GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XVI.

JOOST JUSBEBGH.

Te Leuven (of Tervuren) leefde in het jaar 1544 een kleermaker, die onder zijne klanten ook de monniken van eene abdij, twee mijlen van genoemde stad, telde. Zijn naam was Joost Jusbergh of Jusberg (volgens sommigen Imberd of Herbert.) Nu en dan ging hij naar die abdij, om de kleederen te herstellen van hare bewoners. Dan sprak hij wel met dezen, en niet alleen over stoffelijke zaken, maar ook over geestelijke. Of er onder de monniken zijn geweest, die de waarheid wel mochten hooren, weten wij niet, wel dat hij bij zijne bezoeken aan het klooster zijn Nieuwe Testament niet vergat. Dit geschiedde ten minste ^niet, toen hij voor de laatste maal in de abdij kleederen ging verstellen.

Het gerucht der gesprekken in het klooster en elders, door onzen Joost gehouden, verspreidde zich, en de vijanden der waarheid vernamen al heel spoedig, dat hij Gods Woord las en voor dat Woord zich boog. Dit was gerioeg, om hun pogingen in het werk te doen stellen, om Jusberg in de gevangenis te brengen. Op zekeren dag wilden zij hun kans wagen. Aan zijn huis was hij niet, hij was naar het klooster. Spoedig gingen zij naar den landvoogd van Braband, hem biddende, Jusberg gevangen te nemen. Het bevel hiertoe werd Semakkelijk gegeven. Eenige schutters namen hem "> .. de abdij gevangen, terwijl hij aan zijn werk was. •BIJ zijne gevangenneming werden bij hem gevonden het Nieuwe Testament en eenige preken van Luther. Dat waren bewijsstukken genoeg van Jusberg's schuld. Daarom werd hij gebonden naar Brussel gevoerd, om daar voor zijne rechters te staan en zich te verantwoorden. Den dag na zijne komst in de genoemde stad kwamen twee Raadsheeren hein bezoeke.n. Bij die gelegenheid vroegen zij hem wat hij dacht over de Leuvensche ardkelen, d. w. z. over de pauselijke macht, het vagevuur, de mis, de aflaten enz. Jusberg antwoordde, dat hij geloofde, dat de gerechtigheid, de heiligheid en de verlossing der menschenkinderen uit loutere barmhartigheid geschiedt. Toen men hem vroeg, waarom hij zulke boeken bij zich droeg, als bij hem gevonden waren, daar zij kettersch waren, antwoordde hij weer, dat hij toch wel mocht lezen, wat tot zijne zaligheid noodig was en de bedoelde boeken hem dat leerden. De Heere versterkte kennelijk zijnen dienaar, ook toen zijne tegenstanders hem wilden dwingen, zijne geloofsgenooten en medeketters aan te wijzen. Immers weigerde hij dit beslist, bewerende, dat hij geen ketter was, daar hij niets anders geloofde, dan de leer van den Zone Gods alsmede, dat hij niemand voor kettersch hield, dan die de zuivere leer vervolgden.

Op dit laatste woord vatten de vijanden vuur. Zij dreigden hem zoo te mishandelen als zij nog nooit met iemand gedaan hadden, wanneer hij zijne geestverwanten met noemde. »Welnu", gaf Jusberg ten bescheid, »dan zal ik u iets zeggen, toen ik gevangen genomen werd had ik een aantal monniken om mij. Wilt ge die gevangen nemen, dat moet gij weten."

