GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbegin der 17de eeuw.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbegin der 17de eeuw.

4 minuten leestijd Arcering uitzetten

II.

In het begin van de 17de eeuw was Jan van Galen burgemeester van Oudewater. Toen een predikantsplaats vacant geworden was door den dood van den waardigen Stangerus, had Van Galen gaarne gezien, dat zijn zoon tweede predikant der gemeente geworden ware. Lydius, door aanhuwelijking een neef van Van Galen, zocht in den aanvang het daarheen te leiden, dat de jonge Van Galen beroepen werd. Doch Lydius zag van alle, streven in deze richting af, toen hij bemerkte, dat er stemmen uit de gemeente opgingen, die er tegen protesteerden, dat de vader het stadhuis en de zoon de kerk zou regeeren. De gemeente bracht zelfs tegen Lydius een klacht in op de vergadering der classis te Haastrecht, omdat hij te zeer ijverde voor het beroep van Van Galen, en het gevolg was, dat de classis Lydius beval, daarmede op te houden. Toch schijnt dat van dien tijd af burgemeester Van Galen een doodelijken haat tegen Lydius is gaan koesteren. Van achteren zal Lydius er zeer blijde om geweest zijn, dat hij Van Galen's beroep niet van den kerkeraad verkreeg, want te Schoonhoven openbaarde hij zich daarna als een predikant, die door zijn Remonstrantsche gevoelens de kerke Gods verwoestte.

Na eenige vergeefsche beroepen, werd eindelijk Levinus de Raedt tot herder en leeraar verkozen. Hij was o. a. door Hommius aanbevoleui

Levinus kwam tot de gemeente in het jaar 1608 over. In den beginne ging alles in de gemeente naar wensch. Levinus predikte rechtzinnig; toen de felle Remonstrant Poppius te Gouda beroepen was, gai hij zelfs aan Trigland daarover zijn bezorgdheid te kennen.

Wel waren er tusschen Lydius en Levinus de Raedt »haken en oogen". Het is zelfs gebleken, dat Levinus aan zijn collega, die zekerlijk het hart van het Gereformeerde volk meer heeft gehad dan hij, den voet zocht te lichten.

Lydius schrijft er zelf van: »Levinus, zoo haest hij tot Oudewater gekomen was, zocht Lydius te schoppen, om öf zijn zoon bij hem te krijgen, ofte om Van Galen te ghelieven, die zijn zone geern had gevordert; öf dat hij hoopte alsdan meerder gagie te bekomen, want hij dickmaels placht te zeggen, dat, so hij geweten hadde, dat hij niet tot meerder gagie dan 500 gulden zou gekomen hebben, dat hij noyt Oiidewater zou hebben willen aenschouwen, waardoor hij ook over al liep soecken in 't heymelijck eenigen kerckendienst."

Nu geschiedde het, dat op een Zaterdag Levinus by Lydius kwam, verzoekende, dat, wijl de gagie sober was, Lydius den volgenden dag den kerkeraad zou vragen, of hij voor G maanden legerdienst mocht verzoeken bij de E. M. H. Staten, dat Levinus dan den dienst alleen zou bezwaren en dat Lev. en Lydius tezamen zouden genieten, 't geen van den le-gerdienst zou komen. Daar Lydius weduwnaar was, nam hij dien voorslag aan. Doch toen de zaak voor den kerkeraad kwam wisten Levinus en Van Galen het aldus te leiden, dat de kerkeraad Lydius geheel ontsloeg, terwijl zij beloofden de kerk van Oudewater van een dienaar te voorzien, die zoo goed als Levinus wezen zou. Lydius werd binnengeroepen ; men kan zich voorstellen, hoe hij te moede was, toen zijne acte van ontslag werd voorgelezen en hij bemerkte hoe valschelijk zijn ambtgenoot met hem gehandeld had om hem van de baan te schuiven.

Doch Lydius protesteerde er toen niet tegen. Hij trok naar Friesland en Groningen, zoekende diensten; maar het beliefde God zijn dienst te Oudewater te gebruiken en zijn onschuld aan den dag te brengen, want eenige maanden daarna bemerkte de kerkeraad dat hij misleid was. Het gevolg was dat de acte van ontslag van Lydius verscheurd werd en dat in Peb. 1617 aan L. een getuigenis van leer en leven gegeven werd, niet alleen geteekend door den kerkeraad maar door 250 leden der gemeente. Het einde der zaak was dat Lydius weder predikant der gemeente werd.

{Wordt vervolgd.)

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 augustus 1888

De Heraut | 2 Pagina's

De doleerende kerk van Oudewater in ’tbegin der 17de eeuw.

Bekijk de hele uitgave van zondag 5 augustus 1888

De Heraut | 2 Pagina's