GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

VII.

HENDRIK VAK ZUTFEN.

»Ik moet Gode meer gehoorzaam zijn dan den menschen, " zeide Hendrik van Zutfen den heiligen apostel na. Daarom aarzelde hij niet den eerstvolgenden Zondag den kansel te beklimmen en van daar voor een groole schare het zuivere Evangelie Gods te prediken. Nog nimmer hadden zijne hoorders zulk eene waarheid gehoord, waarvan men meer begeerde te weten. Een tijdlang predikte Hendrik tweemaal daags. Veler oogen gingen open en zagen, dat zij misleid waren door de geestelijken en monniken. Nog meer, verscheidenen namen het Evangelie aan, werden bekeerd en dankten God, dat Hij hen zooveel weldeed. Ondertuschen rustten de monniken niet. De XLVHI werden gewaarschuwd, dat de ketter predikte, het volk verleidde, en Maria's eer bedreigde. Waren de regenten mannen geweest van beteekenis, zij zouden den aangeklaagde eerst hebben willen hooren. Nu stelde een hunner voor Hendrik van Zutfen en den pastor Boze te vermanen van hun pogingen af te laten. Maar dat denkbeeld werd verworpen. Die weg was te lang en moest den ketter sterken, want op brieven zou hij antwoorden en zich verdedigen, en wat zou daarvan het gevolg zijn?

Liever zagen zij een nachtelijken overval van de pastorie en hare bewoners georganiseerd. Een nachtelijken, «mdat zij heimelijk wilden handelen en Hendrik van Zutfen Verbranden, eer iemand van de gemeente goed wist wat er geschiedde. Uit alle omliggende dorpen werden de boeren opgeroepen, des avonds in de woning van Gunther, den vroeger reeds genoemden vijand der Hervorming, te komen. Vijfhonderd gaven aan de roepstem gehoor, zonder dat zij nog wisten, waartoe zij moesten verschijnen. Toen zij binnengekomen waren, vernanien zij het. Enkelen kregen berouw, maar de leiders hielden hen allen bij elkaêr en stortten hun moed in door hun volop bier te schenken . Half en heel dronken, lieten de boeren zich eindelijk voeren naar de woning des pastoors, waar Hendrik vertoefde.

't Was de nacht van den gden Dec. des jaars 1524, toen de vijanden van onzen martelaar met hunne handlangers in het dorp Meldorf kwamen. Het huis werd van alle zijden bezet door de boeren. Hendrik moest niet ontkomen. Daarop werd de aanval op de pastorie gedaan. Hare voordeur bezweek spoedig. De pastoor werd gegrepen, geslagen en gestooten onder den kreet: »Slaat dood, slaat dood!" Anderen riepen: »Laat hem los, met hem hebben wij niet te maken." Naar deze stem werd geluisterd. Doch nu moest onze prediker het misgelden. Naakt werd hij uit zijn bed gehaald, zijne handen bonden zij hem op den rug, terwijl zij hem sloegen, stootten en trokken. Daarna sleepten zij hem op straat. Toen dwongen zij hem, naakt en barrevoets door koude en ijs voort te gaan, eerst naar Hemmingstedt en daarna naar Heide. Hier wierpen zij hem voorloopig in den kelder van de woning eens pastoors. De dronken boeren hielden de wacht over den mishandelde, en beschimpten hem den ganschen nacht.

Ondertusschen gingen de geestelijke leiders naar den voogd, die namens den bisschop het halsrecht had in die streek, en boden hem geld aan, als hij over Hendrik van Zuffen het vonnis des doods kwam uitspreken; maar de man weigerde beslist. Een andere voogd was williger en ging met hen mede. Welk een tooneel hadden de teruggekeerden daar voor hunne oogen! De brooddronken troep, aangehitst door de achtergebleven monniken, hadden den martelaar aan hals, handen en voeten gebonden en naar het vuur, dat zij ontstoken hadden, geleid. »Verbrandt hem in het vuur, " riepen de ontzinde menschen, «daarmede zullen wij van God behoed worden en van de menschen eere verwerven. Want hoe langer deze leeft, des te meer verleidt hij. Wat baat lang beraad? " Daar trad de voogd vooruit en sprak: »Deze booswicht heeft gepredikt tegen de moeder Gods en het Christelijk geloof, om welker oorzaken ik hem ten vure veroordeele, uit naam van mijn genadigen heer, den bisschop van Bremen''. ïDat heb ik niet gedaan", riep Hendrik. Doch wie zou nog aan die ontkenning waarde hechten! Hendrik merkte dit. Daarom sloeg hij de oogen ten hemel en bad: »o Heere! uw wil geschiede! Heere I vergeef hun, want zij weten niet wat zij doen! Uw naam zij alleen geheiligd, hemelsche Vader!" Een monnik wilde hem de biecht afnemen. »Heb ik u dan leed gedaan? " vroeg Hendrik. »Neen", was 't wederwoord. »Wat zou ik u dan biechten of van u begeeren, dat gij mij vergeven zoudt? " Beschaamd trok de monnik zich terug. Terwijl de martelaar weder geslagen en gestooten werd, maakten anderen het vuur aan. Men verhaalt, dat het vuur tweemaal uitging. Dit werd aan tooveiij toegeschreven. Daarom sloeg men hem weer. Eindelijk bond men hem op een ladder en stak die naar boven door middel van een hellebaard. Het wapen gleed uit en drong door het lichaam van den martelaar. Doodelijk was hij getroffen en nog kon men hem niet sparen. Iemand sloeg hem zoolang op de borst, dat h^ stierf. Het lijk werd op een kolenvuur gelegd en zoo gebraden. Des anderen daags begroeven zij het, nadat zg er de handen en voeten van afgehouwen hadden en in het vuur geworpen.

CASTELLAJVUS.

Den i2en Januari 1524 stierf de martelaar Johantfes Castellanus (Oastelain of Chasielainj. Te Doornik had hij het levenslicht gezien. Ouder geworden had hij de priesterordening ontvangen en was monnik in de Augustijner orde geworden. Nadat de Heere hem de oogen geopend had voor de waarheid die daar in Gods Woord is, trok hij het zuidelijk deel van België en het noordelijke van Frankrijk door. Eindelijk kwam hij te Metz, dat toen, als nu, tot Duitschland hoorde. Met grooten ernst predikte hij daar vrijmoediglijk den Christus Gods. De vijanden staken de hoofden bij elkaêr en zwoeren zijn dood. In Metz durfde men hem geen kwaad doen uit vrees voor de groote schare die hem aanhing. En toen hij buiten de genoemde stad gevangengenomen was, wreekten de mannen van Metz deze daad op de dienaren van den kardinaal van Lotharingen, dien zij grepen en niet wilden loslaten. Op voorspraak echter van Rome's paus werden dezen eindelijk vrijgelaten. Maar Castellanus bleef gevangen en werd wreed behandeld. God hield hem echter staande, zoodat hij den Heere en zijne leer vrijmoediglijk beleed.

Eindelijk werd de martelaar den laen Januari voor een groote vergadering der priesters gebracht, en veroordeeld om van zijn priesterambt beroofd te worden. Toen dat geschied was, nam hem de wereldlijke macht over. Het martelvuur maakte een einde aan zijn aardsche leven.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 maart 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 23 maart 1890

De Heraut | 4 Pagina's