GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXVIII.

Alt!KAUD DBERIOX.

In de dagen der Hervorming was geheel Oost-Friesland een herberg voor onze vaderen, die om der waarheid wil huis en land moesten verlaten, wilden zij niet vallen onder de beulshanden van de vijanden der waarheid Gods. Onder die uitgewekenen heeft ook AmaudDiericx behoord, een landbouwer uit West-Vlaanderen, die »uit zijn vaderland (vertrok), ten einde Gods Woord in de gemeente des Heeren te hooren en daarnaar te leven." In Oost-Friesland gekomen, zocht hij de geloovigen op en toonde zich »eenigen tijd zeer vlijtig en naarstig, om den wil van God te leeren verstaan door de prediking des Evangelies". Hij kon echter zijn vaderlandsche vrienden niet vergeten. Meermalen bekroop hem zelfs de lust, om naar West-Vlaanderen te gaan. En als die lust opkwam gaf hij er aan toe. Tot nu toe waren deze gevaarlijke tochten goed afgeloopen, maar in 1557 werd hij betrapt, toen hij reeds op zijne terugreis was. Onderweg had hij namelijk zijn intrek genomen in een logement te Moniiikereede, niet ver van Brugge, waar kort daarna eenige gerechtsdienaren, die eenen roover van kerkelijke sieraden zochten, aankwamen. Nauwelijks zagen zij Diericx, of zij hielden hem voor den kerkdief, dien zij zochten en namen hem gevangen. Uit het pak brieven, dien onzen martelaar bij zich had, zagen de gerechtsdienaren wel, dat hij niet de bedoelde persoon was. Toch lieten zij hem niet los, Want de brieven waren van sommige broeders uit Vlaan­ deren, aan de broeders van Embden geschreven en deden vermoeden dat hij een ketter was. Zij begonnen hem te ondervragen, maar Diericx verzocht tot den volgenden dag uitstel, hun beloovende alles mede te zullen deelen, wat zij vragen zouden. Dien nacht bracht hij in den gebede door, God smeekende hem den Heihgen Geest te willen geven, opdat hij een oprecht belijder der waarheid zou kunnen zijn. In de gevangenis van Brugge overgebracht, kreeg hij spoedig bezoek van vier monniken, die hem naar zijn geloof vroegen, waarop hij besliste en schriftuurlijke antwoorden'gaf. Zijn rechters begrepen niet, hoe een een« voudige landbouwer zoo goed met de Schrift bekend kon zijn.

Vaak kwamen de geestelijken terug, om onzen Arnoud te bewegen afstand te doen van zijne zoogenaamde ketterij. Doch hij bleef volharden, opkomende voor de eere van den Christus, onzen eenigen Middelaar, voorspreker en Voorbidder bij den Vader. Toen de rechters dit merkten, veroordeelden zij hem om levend verbrand te worden. Op dezelfde plaats waar hij gevangen genomen was, stierf hij den 22sten Maart 1557 den Marteldood.

CABOLVS RE6IVS.

Carolus Regius, of zooals zijn naam in het HoUandsch luidt (in die dagen waren geleerden, priesters enz. gewoon hun naam in het Latijn te vertalen) Karel de Koninck was, voordat hij met de waarheid Gods bekend werd, een Karmeliester monnik te Vlaanderen. Maar nadat hem de oogen opengegaan waren voor het licht van Gods Woord, zeide hij het monnikenleven vaarwel en volgde de gemeente van Christus naar Engeland, waar hij zijn tijd doorbracht met het vertalen van boeken. Van zijne hand is o. a.: »Eene verschrikkelijke historie van Franciscus Spira, " waarin ons verhaald wordt de ontroerende geschiedenis van dezen belijder des Heeren, die tot afval kwam en sinds twijfelde aan zijn genadestaat, zoodat hij vastelijk geloofde de zonde tegen den Heiligen Geest gedaan te hebben.

