GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

E Voto Yordraceno.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

E Voto Yordraceno.

12 minuten leestijd Arcering uitzetten

De iateekening op E VOTO DOR-DRACENO (de volledige toelichting op den Heidelbergschen Catechismus) door Dr. A. KUYPER, als premie voor de abonnenten van de Heraut, blijft opengesteld op de voorwaarden vermeld in het No. van 14 Juni j.l. en herhaald Jn de volgende nummers.

ledere inteekenaar heeft het rechteen of twee exemplaren tot den halven handelsprijs, dus voor / 12 per exemplaar, te bestellen. Het eerste deel wordt D. V. in Augustus 1892 aan de inteekenaren verzonden.

De Administrateur

J. A. WORMSER.

Amsterdam, Juli 1891,

straks weergekeerd zich verheven achtten boven, neen ontzonken waren aan het geloof van hun vader, het gebed hunner moeder. Wie zal de tranen tellen, die vergoten werden om kinderen, die zoo aan het ouderhart werden ontscheurd ?

Van oppervlakkigheid geeft blijk, wie niet verstaat hoe deze verscheurde huisgezinnen nadeelig hebben gewerkt op-ons volk. De vreugd der ouders werd geknakt; het karakter der jonge mannen bedorven. Een diepe klove in levensovertuiging is gegraven tusschen dat deel des volks dat aan de Rijksuniversiteiten studeerde, en het ander groote deel dat daarbuiten stond. Van die klove was natuurlijk gevolg het verschil in kennis en graad van ontwikkeUng.

Doordien de Universiteiten schier geheel in den dienst van het rationalisme werden gesteld en dezelfde geest ook de overige instellingen van hooger ontwikkeling beheerschte, zijn nu voor bijna alle betrekkingen van meer gewicht schier geen mannen beschikbaar, dan die vijandig staan gekant tegen het grootste deel des volks.

Over de vrijheid op onze erve kan soms zoo hoog gejubeld! Maar moeite kest het daarmee in te stemmen, wanneer men van nabij heeft leeren kennen den druk waaronder op tal van plaat-sen onze burgerij zucht, door liberale burgemeesters, notarissen etc.

Luide heeft men geroepen over den dwang, vroeger op ons Staatsieven geoefend door het bestaan eener Staatskerk en de verplichting om tot die kerk te behooren, wilde men benoembaar zijn voor eenige landsbetrekking. Hoeveel hooger stond dan niet deze eeuw, die daarmee brak.

Ook hier staan schijn en wezen lijnrecht tegenover elkaar. Immers, hoe staat het met de Staatskerk inderdaad? De Gereformeerde kerk heeft zeker weinig winste geoogst van haar bevoorrechte positie. Maar toch lag in dien ouden band tusschen Staat en Keik voor dien tijd óók een gezond beginsel, in zoover daarmede waarborg werd gegeven, dat de Staatsmacht zich niet tegen het volksleven keeren maar zich daarbij aansluiten zou. Thans is die band verbroken. En wij wenschen hem niet opnieuw te leggen. Maar men bedriegt zich, als men meent dat de afschaffing der Staatskerk een der grootste verschilpunten is tusschen toen en nu.

Het onderscheid is veeleer dat we van Staatskerk zijn veranderd. Dat buiten alle wettelijke bepalingen om, een religion civile heerscht, die tegen het leven der natie ingaat. Het is die Staatsgodsdienst, welke door de lagere school onder den naam van »Christendom boven geloofsverdeeldheid" wordt ingegoten. Die Staatskerk mist een geschreven belijdenis en toch zijn hare formulieren scherp genoeg belijnd, om niet licht een tegenstander door de mazen van het net te laten glippen.

Vroeger als Staatskerk een kerk, die ten nauwste met het ontstaan van het gemeenebest saamhing en wier beteekenis veel meer schijn was dan wezen.

Nu als Staatskerk een willekeurige formatie ; niet aan het volk ontleend, maar opgelegd; waaraan strenger de hand wordt gehouden dan vroeger ooit.

De eenzijdige inrichting van het openbaar onderwijs maakt temeer gelgkstelling van het bijzonder onderwijs met het openbare tot eisch der vrijheid.

