GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

8 minuten leestijd Arcering uitzetten

XXXIV.

CIlRlSTIlAar fiE aiEKERE, Mr. JAKOB ölElSSilT en JANXERE SILOMES.

Van verscheidene martelaren, door ons reeds besproken, hebben wij gezien, dat zij de Nederlanden om der vervolging wille verlieten en elders in den vreemde een herberg zochten. Naast Oost-Friesland bood Engeland, ten minste onder de regeering van Eduard VI, een veilig toevluchtsoord. Onder de vrijwillige ballingen naar Engeland hebben wij ook te noemen Christiaan de Quekere, Jakob Dieussait en Janneke Salomes, alle drie uit de OTdelijke Nederlanden. Dieussait uit Nieuwkerk en Salomes uit Steenwijk gebortig. Nadat zij eenigen tijd te Londen vertoefd hadden, begaven zij zich, ter wille hunner zaken, naar hun geboortegrond. Het was in het laatst van Juni, dat zij te Nieuwpoort aankwamen. Aangezien het nog slechts even middag was, toen zij daar kwamen, besloten zij hunne reis voorttezetten naar Honscote. Niet ver van Veurne bleef Christiaan de Quekere, die ongesteld geworden was, achter. Hij kwam dus later dan zijne reisgezellen te Veurne aan. Niet ver van het gerecht, bij het zuidergasthuis, ontmoette bij den eersten schout met eenige keurheeren, die hem, met zijn pakje boeken op den rug, verdacht hielden. Zij gingen op hem aan en vroegen hem: Van waar zijt gij; van waar komt gij ? enz, , vragen waarop hij hen bescheiden antwoordde. Doch, ziende dat zij dronken waren, kon hij zijne bestraffingen niet terughouden. Dit wekte den toorn der bestraften op, waarom zij zijn pakje hem afnamen, om te onderzoeken, wat daar in was. Zij vonden kettersche boeken en lieten hem terstond gevangen nemen en naar den kerker brengen. Sommigen der omstanders deelden hun echter mede, dat hij nog reisgezellen had, die hem vooruit waren. Terstond zond de hoofdschout zijne dienaren den weg naar Honscote op, om Dieussait en Janneke te grijpen. Daar dezen beperkten, dat zij Vervolgd werden, verscholen zij zich buiten in hét veld) zoodat de politie hen te vergeefs zocht. Ondertusschen was de nacht aangebroken en verscholen zich de gerechtsdienaren in den herberg. Omstreeks drie uren in den morgen waagden de vervolgden uit hun schuilhoek te komen en Hepen zij den herberg langs, meenende daar ongemerkt te kunnen voorbijgaan. In Gods raad - was echter anders besloten. Een der bedienaren van den schout was juist dien tijd wakker geworden door het geschreeuv/ der schippers, die elkander wekten, om hun reis voort te zetten. Hij zette zich aan het raam en zag toen Jakob en Janneke. Terstond liep hij hen in woede na en nam ze, niet ver van den herberg, gevangen. Gebonden bracht hij hen in Veurne en in denzelfden kerker, waarin Christiaan zich reeds bevond. Bij de ondervragingen, die zij ondergingen, vertroostten zij elkander, wat de woede der gerechtsdienaren nog meer opwekte. Daarom werden zij gescheiden en in afzonderlijke cellen geplaatst.

Den 3den Juli onderging Jakob Dieussait het eerste onderzoek der Roomsche priesters. Eerst werd hem gevraagd: Waarom hebt gij u van de Roomsche kerk afgescheiden? '' waarop de martelaar antwoordde, dat zij de gemeente des Heeren niet was, wat hij, op der priesters verzoek, bewees uil het gemis van de ware verkondiging des Woords, het behoorlijk bedienen der Sacramenten en de toepassing der Christelijke tucht in het Pausdom. Uit dit antwoord ontspon zich een gesprek over de mensche lijke inzettingen der Roomsche kerk, zooals bedevaarten, missen, aanroepen der heiligen enz. Natuurlijk beweerden de priesters, dat de Roomsche kerk niet in de genoemde werken alleen hare zaligheid zocht, maar ook en het eerst in den Christus. »Ofschoon wij Ook zeggen, " zeiden zij, »dat zij zullen zalig zijn, die Christus hebben gespijzigd als Hij hongerig, gelaafd als Hij dorstig, gekleed als Hij naakt was" enz. De uitvaarten voor de dooden bewezen zij uit het tweede boek der Makkabeën, hoofdst. 12 en het vagevuur uit Fill. 2 : 10 (onder de aarde = het vagevuur) en Matth. 12:32 (volgens dezen tekst werd er, huns inziens, ook zonde vergeven in de toekomende wereld, d. i. in het vagevuur).

