GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

Een twist in 1704.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

Een twist in 1704.

5 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII

Wij hebben de vorige maal de afgevaardigden der classis zien terugkeeren van Sluis, zonder dat zij ten volle het doel hunner zending hadden bereikt, vooral niet wat betreft de handelingen des magistraats en de onrechtzinnigheid van Ds. Van Leeuwen. Zij moesten echter, vóór zij verder gingen, hun zenders mededeelen wat zij gezien en gehoord hadden. Dit geschiedde in de vergadering der classis, in het begin van de maand Juli gehouden. Wel had de kerkeraad van Sluis hen willen bewegen de zaak van Van Leeuwen hem ter eerster mstantie over te laten, maar zij hadden geweigerd éenen tweemaal. De classis zelve was zeer tevreden over de handelingen harer gezondenen en besliste:

I. Dat de magistraat van Sluis op het recht der kerk inbreuk gemaakt had, en de gedeputeerden der classis bij hem en bij andere collegiën moeite moeten doen, om bovengenoemden inbreuk en onlust weg te nemen. Vooral moest dit gevraagd worden aan de afgevaardigden der Staten-Generaal, die jaarlijks in de maand Juli in Staats-Vlaanderen kwamen, om de rekening en verantwoording der burgerlijke besturen op te nemen en de vroedschap te veranderen.

2. Dat de opschorting van het traktement en transportgeld van Ds. Hattinga kosteloos moest worden afgedaan en dat geen predikant van Sluis of elders ooit weer zulks mocht ondergaan.

3. Dat de twee diakenen, die beboet en gegijzeld waren, schadeloos gesteld en losgelaten moesten worden, en den ^nagistraat door hooger gezag moest geboden worden, zoo in 'r vervolg niet meer te handelen.

4. Dat Ds. Y.an Leeuwen tegen 24 Juli zich moest verantwoorden voor de classis met bijvoeging zijner onder-• teekende verklaring, dat hij steeds bereid was van zijne leer rekenschap te geven.

Daar tusschen de leden des kerkeraads van Sluis de verzoening was gesloten (ook tusschen Ds. Hattinga en Ds. Van Leeuwen) kon het Avondmaal doorgaan.

Toen de kerkeraad van Sluis, bij monde zijner afgevaardigden, der classis vroeg de zaak van Van Leeuwen bij hem te laten, kreeg hij ten antwoord, dat de zaak niet meer de zaak was van eene kerk, maar van al de kerken in de classis Walcheren, omdat Ds. Van Leeuwen de gansche classes uitgedaagd had en hij nu, krachtens zijne onderteekening, aan de classis verantwoording schuldig was.

Den 24en Juli was de classis bijeen, maar wie daar was, niet Ds. Van Leeuwen en ook niet de kerkeraad van Sluis. Inplaats van dezen waren er drie brieven. Een van de Staten-üeneraal, bevelende, dat de kerkelijke handeling tegen Ds. Van Leeuwen moest stilstaan, want de magistraat en de kerkeraad van Sluis hadden bij de Hoog Mogenden geklaagd, dat de classis zich aan het recht der kerk van Sluis vergrepen had, en dit moest eerst onderzocht worden doof de afgevaardigden der Hoog IVfogenden naar Staats-Vlaanderen. De andere brief was van den kerkeraad van Sluis, bewerende, dat hem het recht toekwam, eerst de zaak van Van Leeuwen te onderzoeken, volgens de Synode van Embden van 1571 (Art. 33), de Synode van Dordt van 1578 (Art. 10, 18, 19, 99), de Synode van Middelburg van rs8i (Art. 64), de Synode van 's Gravenhage van 1586 (Art. 72), de provinciale Synode van Middelburg van 1591 (Art. 58 en 59) en de

Synode van Dordrecht van 1618 (Art. 79 en 80). De redenen, waarom de classis de zaak van Van Leeuwen aan zich wilde trekken, verwierp de kerkeraad. Immers had hij de classis alleen te hulp geroepen, om de verzoening in den kerkeraad te bewerken, wat gelukt was. Ook was de predikant in de eerste plaats verantwoording schuldig aan den kerkeraad. Bezwaarlijk vond ook deze, dat Ds. Rooijaards, bloedverwant van Ds. Hattinga, als voorzitter der classis in de zaak tegen Van Leeuwen had gefungeerd, temeer daar deze voorzitter gezegd had, dat «eenige hunnerieden door den magistraat heimelijk waren bestoken, om op den 26sten Juni een der diakenen bezig te houden in den gilde, om alzoo de meerderheid in den kerkeraad te hebben". Dat was onwaar.

Eindelijk was er nog een schrijven van Ds. Van Leeuwen, waarin hij mededeelde, dat hij in de vergadering had willen komen, maar door het besluit der Hoog Mogenden belet werd.

De classis begreep volkomen, dat zij hier met voorwendsels te doen had, waarachter de vrienden van Van Leeuwen dezen wilden verschuilen om hem te redden. Daarom sprak zij hare verontwaardiging uit over de handeling des kerkeraads, om haar verdacht te niaken bij de Staten-Generaal. De brieven Wejrdeü gesteld in han­ den der gecommitteerden, teneinde daarover met de afgevaardigden der Staten-Generaal te spreken.

Den 2osten Augustus had de conferentie der classis met de Staten-Generaal te Sluis plaats, en had dezen goeden uitslag, dat Ds. Hattinga zijn traktement en onkosten kreeg. Minder goed ging het met de quaestie van het recht der classis, om namelijk vrij en onverhinderd opzicht te houden over de particuliere kerken. De politieke heeren beweerden, dat zij in ieder aangevochten geval het rechtj hadden om te onderzoeken. Daarom moesten hun de stukken overgegeven worden. Toen hun die geweigerd werden, wilden zij niet verder in de quaestie van het recht der kerken hierboven genoemd ingaan.

Wat het geval van Van Leeuwen aanging, dat wilden de vertegenwoordigers der Staten-Generaal ook niet verder behandelen, indien zij geene inzage kregen in de stukken over deze materie. De afgevaardigden der classis hadden toen iets van de beschuldigingen, tegen Ds. Van Leeuwen ingebracht, den politieken heeren ter hand gesteld. Deze gaven daarop eene copie van de beschuldigingen aan Ds. Van Leeuwen, die daarop antwoordde, welk antwoord wel den kerkdijken heeren werd voorgelezen, maar niet in copie afgestaan, omdat het, huns inziens, geen zaak van leertucht was, maar van een geschil tusschen Ds. Van Leeuwen en Ds. Hattinga. Beiden werden toen ten stadhuize ontboden en zoodanig bepraat, dat Ds. Van Leeuwen beloofde in het vervolg wat voorzichtiger te zijn en Ds; Hattinga, zijnen ambtgenoot, de hand gaf, »latende (echter) de zaak van leer aan de classis"

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's

Een twist in 1704.

Bekijk de hele uitgave van zondag 16 juni 1889

De Heraut | 4 Pagina's