Groen kwam voor die vrijheid op, toen in 1852 het Staats-examen tot toelating aan de academie werd afgeschaft, maar in 1853 hersteld, voor wie niet een Staats-gymnasium had bezocht. Ook in dien maatregel zag hij de uiting der vrijzinnigheidstheorie die alles aan de zoo genaamde volkseenheid ten offer brengen wil.

Een onderdrukking te grooter naarmate de natie meer gedeeld ligt. Vaak heeft men de gesplitstheid van ons volk ten opzichte van de religie als argument aangenomen voor de ééne openbare school. Juist omgekeerd past zulk een school alleen bij een natie die dezelfde kleur toont. Een waarheid te eenvoudig, dan dat zij breed betoog behoeft.

En zoo wordt ook op het gebied van het Hooger Onderwijs de toestand telkens minder houdbaar. Het Gereformeerd en Roomschgezinde deel der bevolking zoekt aan onze Universiteiten zijn mannen tevergeefs. Zal men op Italiës voorbeeld straks aan het socialisme catheders afstaan, of zullen alle vooruitstrevenden onder de liberalen op den duur geweerd blijven?

Van alle kanten stuit men bij de bestaande regeling op bezwaren. Het is onbillijk, dat de wetenschap, ook in haar meest verderfelijke richting, gesteund wordt door het geld der burgerij en het aanzien van den Staat. En even onbillijk dat de benoemingen van den Staat beperkt zijn tot een enkele groep.

Verandering kan niet uitblijven.

De overwinning in den strijd voor de Lagere school gestreden, geeft goede hope in dit opzicht.

Voor elf jaar scheen de oprichting eener Vrije Universiteit een ongerijmde zaak, hoewel in België reeds twee Vrije naast evenveel openbare Universiteiten bestonden.

Misschien zal men zich eenmaal verwonderen, dat een stelsel, als waaronder wij nu zuchten, zoo lang stand kon houden.

Om het verband aan te toonen, waarin de Hoogescholen moeten staan tot het leven der natie, wees ik op een indeeling van de drie Rijksuniversiteiten naar de drie hoofdrichtingen van ons volk. Eenerzijds zou, bleef de bestaande verhouding van het openbaar tot het bijzonder onderwijs voortduren, dergelijke oplossing wellicht nog de meest aannemelijke zijn.

De tijd, om elke Universiteit met onderling verschillend personeel te bezetten, schijnt voorbij te zijn. Aan de openbare Universiteiten toont men, evenals aan de Vrije Universiteit, prijs te stellen op een opleiding in één geest.

Toch bestaan er tegen een verdeeling der drie Rijksuniversiteiten naar de drie voornaamste geestesrichtingen groote bezwaren. Reeds de wettelijke formuleering zou moeilijk gaan. Maar bovenal schrikte ervaring, die wij van dit systeem hebben opgedaan met de Theologische faculteit, die voor de Herv. kerk dienen zou en haar feitelijk heeft verwoest.

Wellicht zou in menig opzicht voorkeur verdienen het stellen van de Vrije Universiteit onder zekere bedingen op één lijn met de openbare Universiteiten; het toekennen van dezelfde rechtsgevolgen aan de graden door de Vrije Universiteit verleend als nu aan die der openbare Universiteiten verbonden zijn. Het eischen van bekrachtiging van elke benoeming door de Overheid zou aan den eenen kant licht te veel recht geven, aan den anderen kant aldra in de practijk een doode letter worden.

Beter ware wellicht het eischen van een zekere uitgebreidheid door de insteriing bereikt, met een minimum van het aantal professoren.

Echter zijn ook andere oplossingen mogelijk, gelijk het buitenland, met name Duitschland en België, toonen. De examina voor alle leerlingen of althans een deel der examina kan worden afgenomen door een jury, geheel of ten deele uit hoogleeraren van de verschillende inrichtingen saamgesteld. Dit is het Belgische systeem, dat ook hier te lande bestaat voor het Middelbaar Onderwijs, krachtens Art. 55 van de wet van 2 Mei 1863 Stbl. No. 50 en voor het examen der Indische ambtenaars. Door den heer Van Nispen van Sevenaer werd den 4 April 1876 met anderen in dien zin een voorstel gedaan, om naast de faculteiten ook Staatscommissiën voor de examina te hebben.

