GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De Martelaren

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De Martelaren

7 minuten leestijd Arcering uitzetten

XLVII.

CHRISTOPHORUS FABRITIÜS.

Van de Roonsche geestelijkheid in ons vaderland zijn er niet velen geweest, die de beginselen der reformatie hebben gevolgd. En die dit gedaan hebben, zijn voor een groot deel de kloosterlingen geweest, zooals Hendrik van Zutphen, Petrus Dathehus enz. Ook Christophorus Fabritius, wiens martelaarschap we nu gaan verhalen, was een monnik in het Karmeliter klooster van zijne geboortestad Brugge, toen de Heere hem de oogen opende voor de waarheid der Heilige Schriften. Hij verliet daarop het klooster en oefende zich een tijd lang in de ware religie bij de predikanten van Vlaanderen en deed eenigepredikatiën. Was zijn vroeger leven zondig geweest, daar hij de begeerlijkheid des vleesches had nagejaagd, na zijne verandering leed hij een ingetogen leven aan de zijde zijner echte vrouw. Met ijver diende hij sints in het Evangelie; ondanks de beschuldigingen zijner vijanden, ging hij voort te getuigen tegen het Pausdom. Ofschoon de vervolging hevig woedde en het zelfs niet veilig was een Psalm te zingen, was onze Fabritius, die eigenlijk Smidt heette, den geloovigen tot buitengewonen troost. Eindelijk week hij, op aandringen zijner bevreesde vrouw, uit West-Vlaanderen. Eenigen tijd woonde hij te Sandweer, waar hij een handwerk uitoefende. Maar de geloovigen in Antwerpen lieten hem niet met rust In het begin van 1564 werd hij door de kerk van laatstgenoemde plaats hierheen geroepen. Hij was een der ijverigste predikanten van Antwerpen. Een half jaar had hij zijn werk vervuld, toen hij verraden werd door eene vrouw, met name lange Margriet, eene mutsenverkoapster. Zij deed zich voor, als verlangde zij nader onderricht omtrent de Gereformeerde religie: Fabritius gaf haar die gaarne, ja haalde zelfs zijnen vriend Olivier de Bock, hoogleeraar aan de universiteit van Heidelberg, die te dien tijde voor zaken in Antwerpen was, ook er toe over met hem Margriet te bezoeken. Ofschoon het onzen Fabritius niet ontbrak aan vermaningen tot voorzichtigheid, liet hij zich door de schijnbare heilbegeerigheid der geveinsde vrouw verschalken. Den 2den Juli 1564 waren Fabritius en Bock met Margriet samen op eene plaats, die zij te voren aan den marktgraaf verraden had. Daar werden zij overvallen, gevangen genomen en naar den kerker gebracht. Bock werd door de bemiddeling van den Paltzgraaf, tot wien hij zich gewend had om zijne tusschenkomst, uit de banden verlost, ofschoon niet dan nadat hij veel had moeten lijden, doch Fabritius onderging den marteldood. Daags nadat hij gevangen genomen was, werd hij op de pijnbank gelegd en ondervraagd naar zijn ambt, huwelijk, mededienaars en gelegenheid der geheime vergaderingen. Niemand wilde hij bezwaren, maar zijn eigen geloof beleed hij even vrijmoedig als den inhoud zijner prediking. Met de geestelijken had hij eenen zeer zwaren strijd, daar zij nu eens met vriendelijke woorden dan weer met harde taal hem trachten te verleiden. Niet gering was de moeite, die de Karmelieter-monniken aanwendden, om hunnen ouden ordebroeder over te halen tot hen terug te keeren Ook vrijdendenkers, zegt men, dat hem bezocht hebben. En het schijnt wel, dat hun taal hem min of meer aan het wankelen gebracht heeft voor eenigen tijd. 't Gerucht werd verspreid, dat Christoffel zijn geloof verlaten had en verlangd weder bij het klooster te worden opgenomen. Zelfs werden er een jaar na zijnen dood brieven op zijnen naam uitgegeven, waarin hij zou bekend hebben: Nu weet ik, wat en hoedanig is der ketters synagoge of vergadering. Maar indien mij eenige hope des levens wordt gegeven door uwe smeeking en vaderlijke zorge, zoo zult gij mij bevinden een naarstig beschermer der kerk van Christus". De schrijver van de «historie en geschie­ denis van de verraderlijke gevangenis der vrome en godzalige mannen Christophorus Fabritius, dienaar des goddelgken woords binnen Antwerpen en Olivirus Bockius, professor der I.atijnsche taal in de hooge en vermaarde school van Heidelberg, waarvan de eene tot een ziekelijke en fllendige verlossing gekomen is (Bockius) en de andere wreedelijk vermoord en ten vure opgeofferd, " met name Georges Wybo, predikant te Antwerpen van 1560—1565, bestrijdt dit gerucht als lasterlijk. Hij zegt: Monniken en Jezuïeten verspreidden een gerucht onder het volk, dat (Fabritius) zijn geloof verloochend had en verlangde naar zijn klooster terug te keeren om met de kap den godsdienst, dien hij verlaten had, weer terug te nemen. Dat gerucht verspreidde zich binnen weinige dagen in steden en dorpen en hierdoor werd een groote ergernis gegeven aan de kerk van Christus; maar vooral werd Fabritius hart hierdoor zeer bedroefd en verontwaardigd.