Regius bleef niet lang in Engeland. De vervolging van Maria de bloedige dreef hem den lande uit naar Embden. Daar kwam de begeerte bij hem op, de verstrooide gemeenten in Braband en Vlaanderen te bezoeken. In 1556 verliet gij Embden, met een voorgevoel, dat de tijd zijner ontbinding kort aanstaande*, was. Eerst kwam hij te Groningen en toefde daar ten huize van den godzaligen dokter Hieronimus, wien hij zijn voorgevoel mededeelde. Toen de dokter hem afried in de Roomsche streken te reizen, antwoordde hij : »Deze reis moet ik nog doen, en dan niet meer." Eerst kwam hij te Antwerpen, waar hij in de gemeente des Heeren het Woord Gods bediende. Ernstig klonk er zijn woord, want ten gevolge der vervolging was veler liefde verkoeld en veler hart van de waarheid afgetrokken. Hij drong dus bij de broeders aan »Christus toch ongeveinsd te dienen." Van Antwerpen kwam hij te Brugge, waar ook eene gemeente onder het kruis was, die hare samenkomsten hield in eene woning in de Ezelsstraat. Hier bediende Regius ook het Woord des Heeren, en bij hem kwamen »die den Heere liefhadden en hongerig waren naar de gerechtigheid Gods, door zijn Woord te smaken." De geestelijkheid echter, door list vernomen hebbende, waar de samenkomsten gehouden werden, heeft op hem doen loeren en eindelijk laten gevangen nemen, toen hij het huis in de Ezelsstraat verliet. Nauwelijks had zijn broeder, die te Gent woonde, van deze gevangenneming gehoord, of hij ging met twee Karmelieter monniken hem bezoeken, in de hoop hem te kunnen verlossen, indien hij maar het monnikskleed, dat hij vroeger gedragen had, weer wilde aannemen. Hij vroeg er zijn broeder om, maar deze antwoordde, dat »hij door Christus tot vrijheid was geroepen en daarom geen slaaf der menschen mocht worden." Liet zijn broeder sints blijkbaar van hem af, iiiet alzoo de monniken en priesters, die vele en lange twist­ gesprekken wilden houden. Doch Regius weigerde met hen te spreken, tenzij in tegenwoordigheid der overheid. Dit had zijn rede. De magistraat toch van Brugge, die tuk was op de privilegiën zijner stad, was de hervorming niet ongenegen. Dat bleek ook bij de verhooren van Regius, want »de overheid en raad bemerkten zeer goed, dat hij (Regius) een onoverwinnelijk fundament in de Schrift bezat en eenigen waren in hun geweten overtuigd, dat hij de waarheid voorstond. Zelfs was er een zekere heer N., tot den magistraat waarschijnlijk behoorende, die, ziende de wijsheid en kennis van Regius, hem beloofde te zullen helpen, indien hij niet hardnekkig wilde blijven, ja ook verlof aan den paus te vragen om het monnikenleven te kunnen vaarwel zeggen, indien hem dit zoozeer tegenstond en boven alles, dat hij hem eênen rijken post zou beschikken en hem verzorgen. Maar Regius antwoordde: „Mijnheer ik dank u voor uwe goede gunst. Rijkdom baat echter niet voor de rust der conscientie, die de waarheid verloochend heeft. Daarom is het mij beter voor de waarheid des Heeren in den dood te gaan dan de waarheid te verloochenen.

Doch hoe fier Brugge's regeering mocht zijn in de verdediging van de rechten der stad, tegen de geestelijkheid dorst zij niet in te gaan. Daarom werd Regius om verbrand te worden door den wereldlijken rechter veroordeeld, nadat hij door den bisschop en de geestelijken van het priesterschap ontzet was. Toen hij aan den paal gebonden was, hief hij de oogen naar den hemel en riep den Heere aan. Terwijl het hout ontvlamde verdroeg hij de pijn zoo lijdzaam, dat ieder er zich over verwonderde en ontsliep aldus in den Heere.

Sommigen hebben gemeend, dat onze Regius de vader is geweest van Jacobus Regius, die te Gent en te Londen predikant is geweest, ofschoon dit niet waarschijnlijk is.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren

Bekijk de hele uitgave van zondag 2 november 1890

De Heraut | 4 Pagina's