houden, maar haar de handen te openen om tot een ander beroep te treden." Dit zal door de Gedeputeerden aan het Collegium Quaiificatium smakelijk gemaakt worden.

DE GAAY FORTMAN.

ziening genomen. En aan een te hulp schieten omdat zijn plan misging, kan niet dan goddelooslijk worden gedacht.

Dit ligt aan de eetiwigheid des Heeren HEEREN!

Vooruitzien, voorzien en wat hierftieê samenhangt, sluit altoos het denkbeeld in zich van een overgang van den eenen tijd in een anderen, en geheel dit begrip van tijd valt bij den Heere onzen God ganschelijk weg. Vandaar dat de Heilige Schrift, die altoos zoo diep van de eeuwigheid van Jehovah, den Ecuwiglijk-zijnde, zelve doordrongen is en ons doordringen wil, dan ook nimmer van de Voorzienigheid spreekt, maar ons wel altoos en overal, de almogende en alomtegenwoordige kracht des Heeren, voor oogen stelt.

Zij het dus al, dat we, naar menschelijke wijze, van > de Voorzienigheid Gods" spreken blijven, toch zij een iegelijk op zijn hoede, dat deze manier van spreken geen schade aan zijn levenrust en aan zijn Godsvertrouwen toebrenge, en steeds strale u uit heel de Schepping en uit heel uw eigen leven tegen die eeuwige, alomtegenwoordige mogendheid des Heeren HEEREN, die u draagt, u omsluit, u omvangt, u doordringt en al uw weg gemeten en gebaand heeft, eer gij er aan toekomt, om op dien voor u onzekeren weg te gaan.

KUYPER.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juni 1887

De Heraut | 4 Pagina's

Lets over het Antinomianisme in de 17e eeuw.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 juni 1887

De Heraut | 4 Pagina's