Op de brieven der broeders schreef hij dat het leugens waren. Uit de echte processtukken blijkt ook niets van eene afzwering van Fabritius. Wel wijzen uitdrukkingen als déze, dat hij altijd goeden raad wilde volgen, (de geestelijken hadden hem toen geraden naar goeden raad te luisteren en niet op zichzelven te steunen^ en dat hij een karmeliet wenschte, ten einde met hem te spreken en dat zoo zijn vader geleefd had, hij niet zoo vroeg in het klooster zou zijn gegaan, op oogenblikken van zwakheid.

Maar de Heere heeft zijnen dienstknecht staande gehouden, zoodat hij door de rechters ten vure werd verwezen. Kort voor zijnen dood schreef hij nog verscheidene brieven aan vrienden en vreeraden zelfs aan lange Margriet, die hem verraden had, haar dat vergevende en vermanende tot boete. Des nachts voor zijn sterfdag vergaderde het volk in grooten getale voor den Steen of kerker, meenende dat men hem in donker zou ombrengen. Ook brachten zij hier den ganschen nacht door met 't zingen van Psalmen en geestelijke liederen tot den morgen. Den volgenden dag, den 4en October, ter doodgevoerd wordende, zag Fabritius het volk van alle kanten toe­ schieten in groote beroering. Hierdoor bevreesd geworden voor oproer bad de martelaar: »Mijne lieve broeders dat zich niemand opdoe om mij te verlossen. Laat de Heere zijn werk in mij volbrengen." Sommigen vermaande hij te blijven bij de leer, dat hij hun gepredikt had. Toen hierop enkelen hem toeriepen: »Strijd vromelijk, waarde broeder, want dit is uwc ure" beval de marktgraaf: sVangt soldaten, smijt, slaat dood " Met moeite kwam de stoet, die Fabritius leidde, op de markt. Deze wilde toen bij den houtstapel bidden, maar men drong hem naar den paal, waar de beul hem met eenen ijzeren keten aanhechtte. Tegelijk belette hij hem het bidden en spreken doorhem een strop om den hals te werpen. Daar begonnen de omstanders Psalmen te zingen (o. a. Ps. 130). »Zwijgt'' riepen de hellebardiers, maar het volk begon met steenen naar beul en dienaars en hellebardiers ja naar den marktgraaf te werpen, waarop dezen de vlucht namen. Wel had de laatstgenoemde eerst nog de hulp der burgers ingeroepen, maar toen die niet geboden werd, ging ook hij haastig weg. Het volk was meester van den toestand. Eenigen sprongen in het perk om den predikant te ontzetten, rukten de mutsaards weg en trokken den keten los. Dan, het was te laat. Want de beul had, eer hij zich weg maakte, hem met eenen ijzeren hamer het hoofd ingeslagen en van achteren met een ponjaard doorstoken.-Dus liet men het vuur, dat al ontstoken was, branden; en zag er den man, schoon hij zoo doodelijk gekwetst was, nog lang in leven, zijn hoofd verroeren, zijn mond en lippen en handen open en toe doen, totdat hij eindelijk, in het vuur vallende, den geest gaf. Echter bleef daar het afgemarteld en schrikkelijk mismaakt lijkt, na het uitblusschen van het vuur, wel acht uur liggen tot een deerlijk schouwspel van vriend en vijand. Dan ten laatste werd het aan eenen grooten steen gebonden en in de Schelde verzonken. Zoodanig was het einde van Christoffel Fabritius in het 37e jaar zijns ouderdoms.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1891

De Heraut | 4 Pagina's

De Martelaren

Bekijk de hele uitgave van zondag 17 mei 1891

De Heraut | 4 Pagina's