Daar de rechters zagen, dat zij met hem niet vorderden, ueien zij hem 9 weken lang, op een hooge, afgesloten tomer gevangen zetten en verboden elk gesprek. raopenae, dat hij nu wat williger zou geworden zijn, Drachten zijae vijanden hem vervolgens naar L^euven. iJaar moest hij zijne geloofsgenooten noemen. Jusberg wilde echter ditmaal ook niet Niet weinig verbitterd door dezen tegenstand, liet de landvoogd den vrijmoedigen belijder naar Brussel terugleiden en voor de rechtbank stellen. De raadsheeren, die hem bezocht hadden, lazen de acte van beschuldiging voor, bevattende Jusberg's door hen opgeteekende belijdenis. Toen werd hem gevraagd, of hij deze belijdenis voor der zijne erkende. Hij had er geen bezwaar tegen. De rechtbank eischte hierop de herroeping van deze confessie, omdat zij kettersch en tegen de heilige moeder de Roomsche kerk was. »Maar indien gij daarbij volhardt", zeide zij, »zal men u levend verbranden en anderen tot een afschrikkend voorbeeld op een ongehoorde wijze pijnigen." Zonder hiervan te schrikken, hernam onze Joost: »Met mijn weten zou ik niet gaarne een slecht gevoelen aanhangen; maar heb ik, op menschelijke wijze, ergens in gedwaald, dan verlang ik, dat men mij op grond der Heilige Schrift terecht brenge." De rechters wilden niet met hem redetwisten, zeiden zij, maar gaven hem nog eenen dag bedenktijd, 't Was Vrijdag de 5e Januari. Jusberg stond weer voor zijne rechters. »Zijt gij in dezen nacht van gevoelen veranderd, wilt gij herroepen'', vroeg men hem. Maar de belgder antwoordde: »Ik ben bereid uit de Heilige Schrift van u te leeren; ook ben ik bereid mijne artikelen met de Heilige Schrift te verdedigen. Wilt gij mij niet onderwijzen, noch aanhooren, maar met mij, tegen recht en met geweld, handelen, bedenkt, dat gij Gode daarvan rekenschap geven moet. Wat mij aangaat, ik zal met Gods hulpe de eeuwige waarheid Gods voor de menschen niet verloochenen.'' Deze woorden troffen de rechters niet. In redetwist wilden ze niet met hem komen, zeiden zij weer, daartoe zouden zij hem liever na etenstijd twee of drie geleerden zenden.

Daarop volgde het vonnis. De ketter moest tot asch verbrand worden, zoo klonk de veroordeeling. Joost, dit vernemende, viel op zijne knieën en dankte God en zijne rechters, dat zij hem door dit vonnis van alle jammeren van het vergankelijke leven wilden verlossen.

Des middags kwamen twee geleerde geestelijken bij Jusberg, een Theologisch dokter en een bedelmonnik. Den ganschen tijd bleven zij bij hem. Eerst beweerden zij gezonden te zijn om hem te troosten, dan drongen zij bij hem op herroeping aan. Daardoor zou hij zijne ziel redden-Joost verzocht hen, hem alleen te laten. Of, indien zij toch iets voor hem wilden doen, bad hij hen, den rechter te verzoeken, hem te doen onthoofden, in plaats van verbranden. De monniken beloofden dit en hielden hunne belofte, zich even verwijderende. Toen keerden zij terug en weken haast niet van hem, totdat hij zijn kerker verliet. Dit geschiedde den derden dag. 't Was een Maandag. Des Zondags te voren beproefden de genoemde geestelijken nog het uiterste, .om Jusberg tot herroeping te bewegen. Hij moest biechten. »Ik heb aan God mijne zonden gebiecht, " hernam hij, »vertrouwende, dat mij door Jezus Christus mijne zonden vergeven zijn". Van Zondag op Maandagnacht gaf men aan de andere gevangen belijders des Heeren vrijheid om Joost te spreken en afscheid van hem te nemen. Hij voelde zich zwak, tengevolge ook van de kwellingen, hem aangedaan. Zijne medebelijders om hem ziende, sprak hij hen aan, hen mededeelende hoe gewillig hij zich den Heere offerde en opwekkende getrouw te zijn. Tegen den morgen had het roerend afscheid plaats.

Des morgens vroeg kwamen de schutters, de beul en de rechter, die hem veroordeeld had. Zij verzochten hem om vergeving. »Wat mij aangaat", zeide toen Joost, 5> wil ik u gaarne vergeven; maar zie toe, dat gij het in het gezicht van God verantwoorden kunt." Daarop werd hij naar de markt gevoerd. De landvoogdes der Nederlanden had toegestaan, dat hij met het zwaard gedood werd. Het vonnis werd den yen Januari voltrokken. „Vele goede lieden werden daarover zeer bedroefd, omdat zij zagen, dat men iemand om het leven gebracht had, die nergens over gesproken had, dan over God en het Evangelie."

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 1 juni 1890

De Heraut | 4 Pagina's