GeheugenvandeVU cookies

Voor optimale prestaties van de website gebruiken wij cookies. Overeenstemmig met de EU GDPR kunt u kiezen welke cookies u wilt toestaan.

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies

Noodzakelijke en wettelijk toegestane cookies zijn verplicht om de basisfunctionaliteit van GeheugenvandeVU te kunnen gebruiken.

Optionele cookies

Onderstaande cookies zijn optioneel, maar verbeteren uw ervaring van GeheugenvandeVU.

Bekijk het origineel

De martelaren.

Bekijk het origineel

+ Meer informatie

De martelaren.

6 minuten leestijd Arcering uitzetten

CXXXII.

CH4RLES FAVRE.

Charles Favre moge van het vijftal Lyonsche martelaren de minste in kennis en geleerdheid geweest zijn, in zuiverheid van belijdenis en standvastigheid deed hij voor geen hunner onder.

Als de anderen leverde hij aan de rechters zijne confessie over, waarin hij duidelijk en zonder omwegen verklaarde, wat hij geloofde omtrent de Heilige Schrift in tegenstelling met de menschelijke overleveringen, over de aanroeping der heiligen, de beelden, het vagevuur, de kerk, de sleutelen des hemelrijks, de sacramenten.

Zoowel aan hem als aan zijne medebroeders hebben Calvijn en Viret, Beza en BuUiger, Farel en anderen brieven van vertroosting en onderwijzing geschreven.

Calvijn schrijft, dat hij langen tijd geaarzeld had om hun te schrijven, uit vrees, dat zijn brieven den vijanden in handen zouden vallen en dienst doen, om hen te bezwaren voor den rechter. Die vrees had hij echter overwonnen, om hen moed in te spreken, indien mocht blijken, dat alle pogingen om hen te redden, te vergeefs waren, en zij zouden moeten sterven. Tegelijk beantwoordde hij eenige vragen omtrent enkele punten, waarover de martelaren hem onderricht hadden gevraagd. Dit zelfde deed ook Viret.

Gaan wij nu na wat den martelaren is wedervaren, nadat zij door de geestelijke rechtbank van Lyon als ketters veroordeeld en aan den aardschen rechter overgegeven waren, om met hen te doen naar recht. Wij weten, dat zij van het geslagen vonnis in hooger beroep gekomen waren bij het parlement van Parijs-Hunne vijanden wilden hun dat evenwel liever niet geven, ofschoon zij het ook niet durfden weigeren.

Terwijl over hen beraadslaagd werd door hunne rechters oefenden zich de gevangenen, die toen bij elkaar opgesloten waren in gebeden en vertroostten elkaar. Kort voor huni dood toen zij zich hadden voorbereid om met een zesden medegenoot met name Loys Corbe|§ (die echter op voorspraak van de regcering van Bern en door bemoeing van zekeren Jean Leyner, eenen burger van St. Gal, losgelaten was) het Avondmaal te houden, kregen zij bericht, dat zij alle zes dadelijk naar Rouaan zouden gebracht worden. Nauwelijks waren zij daar, of de daareven genoemde Zwitsersche koopman, 'Jean Leyner, die op het hooren van de gei^angenneming der zes martelaren, zich voorgenomen had om niets te sparen, ten einde ze te redden, haastte zich naar Rouaan. Toen hij zag, dat men tegen hen in het verborgen wilde procedeeren, beproefde hij alle middelen, om dat te verhoeden. Ook vroeg hij de Heeren van Bern, tot witr rechtsgebied Lausanne behoorde, bij koning Hendrik III stappen te doen om de gevangenen, die, zooals wij weten leerlingen van de school van Lausanne waren, terug te krijgen.

De rechters stoorden zich echter hier niet aan. Den martelaren werd aangezegd dat het arrest van het Parlement van Parijs den laatsten Februari 1553 te Rouaan gekomen was, waaruit bleek, dat hun appèl hun ontzegd was en het vonnis der eerste rechtbank bevestigd. Bernard Segvin beweerde, dat zij scholieren waren van de Heeren van Bern. Hun werd tegemoet gevoerd, dat zij Franschen waren. Toch waren de geestelijken niet zeer gerust over de gevolgen van de tusschenkomst der Bernsche regcering bij den koning. Zij wilden dus de uitvoering van het vonnis verhaasten. Zij lieten ook reeds aanstalten hiertoe maken. Daar kwam echter een heraut van het Bernsche gouvernement, welke verschijning op de meerderheid der rechters zulk een indruk maakte, dat zij besloot, met overhaasting te werk te gaan, te meer, omdat het gerucht liep, dat de koning niet ongenegen was, om den wensch van Bern's regeering te voldoen.

