GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Is het kaarlspel den Christen geoorloofd?

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Is het kaarlspel den Christen geoorloofd?

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII {Slot)

Tot nu toe had Ds. Frein en zijn ambtgenoot Ley. dekker aan het gesprek der vrienden geen deel genomen > Zagen ze met genoegen, hoe het grootste gedeelte der voor-en tegenstanders met ernst het geoorloofde van het kaartspel behandelde, daar was voor hen geen reden zich in het gesprek te mengen. Zij werden er echter zelven door de vrienden in betrokken. Een hunner merkte op: Daar zijn er, waarde doniiné, die beweren, dat er vele godgeleerden van naam zijn, welke het kaartspel volstrekt niet voor ongeoorloofd houden. Zoo heb ik gehoord, dat dit met Jacobus, den koning van Engeland, alsmede de bekende Engelsche geleerden Perkinsius, Thomas Gatater, Johannes Regius, ja, zelfs Calvyn het geval is. Is dit zoo ? " »Zeker zijn er onder de godgeleerden, die het kaartspel niet streng veroordeelen', hernam Ds. Frein, »maar volgt nu hieruit, dat het kaartspel geoorloofd is ? Immers is de verlichting van Gods Geest omtrent alle bijzondere gevallen van conscientie in alle leeraren niet even groot. Bovendien zou men, op grond dat sommigen de leugens om bestwil, het dansen, het kermishouden, , het comedieloopen voorspreken, ook moeten besluiten, dat deze dingen geoorloofd waren, wat toch niemand onzer gelooft." »Maar zou het toch waar zijn, dat Perkins en Calvyn, die groote lichten in Gods kerk, het kaartspel toelaten ? " vroeg een ander van het gezelschap. »Ik geloof', antwoordde daarop Ds. Frein, »dat aan die twee heerlijke lichten van Gods kerk, welke gij daar noemt, groot onrecht aangedaan wordt, wanneer ze onder de voorvechters van de lot-of kaartspelers gerekend worden. Want, zooveel Calvijn aanbelangt, die is zooverre daar vandaan, dat hij iemand tot deze ijdelheden vrijheid zou geven, dat hij de »kaartebladen" uitdrukkelijk noemt, instrumenten of werktuigen van vele andere zonden, dewelke alleszins veel schade en zwarigheid veroorzaakt hebben"; ja, hij brengt in zekeren brief zoovele en zoo krachtige redenen bij, om een Christen daarvan af te raden, als iemand, 't Is waar, hij zegt ergens, »dat hij het kaartspelen niet geheel veroordeelt, " echter niet, omdat hij het in de conscientie goedkeurde, maar omdat hij het van zulk een exorbitantie niet achtte, dat het geraden was »in die omstandigheden des tijds" kerkelijk daartegen te procedeeren. Want dat was het, waarover hij door zijn vriend cf dengene, aan wien hij schreef, gevraagd was. Dat de godzalige Perkins, de beroemde schrijver der »Conscientiegevallen, '' het kaartspelen niet geheel veroordeelt, kan niet ontkend worden. Hij spreekt er zachter van, omdat hij niet kon inzien, dat het lot daarin eigenlijk plaats had. Nochtans prijst hij het niet aan als een goede en loflijke tijdkorting, maar raadt het zoo ernstig af, als een fontein van zeer veel kwaads, als het mogelijk is I..aat mij u iets voorlezen uit zijn werk, dat hier openligt: Het is veel beter en veiliger zich daarvan (d. i. van deze spelen) te onthouden; ze moeten, v/aar zij afgeschaft zijn, geenszins weer hersteld en in gebruik gebracht worden, omdat de dagelijksche ervaring leert, dat een geheele stroom van misbruiken, ongemakken, zwarigheden daardoor over het menschelijke leven gebracht worden. Want die dingen, die van weinig noodzakelijkheid zijn, als zij tot groote misbruiken getrokken worden, behoorde men ook daarom, omdat zij misbruikt worden, niet aan de hand te houden, maar liever af te schaffen, gelijk wij lezen, dat alzoo met de metalen slang van Hiskia gehandeld is (2 Kon. 18 : 4)." Deze woorden staan, dunkt mij, wel gelijk met eene veroordeeling." »Dat dimkt mij ook", hernam een der vrienden, »ik ben tenminste op dit punt tevreden, maar ik heb een andere zaak, nl. hoe moet nu een Christen zich gedragen, wanneer hij zich in een gezelschap bevindt, waar hij ziet kaartspelen? " »Hij moet, «antwoordde Ds. Frein, " zich door lief noch leed laten bewegen, om meê te spelen. Is er iemand van aanzien in het gezelschap, onder wien de Christen min of meer staat en die hem wil persen om meê te spelen, hij bidde God om standvastigheid, en plaatse tusschen zich en het spel een belofte, waarop hij zich beroepen kan. Heeft hü te doen met kaaitsp. lenden, die onder hem staan, laat hij hen ernstig van dat kwaad trachten af te brengen. Hij moet echter in d - zen heusch en vriendelijk zijn, en zorgen voor de klaarste en krachtigste redenen, waarmee hij zijn tegenstanders kan overtuigen. Helpt dit niet, dan moet hij öf door weggaan of op eeriige andere wijze, maar altijd zonder onsuiï mïgheid, zijn ongenoegen toonen. Is er geen geschikte gelegenheid, om te vertrekken, dan moet hij zich bij iemand andere van het gezelschap voegen en een stichtelijk gesprek met hem beginnen, opdat de spelers beschaamd worden en zien mogen, dat men in gezelschappen zijn tijd wel met iets anders dan met spelen kan verkorten. , Eindelijk moet hij zich bij den vriend, bij wien hij zoo gevaren is, schoon verzocht zijnde, niet wederom laten vinden dan onder belofte, dat men hem in 'zijn huis met kaartspelen niet weer zal bedroeven." »Mag ik nu nog een vraag doen? " vroeg een dergenen, die het meest zich geroerd had onder de voorstanders van het kaartspel. »Zeker, mijn vriend, " zeide Ds. Frein. »Welnu dan, dorainé, " sprak hij weer, »u heeft gehoord, dat ik het ongeoorloofde van het kaartspel nog niet kon inzien. Veel wat u en de andereni gezegd hebben, heeft mij getroffen, maar overtuigd ben ik nog niet; heefc u nu voor mij ook een raad, wat ik te doen heb? " »Jawel, " antwoordde Ds. Frein, »u zou ik raden klaarder overtuiging te zoeken bij hen, die kennis hiervan hebben. Voorts, onthoud u van het kaartspel; want al is het dan in zichzelf geen kwaad, zoo is het dengene wel kwaad, die het niet uit het geloof kan doen. En welk Cliristen kan dit doen ? Laten we over deze vraag nu niet meer spreken, maar er over gaan nadenken, want "t is al laat, dus tijd om uiteen te gaan. Gunt mij echter vóór wij scheiden Rom. 14 te lezen. De Heere leere het ons voorts te verstaan, wat Hijzelf door zijnen apostel gezegd beeft:

»En al wat gij doet met woorden of met werken, doet het alles in den naam des Heeren Jezus, dankende God en den Vader door Hem."

Een half uur later was het gansche gezelschap naar huis.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's

Is het kaarlspel den Christen geoorloofd?

Bekijk de hele uitgave van zondag 9 september 1888

De Heraut | 4 Pagina's