En eindelijk is het mogelijk alle dusgenaamde effectus civilis te laten vervallen en de beteekenis der verleende graden tot een bloot wetenschappelijke te maken. Dit is thans reeds de toestand geworden van de geneeskundige faculteit krachtens de wet van i Juni 1865 Stbl. No. 59. Het stelsel wordt teruggevonden in Duitschland, waar het hoofdgewicht ligt niet in de Academische maar in de Staatsexamens. Spreker wijst er op dat Thorbecke, die meer onder Duitschen invloed stond, blijkens een rede den 18 Maart 1865 in de Tweede Kamer gehouden, naar dat systeem wel ooren had en de heer Moens wees er nog in 1876 op, dat in 1865 reeds de bedoeling was voor alle faculteiten tot Staatsexamens te komen. Bij de regeling van 1876 liet men dat voor de overige faculteiten achterwege.

Wat de maatschappelijke beroepen betreft, blijft dan nog tweeërlei weg open.

De Staat kan zich geheel, onthouden en aan de maatschappij overlaten in hoeverre zij de bekwaamheid van den geneeskundige vertrouwt.

Of wel de Staat kan de uitoefening der geneeskunde, gelijk ten onzent geschiedt, binden aan een Staatsexamen, dat den titel van arts verleent.

Voor advocaten kon soortgelijke regeling gemaakt, gelijk die reeds bestaat voor de di plomaten en commiezen van Staat. Ongetwijfeld zijn ook tegen deze regeling — het afnemen van een afzonderlijk Staats-examen — bezwaren in te brengen; maar toch scheen het spreker toe, dat voor haar omdat zij én in het buitenland bestaat én deels ook reeds bij ons gevonden wordt, het lichtst de tegenstander kan gewonnen worden, al is zeker de vrees niet denkbeeldig, dat zijn tegenstand niet gemakkelijk zal te 'overwinnen zijn, waar verandering het Gereformeerde element ten goede zou komen.

Hoe het zij, varus modis bene fit. Het doel kan langs meer dan één weg verkregen worden. Het doel zelf blijve ons intusschen voor oogen staan. De toestand van het heden kan niet bestendigd.

De wetenschap is vrijl Laat dan ophouden dat de Staat voor een groot deel de richting der wetenschap bepaalt. Het Staats absolutisme moet teruggedrongen en het geldt hier een zijner meest drukkende vormen. De tijd der onmondigheid is voorbij. Laat de Overheid de maatschappij steunen; haar waarborgen verstrekken voor de bekwaamheid van wie haar in een wetenschappelijk beroep wil dienen.

Ik zal het niet wraken.

Doch dan zij het ook waarlijk een hulp verkenen aan de maatschappij en niet het dwingen van het volk, dat het zijn zonen afsta om bewerkt te worden naar het inzicht eener kleine doch oppermachtige groep.

Elk onderscheid van standen mag volgens de hedendaagsche wijsheid niet worden geduld. Wie aan de algemeene verbroedering geen deel wil nemen, hoort in onzen tijd niet thuis.

Welnu, hier geldt het 't wegnemen van een scherpe afscheiding ; hier is een breede klove te dempen; hier is behoefte aan meer verbroedering; hier js een sociaal belang van het grootste gewicht. I i

I Deze rede, met onvermoeide geestkracht en , bezielend enthousiasme uitgesproken, werd met belangstelling gevolgd en lokte menigmaal een daverend applaus uit.

Nadat de Voorzitter den spreker gedankt had voor zijn doorwrocht inleidingswoord, stelde hij de gelegenheid tot debat open. Ook nu schitterden onze tegenstanders door afwezigheid. Prof. Kuyper, die »met genot" den referent gehoord had, deed hem nog drie vragen, waarop hij echter ditmaal, bij zoo tropische hitte, geen antwoord vroeg, maar gaarne wachten wilde tot een volgende Jaarvergadering:

1°. hoe de Overheid ? .org moet dragen voor de rechten der minderheid, waar de Overheid althans gebonden is aan de medewerking der beide Kamers ?