Terwijl dit voorviel bleven de martelaren aanhouden in bidden en roepen tot den Heere. Daarom vreesden zij hunne vijanden, die hen schrik wilden aanjagen, niet. Ook bleef de onvermoeide Leyner hunne belangen behartigen. Onder anderen diende hij, in gemeenschap met andere Zwitsersche kooplieden een door hen allen gesteund protest tegen de behandeling der martelaren bij den schout in. Hadde het dus van menschen afgehangen, de gevangenen waren vrijgelaten. Nu echter wilde God het anders, want Hij zou zich verheerlijken in den dood dezer getrouwe getuigen van Jezus Christus.

Het was den lóden Mei van het jaar 1553. Omstreeks negen uur werden de 5 vrienden van Lyon, nadat hun hun doodvonnis was voorgelezen volgens hetwelk zij naar de plaats des Ferreaux gebracht, en er levend verbrand zouden worden, gevoerd naar een plek, waar de misdadigers gewoon waren hunnen straftijd af te wachten. Tot 2 uur bleven zij er, terwijl zij baden en zongen. Op genoemd uur deden de beulen hen, gekleed in aschgrauwe kleederen en met touwen gebonden, naar de strafplaats uitgeleide.

Toen zij op een wagen gezeten waren, hieven zij Psalm 9 aan. Wel werden zij verhinderd dat lied tot het einde toe te zingen, doch zij hielden niet op God te loven en te prijzen en de schare, die hen begeleide verscheidene Schriftuurplaatsen uit te leggen. O. a. toeh zij over de Groenmarkt gingen sprak een der vijf het volk aldus toe: „De God des vredes, die den grooten Herder der schapen door het bloed des eeuwigen Testaments, uit de dooden heeft wedergebracht, namelijk onzen Heere Jezus Christus, die volmake u in alle goede werken, opdat gij zijnen wil moogt doen."

Voorts zeiden zij de Artikelen des geloofs, ieder op zijn beurt een artikel, op. Toen zij kwamen aan de woorden: »Ontvangen van den Heiligen Geest, geboren uit de maagd Maria", spraken zij zoo luide, dat al het volk hen kon hooren. Dit deden zij om de bewering hunner vijanden te loochenstraffen, die deze heerlijke waarheid verwierpen.

De gerechtsdienaren, die hen dreigden, dat zij zwijgen zouden vroegen zij, of zij hen wilde beletten hunnen God te prijzen.

Aan de strafplaats gekomen, beklommen eerst de beide jongsten de houtmijt, daarna de beide anderen, welke allen door den beul van hunne kleederen beroofd en aan den paal gebonden werden. Het laatste klom Martialis Alba het hout, waarop hij geruimen tijd knielde en den Heere bad. Toen vroeg hij of hij zijne broeders ten afscheid mocht kussen. Dit werd hem toegestaan. Daarop naderde hij ieder hunner, groette en kuste hen, zeggende »Adieu mijn broeder." De vier anderen bogen ook voor elkaar en wenschten elkaar vaarwel. Toen werd ook Martialis Alba vastgebonden. Alle vijf waren nu te zamen met eenen ketting vastgemaakt. Als de beul van den rechter het bevelr ontving, om de martelaren zoo spoedig mogelijk te dooden, bond hij ieder hunner een strik om den hals, welke hij alle aan een ander dik touw, dat over een schijf liep hechtte, om ze als met een ruk te kunnen worgen.

Het gelaat der martelaren werd bestreken met vet; om hen heen lag zwavel en stroo. De vlam ging op. De beul zou aan de 'strikken trekken, doch deze waren door het vuur reeds verzengd. Zij werden dus werkelijk levend verbrand. De laatste woorden, die men uit de vlammen hoorde, waren: »Goeden moed, broeders! goeden moed." Tsen stierven zij.

Deze tekst is geautomatiseerd gemaakt en kan nog fouten bevatten. Digibron werkt voortdurend aan correctie. Klik voor het origineel door naar de pdf. Voor opmerkingen, vragen, informatie: contact.

Op Digibron -en alle daarin opgenomen content- is het databankrecht van toepassing. Gebruiksvoorwaarden. Data protection law applies to Digibron and the content of this database. Terms of use.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's

De martelaren.

Bekijk de hele uitgave van zondag 3 september 1893

De Heraut | 4 Pagina's