GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXII.

ADRIiAlK DU SCHILDER.

„Want Ik ben gekomen o'js. den mensch tweedrachtig te maken tegen zijnen vader en de dochter tegen hare oedei-en de schoondochter tegen hare schoonmoeder." e waarheid van dit woord deS Heeren heeft Adriaan, met den bijnaam van den schilder, ondervonden. Zijn eigen vader och heeft hem verraden, waarop hij gevangen genomen en ater gedood is. Adriaan leefde te Antwerpen in een tijd, oen daar in het openbaar het Woord - Gods werd gepredikt en velen toegedaan werden tot de belijdenis der aarheid. Dit verdroot de voorstanders van het pausdom eer en wie zal dit vreemd vinden. Zij deden echter neer dan klagen en het hoofd schudden over de regeeing der stad, die in hunne oogen de hervorming niet ngezind was. Zij vervoegden zich bij het koninklijk hof n deden daar him beklag over de Antwerpensche overeid, die huns inziens nalatig was »om de ongeloovigen om te brengen". De marktgraaf van Antwerpen, Jan van mmerseele ried de overheid aan een bevel tegen de ettersche samenkomsten te doen uitgaan. Hierdoor zou en de zoogenaamde ketters leeren kennen. Ofschoon de egeering met dit middel niet ingenomen was, pastte de arkgraaf het toch toe. Doch vruchteloos. Want het olk leeft even ijverig als te voren, om het Woord Gods te hooren.

Toen werd een prijs op verschillende Christenen gesteld, op de predikanten 300 karolusgulden, op de anderen vijftig. Ja hij wilde bloed zien. Daarom verlangde hij dat degenen, die in de gevangenis waren, zouden ter dood gebracht worden, wat waarlijk gebeurd zou zijn indien de raad der stad niet meermalen tusschen beide getreden en met geweld belet had de executie der gevangenen om der waarheid wil. De markgraaf ging toen zijn eigen prosi zoeken. Hiertoe behoorde ook onze Adriaan de Schilder. Waarom? Omdat hij »de nieuwe leer" aanhing. Hoe was dit uitgekomen? Adiiaan was gehuwd en had een kind gekregen, dat hij niet door de priesters, maar in de Christelijke gemeente, door eenen predikant liet doopen. Nauwelijks vernam zijn vader dit, of hij schold zijn zoon uit en maakte daarbij zulk een misbaar, dat het gerucht van het gebeurde alom doordrong. Toen nam hij zijn kleinkind en bracht het bij de priesters, die het nogmaals doopten. Kort daarop werd onze Schilder gevangen genomen. Een ander gevangene van den Markgraaf in die dagen was Hendrik Bockhal, een kleedermaker. Geroepen tot ouderling in de kruisgemeente, kweet hij zich in de kracht des Heeren ijverig van zijn ambt. De kleine kudde onderwees hij getrouw in de grondwaarheden der Schrift, wat hij te nauwgezetter deed, omdat er verwarde en twistgierige geesten waren opgestaan, die de gemeente trachtten om te leiden. Dit laatste kon niet verborgen blijven voor de vijanden der waarheid. Het duurde dan ook niet lang, of hij werd gegrepen en in den kerker gebracht. Daar werd hij zeer hard gepijnigd, om de namen zijner geloofsgenooten uit zijnen mond te bejagen. Dit echter te vergeefs, omdat de Heere hem met lijdzaamheid en geduld bekleedde.

Door de priesters en monniken er toe gedrongen, droeg de Markgraaf zijnen onderbeambte op de gevangenen voor de rechtbank te brengen en daar te onderzoeken of zij des doods schuldig waren. Doch deze was daartoe niet te bewegen. Ook de leden van den raad wilden liever niet oordeelen over mannen, van wie zij wisten, dat zij niets kwaads gedaan hadden, behalve dat zij Gods Woord boven menschen woord gesteld hadden. Een dienen indruk had op hen gemaakt wat kort te voren geschied was in hun midden.

Een hunner ambtgenooten had het doodvonnis uitgesproken over eenige voorstanders der hervorming en was toen door zoo grooten schrik bevangen, dat hij naar Huis gebracht moest worden, waar hij kort daarop stierf onder aanhoudend! klachten en wanhoopskreten: »Ik heb onschuldig bloed veroordeeld." Doch hoezeer deze gebeiurtenis hen getroffen had, de vrees voor het koninklijke hof, dat hen van ketterij kon verdenken, onderdrukte elk beter gevoel, zoodat zij ten slotte toch zitting namen in de rechtbank en zoowel over Adriaan den Schilder als over Hendrik Bockhalt het doodvonnis uitspraken, omdat zij vrijmoedig belijdenis deden van hun geloof in Christus Jezus en zijn Woord. Toen Bockhalt zijne sententie hoorde, dankte hij zijne rechters zeggende: »Dit is de tijd, waarnaar wij reeds verlangd hebben. Wij lijden zulk eenen dood gaarne om Gods Woord en de waarheid; maar u, mijne heeren, zal dit het zwaarste vallen. God moge het u vergeven! Onwillig keerden de rechters zich van hunnen vermaner af, maar Adriaan bad hen zich niet te verharden, want God zal wraak nemen over het bloed van zijne uitverkorenen, dat gij zoo jammerlijk vergiet.”

Den volgenden avond kwamen hunne broeders, die even dierbaar geloof hadden als zö, hen bezoeken en vertroosten bij den laatsten raaaltijd, dien zij samen op aarde hielden.

Den anderen dag zou het vonnis aan de martelaren voltrokken worden voor het stadhuis. Reeds vroeg in den morgen was eene groote menigte belangstellenden en nieuwsgierigen op de markt bijeen, wachtende op de dingen, die geschieden zouden. Daar gingen de kerkekeuren open en traden Adriaan de Schilder en Hendrir ockhalt te voorschijn. Onbevreesd gingen zij vooruit naar de strafplaats, onderweg aan iedereen betuigende, dat zij niet als misdadigers, ketters of oproermakers stierven, maar alleen om de getuigenis des Evangelies van Jezus Christus. De dienaren des Markgraafs, deze'betuigingen hoerende, maakten zooveel geraas, dat zij daarmee de stemmen der martelaren onhoorbaar maakten.

Toen zij op de strafplaats door den scherprechter aan den worgpaal werden gebonden, ontstond er onder het volk een paniek: »Staat dood, slaat dood", schreeuwden de menschen. Een verwarring ontstond. De schare verdrong zich en verscheidenen raakten van de b eenen en werden ve: treden. De scherprechter vluchtte. De Markgraaf, van alle kanten door het volk ingesloten, sidderde, de soldaten beefden, Nadat dit eenigen tijd geduurd had, kwamen de meesten weer tot bezinning. Bij onderzoek bleek, dat de oorzaak der verwarring moest gezocht worden bij eenen dief, die iemand bestolen had.

Toen de beweging een weinig bedaard was, keerde de knecht des scherprechters naar de strafplaats terug en verworgde de martelaren, die reeds gerulmen tijd aan den paal gebonden gestaan hadden onder aanroeping van den Naam des Heeren. Daarna werd het hout aangestoken en verbrandden de lijken van Christus' dienaren, wien de genade gegeven was tot het einde te volharden. Dit geschiedde den igden Januari 1559.

DE GAAY FORTMAN.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 28 december 1890

De Heraut | 4 Pagina's