Voorts liep het gesprek over den Doop, zooals die in de Roomsche kerk bediend en, volgens Dieussait, door menschelijke instellingen haast onkenbaar gemaakt werd, en over de tucht, die zij meenden niet te kunnen houden, ten minste niet zooals de Heere die bevolen had. Het tweede gesprek op den 4den Juli, liep voornamelijk over het Avondmaal en de mis, het onderwerp, waarover de martelaren steeds werden ondervraagd. Wel brachten de geestelijken nog andere artikelen der geloofsbelijdenis in bespreking, wel trachtten zij op de oude bekende gronden de 5 sacramenten der Roomsche kerk, bij het Avondmaal en den Doop gevoegd, te handhaven, maar de hoofdzaak was de mis en de wezensverandering daarbij. Tegenover de Roomsche voorstelling, dat brood en wijn na de consecratie in het lichaam en bloed des Heeren veranderd werden, verklaarde onze martelaar: »Ook belijd ik nog, dat ik in het Avondmaal van onzen Heere niet alleen brood en wijn ontvang, maar ook de ware gemeenschap van het lichaam van Christus, zooals Paulus leert; zooals ik ook zeker ben, dat, gelijk het lichaam met'brood gespijzigd wordt, ook alzoo mijn geest gespijzigd wordt door het geloof met het lichaam van Christus.''. Den i4den Augustus werd het derde onderzoek geleid door den bekenden inquisiteur of geloofsrechter Petrus Titelman. Janneke Salomes, tweemalen ondervraagd naar het Avondmaal en hare belijdenis daaromtrent, verantwoordde zich voortreffelijk en vrijmoedig. Toen Mr. Dieussait voor hem werd gebracht, trachtte Titelman hem te bewegen tot herroepen, opdat hij hem zou kunnen redden »Gij zijt nog een schoon, jong en sterk mensèh", laat mij u van de nieuwe leer aftrekken, 't Is geen nieuwe leer, hernam Dieussait. Ja, wel, voerde Titelman hem tegen. Immers voor Luther is zij niet bekend geweest. l3e martelaar noemde daarop de namen van Wicklef en Hus, beweerde, dat dezelfde leer, die Luther beleed, door alle tijden heen door de geloovigen beleden was, zij was de leer van Christus en de Apostelen, die in die dagen niet alleen Luther, maar ook Calvijn, Zwingli, a Lasco aanhingen. Titelman kwam toen op de vervolgingen en trachtte de zijne te vergoelijken door te beweren, dat de Protestanten in Engeland de Roomsche geestelijken ook in de gevangenis wierpen. Dit loochende Mr. Dieussait en te recht.

Het gesprek met Christiaan de Quekere ging ook over het' Avondmaal, en zijn bazuin gaf geen onzeker geluid. Weer werden de gevangenen bij elkaar opgesloten maar toen bleek dat zij elkaar steeds troostten en versterkten, werden zij weer gescheiden. Evenzeer werden de bezoeken van vrienden en belangstellenden verboden omdat zij niet alleen de martelaren spijs brachten, maar ook. naar hunne vermaningen luisterdeni

Doch hoeveel goeds onze gevangenen genoten, zij hadden ook zware aanvechtingen te verduren. Zelfs rieden sommigen hen aan, toe te geven aan de eischen der geestelijken. »Zelven schreven zij aan hunne broeders en zusters over de groote vrees die zij naar het vleesch voor den dood hadden, en baden ernstig in al hunne brieven, om in alle gemeenten voortdurend voor hen te bidden.

Toen de gemeente te Londen het lot harer broeders en zuster vernamen, stelden zij pogingen in het werk om hen te bevrijden. Zij brachten de zaak zelve bij den bisschop van Londen (den Protestantschen nl.) en deze overleidde met den aartsbisschop van Canterbury en anderen-Het gevolg der beraadslagingen was een schrijven door beide geestelijken en anderen geteekend, waarin zij de mvrijheidstelling vroegen van Dieussait, de Quekere en Janneke Salomes. Op deze menschen was niets aan te merken. Zij waren belijders der waarheid naar Gods Woord en hoorden niet te Veurne thuis maar te Londen.

»Wij", zoo eindigden zij hun schrijven, »aan wie de koninklijke majesteit alle gezag en macht in zake den godsdienst verleend heeft, hebben tot nog toe niemand der uwen, noch eenigen vreemdeling, eenige moeite aangedaan, in zooverre zich niemand oproerig gedroeg. Maar indien men hen, die aan ons opzicht bevolen worden en leden onzer gemeente zijn (Dieussait en zijne gezellen), in andere landen zoo behandelt zijn wij ook, ofschoon ongaarne verplicht andere natiën met dezelfde maat te meten." De brief maakte indruk op de heeren van Veurne. Zij namen raad bij den koninklijken Raad te Brussel. Deze was wel wat verlegen met de zaak, maar beval toch ten laatste met het proces voort te gaan. Het vonnis werd toen spoedig geveld. Alle drie werden veroordeeld om geworgd en verbrand te worden, waarna hunne lijken op het galgenveld zouden worden opgehangen. De martelaren aanvaardden hun vonnis, maar beriepen zich op den hemelschen Rechter, aan wien hunne aardsche rechters verantwoording zouden doen. Uit vreeze voor het volk werd met het vonnis gedraald, nog beproefden de rechters en geestelijken door onware voorstellingen de drie martelaren tot afval te brengen, maar niets mocht door 's Heeren genade baten. Eindelijk werd het vonnis uitgevoerd. De martelaren zongen den ijoen Psalm en stierven blijmoedig, eerst Christiaan de Quekere, toen Janneke, eindelijk Dieussart, nadat zij hunne zielen Gode aanbevolen en voor hunne vijanden gebeden hadden.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 18 januari 1891

De Heraut | 4 Pagina's