2°. of de liberalist van zijn standpunt uit geen zaak van barmhartigheid doet door den geest der natie te willen veranderen; in zijn oog zijn de Roomschen en Gereformeerden toch menschen wier hoofd niet in orde is; die daarom in een dwangbuis moeten opgesloten worden en niet eer als vrije vogels mogen uitvliegen, voor zij «rationalistische pluimage" hebben gekregen. Oordeelen wij niet tot op zekere hoogte in gelijken zin, zoo al niet over het hoofd, dan toch ®ver het hart onzer tegenstanders?

3°. is tegen een Staatsexamen voor allen niet dit bezwaar dat in zulk een Commissie licht enkel tegenstanders zouden benoemd worden, waardoor eenerzijds zwakke jongelui den huik naar den wind zouden gaan hangen; anderzijds de examinatoren als onwetenschappelijk zouden afwijzen, wie niet in hun gareel liep ?

Ook de heer Heemskerk wilde tegen het gesprokene geen oppositie voeren. Alleen merkt hij op, dat volgens het door den referent gestelde de Staatsuniversiteiten allen in handen der rationalistische wetenschap zouden blijven. En wat zou een geloovige regeering dan moeten doen, die de hoogleeraren aan deze hoogescholen had te benoemen ? Hij achtte het daarom nog gewenschter, zij het vooralsnog een onbereikbaar ideaal, om deze koers uit te sturen: in hoeverre kunnen de Universiteiten geheel losgemaakt van den Staat?

Prof. Fabius, wiens kracht van longorgaan door Prof. Kuyper onderschat bleek, verklaarde zich bereid reeds nu een antwoord te geven. Wat de eerste vraag betreft, herinnerde hij dat hij gesproken had van de gevestigde rechten der minderheid; wilde de meerderheid in de Kamers deze aantasten, dan kon de Kroon altijd met haar veto tusschen beide komen. Wel kan de meerderheid' dan de Kroon willen dwingen door alle begrootingen te verwerpen, maar in dit recht der Kamers om alle begrootingen te mogen verwerpen dient zoo spoedig' mogelijk verandering gebracht. Op de tweede vraag antwooide hij, dal overal waar liefde is voor het beginsel, drang zal wezen om den tegenstander tebekeeren.De vraag is alleen maar of men daartoe de Staatsmacht mag gebruiken. Gesteld" langs dien weg kon dit doel bereikt worden — ik zou aarzelen. Maar een overtuiging kan niet gewekt door Overheids dwang, die wel uitwendig alles met één vernis kan bestrijken, maar in den grond de tegenstander juist daardoor te meer zal'prikkelen.Wat eindelijk de bezwaren betreft aan een Staatsexamen verbonden, de spreker miskende deze niet. Op zich zelf ware het wenschelijker, dat de Vrije Universiteit dezelfde rechten kreeg als de andere — maar onder de gegeven omstandigheden scheen een Staatsexamen de gemakke­ ­lijkste te bereiken oplossing. Met hetgeen de heer Heemskerk beoogde was de spreker het volkomen eens. Alleen dat is het eindpunt op den weg, waarvan het eerste station is: gelijkstelling van de Vrije Universitet met de overige en reeds dit eerste station zal onder een lioeraal ministerie; gelijk ons wacht, moeilijk genoeg te bereiken zijn. Hij hoopte dat H.H. Directeuren, om niet altijd »professoren" te laten optreden, een volgend jaar den man, dien Ridderkerk niet goed genoeg meer achtte voor de Tweede Kamer, zal opdragen een referaat te houden over de vraag, door hem zelf hier te berde gebracht.

Nadat de Voorzitter het Locaal Comité den dank van allen had gebracht voor zijn uitnemende zorgen, werd de openbare meeting gesloten.

Gelijk gewoonlijk volgde een maaltijd, ditmaal in de prachtige restauratiezaal der Diergaarde. Het aantal aanzittenden was grooter dan ooit. Menig woord vol bezielende geestdrift, vol warme sympathie, vol gulle scherts werd daar nog gesproken. En toen men straks bij het scheiden elkaar de hand drukte, voelde men weer diep hoe zulke dagen de vlam van het beginsel hooger doen flikkeren, de broederbanden versterken, maar bovenal dank in het hart storten aan God, die zulke uitnemende mannen aan zijn volk in Nederland schonk!

DR. H. H. K.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juli 1891

De Heraut | 4 Pagina's

E Voto Yordraceno.

Bekijk de hele uitgave van zondag 12 juli 1891

De Heraut | 4 Pagina's